Voorbij het uitlenen. De openbare bibliotheek als kennisplatform

Posted by Frank Huysmans on 20 maart 2015 | Reactie

Een kwalitatief hoogstaande en breed samengestelde collectie van papieren boeken én digitale bronnen, ondergebracht in een lokaal georiënteerde fysieke vestiging en een landelijke digitale bibliotheek, die content ordent en ontsluit. In deze vorm kan de bibliotheek in 2020 een belangrijke functie in de maatschappij vervullen.

Bron: www.boekman.nl

Bron: www.boekman.nl

‘Hebben we nog openbare bibliotheken nodig?’ Dat deze vraag wordt gesteld in tijden van digitalisering van informatie en media, van e-boeken, informatie-uitwisseling, online encyclopedieën en sociale media, is niet vreemd. Reisbureaus, videotheken en cd-winkels zijn de afgelopen tien jaar goeddeels uit het straatbeeld verdwenen. Zou ‘de bieb’ niet hetzelfde lot beschoren zijn? Er is immers een dalende trend in de uitleen van boeken (en andere materialen zoals cd’s en bladmuziek). Werden er in 1993 nog 185 miljoen materialen, voor het overgrote deel boeken, geleend bij de bibliotheken, twintig jaar later zijn er daar honderd miljoen van verdampt.[1]

Vanuit een ander perspectief bevreemdt het stellen van de vraag wel. De gezamenlijke openbare bibliotheken in Nederland hebben ruim twee miljoen jeugdleden en een kleine twee miljoen volwassen leden. Leden en niet-leden weten de bibliotheek te vinden om er ter plekke te lezen, informatie in te zien en een praatje te maken. Dat doet de gemiddelde Nederlander volgens de laatste schatting zo’n vier keer per jaar.[2] Geen cijfers die duiden op een aanstaand ineenzijgen van een instituut dat zich al ruim honderd jaar staande houdt.

‘Hebben we nog openbare bibliotheken nodig?’ Dat deze vraag wordt gesteld in tijden van digitalisering van informatie en media, van e-boeken, informatie-uitwisseling, online encyclopedieën en sociale media, is niet vreemd.

De bibliotheek manifesteert zich ook op het digitale vlak met de introductie van een landelijk e-book-leenportal en een app waarop leden en niet-leden in de schoolvakanties een selectie van titels gratis konden lezen. En onlangs riep de wetgever weer eens wetgeving speciaal voor het openbare bibliotheekstelsel in het leven. Per 1 januari is de nieuwe Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in werking getreden. In artikel 5 worden vijf kernfuncties van de openbare bibliotheek genoemd: het bieden van toegang tot (of het stimuleren van) kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, ontmoeting en debat, en kunst en cultuur.[3]

Boeken: middel, geen doel op zich

Deze kernfuncties stellen de centrale plaats die boeken in de openbare bibliotheek innemen al ter discussie. In Engeland en Wales en later ook elders werden public libraries opgericht met als doel volksverheffing of volksontwikkeling (Black et al. 2009). De burgerij die zich in de 18de en 19de eeuw had weten te emanciperen van de feodale en klerikale machthebbers, begon zich het lot van de onderklasse aan te trekken. Mits zij toegang kon krijgen tot informatie en kennis zou zij haar eigen lot kunnen verbeteren, zo was de liberale gedachte (Schneiders 1990). Toen ook in Nederland rond 1900 de eerste openbare bibliotheken ontstonden, waren gedrukte media – boeken, kranten en andere periodieken – de enige beschikbare fysieke informatiedragers. De latere opkomst van film, radio en televisie, geluid- en beelddragers heeft de dominantie van het boek niet aangetast.

Met de sinds de jaren tachtig waargenomen teruggang in de leestijd, vooral onder jonge generaties (De Haan en Sonck 2013: 89; Huysmans et al. 2004; Knulst en Kraaykamp 1996), is de openbare bibliotheek van karakter veranderd. In de jaren zestig en zeventig werd het stelsel van bibliotheken uitgebouwd naar het platteland en stadswijken om sociale spreiding van kennis en zelfontplooiing te stimuleren. Vanaf de jaren tachtig kwam het accent sterker te liggen op het stimuleren van het lezen zelf en de ondersteuning van leesbevordering in het basis- en voortgezet onderwijs. Scherp gesteld zou je kunnen zeggen dat het lezen veranderde van een middel tot in een doel op zich. Het uiteindelijke doel ligt mijns inziens echter in wat dat lezen teweegbrengt: dat je nieuwe dingen leert, dat je je kennis en daarmee je arbeidsmarktkansen vergroot, dat je leesplezier beleeft, dat je emotioneel wordt verrijkt, dat je je smaak voor literatuur, muziek, film, theater of wat voor cultureel genre dan ook verbreedt en verdiept. Kortom: veel en gevarieerd lezen draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling van burgers. Om die ontwikkeling was het de voorvechters van de openbare bibliotheek in de 19de eeuw te doen.

Een bredere bibliotheek

Zou je anno 2014 een instituut oprichten dat burgers ondersteunt bij hun persoonlijke ontwikkeling met een accent op informatie, kennis en cultuur, en zou dat dan nog steeds een gebouw vol met boeken zijn? Een eeuw geleden waren boeken, kranten en andere periodieken voor velen te kostbaar. Nu, met een schier ongelimiteerd aanbod aan vaak gratis beschikbare digitale bronnen is de noodzaak om naar de bibliotheek te gaan een stuk minder groot. Pas als er een behoefte is om dieper te graven of zeker te weten dat de gevonden bronnen niet te eenzijdig zijn, komt de bibliotheek in beeld. Niet de toegang tot schaarse bronnen, maar de deskundige filtering van een ongereguleerd aanbod is een motief om een beroep te doen op de deskundigheid van een bibliothecaris (Shirky 2008; Weinberger 2011).

Zou je anno 2014 een instituut oprichten dat burgers ondersteunt bij hun persoonlijke ontwikkeling met een accent op informatie, kennis en cultuur, en zou dat dan nog steeds een gebouw vol met boeken zijn?

Ook vanuit een ander perspectief kun je je afvragen of de nadruk op boeken en uitleen wel zo voor de hand liggend is. Finse onderzoekers vroegen landgenoten aan te geven op welke terreinen van het dagelijks leven de bibliotheek hen helpt, of eerder van dienst was geweest. Die terreinen varieerden van leesplezier tot hulp bij scholing, het vinden van werk, huishouden en kinderverzorging, informatie over gezondheidsvragen en hobby’s, geschiedenis en (lokale) identiteit (Vakkari et al. 2012). Dit onderzoek is uitgebreid naar andere landen (zie Vakkari et al. 2014) en vergelijking met recente resultaten uit de Verenigde Staten en Zuid-Korea laat zien dat openbare bibliotheken daar een veel breder palet aan domeinen van het dagelijks leven aanspreken dan in Nederland (en in mindere mate Noorwegen) gebeurt. Voor Finnen, Amerikanen en Zuid-Koreanen zijn bibliotheken belangrijker voor educatie, het vinden van (en het zich verder kwalificeren voor) werk, vragen over huishouden en kinderverzorging, en gezondheidsvragen. Hoewel ook in deze landen ‘leesplezier’ op nummer 1 staat, lijkt ons land met zijn toch wat eenzijdige nadruk op het lezen internationaal uit de toon te vallen.

De bibliotheek als platform

Wat zouden we hieraan kunnen doen? Kern van het openbaar bibliotheekwerk van 2020 is in mijn ogen nog steeds een goed gesorteerde, kwalitatief hoogstaande en breed samengestelde collectie van papieren boeken én digitale bronnen. Sowieso is die bibliotheek een combinatie van een lokaal georiënteerde fysieke vestiging en een landelijke of het gehele Nederlandse taalgebied omvattende digitale bibliotheek. Die biedt niet alleen e-boeken te leen aan, zoals nu al op bibliotheek.nl met tienduizend boektitels gebeurt, maar ordent en ontsluit ook op het web vrij beschikbare content (content curation).

Debat bibliotheekwet in Tweede Kamer, 3 juni 2014 (CC-BY)

Debat bibliotheekwet in Tweede Kamer, 3 juni 2014 (CC-BY)

In vergelijking met de huidige bibliotheek zal de nadruk veel meer komen te liggen op bemiddeling. De bibliotheek verbindt mensen met (gedrukte, audiovisuele en digitale) media én met andere mensen die deskundigheid in huis hebben. Daarvoor zijn ‘mediacoaches’ nodig die informatievragen kunnen herkennen en burgers kunnen helpen de daarbij behorende bronnen zelf te leren vinden. Deze bibliothecarissen-nieuwe-stijl zijn netwerkers en pedagogen pur sang. Ze hebben inhoudelijke kennis van een aantal domeinen, weten wat er aan media en informatie in die domeinen beschikbaar is, bouwen met gebruikers een netwerk op van professionele en amateurdeskundigheid en voeden dat netwerk met bijeenkomsten, nieuw verschenen publicaties en innovatieve ontwikkelingen. Ze doen niet alles zelf maar proberen groepen burgers met elkaar te verbinden (zie Lankes 2011; Weinberger 2012). Daarbij opereren ze aan de voorkant van nieuwe ontwikkelingen. Op dit moment zijn de zogenaamde fablabs en makerspaces in opmars (plekken waar burgers hun eerste ervaringen en kennis kunnen opdoen in de wereld van het 3d-printen en het lasersnijden). Hier komen de wereld van digitale informatie en fysieke productie bij elkaar in een sfeer van cocreatie en coproductie.

De openbare bibliotheek is in 2020 ook meer dan voorheen een verbinder van lokale organisaties die de vijf kernfuncties uit de bibliotheekwet kunnen helpen versterken. Denk aan organisaties op het gebied van

  • kunst en cultuur: theaters, toneelgezelschappen, muziekscholen, fanfares, poppodia en filmhuizen;
  • cultureel erfgoed en (lokale) geschiedenis: (natuur)historische musea, archieven en heemkundekringen;
  • media: lokale en regionale omroep, redacties van huis-aan-huisbladen, lokale nieuwssites en blogs;
  • educatie: primair, voortgezet en hoger onderwijs, instellingen voor volwasseneneducatie en amateurkunstinstellingen;
  • zorg en welzijn: dorpshuizen en wijkcentra, organisaties voor mensen met fysieke en geestelijke beperkingen, zieken- en verzorgingshuizen, jongerenwerk en ouderenorganisaties.

Leescultuur en informatiesamenleving

In eerdere debatten over missie en toekomst van de openbare bibliotheek is betoogd dat ze zich niet moet laten lenen voor beleidsdoelen die met boeken en lezen niets te maken hebben. De focus op het lezen en de versterking van de leescultuur is in historisch en internationaal perspectief een versmalling van haar taken, zoals we zagen. Dat laat onverlet dat de beschikbaarheid van boeken en het stimuleren van het lezen onmisbare voorwaarden zijn voor persoonlijke ontwikkeling. Taalbeheersing, leesvaardigheid, mediawijsheid en informatievaardigheid zijn essentiële voorwaarden om een goed bestaan op te kunnen bouwen in een van gemedieerde informatie doordrenkte samenleving.

Investeren in openbare bibliotheekfuncties en het opleiden van mediacoaches die burgers rond informatie, kennis en cultuur met elkaar kunnen verbinden, ligt dan ook veel meer voor de hand dan de bezuinigingen die thans hun tol eisen. Laten verantwoordelijke beleidsmakers zich dat goed realiseren.

Dit artikel verscheen in Boekman, 27e jaargang, nummer 102 (voorjaar 2015), pp. 4-7. Het nummer kan op de site van de Boekmanstichting worden besteld.

Noten

  1. Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline; tinyurl.com/BibStats2013.
  2. Zie de website Bibliotheekinzicht van de Koninklijke Bibliotheek [geüpdatete bron, 20 maart 2020].
  3. wetten.overheid.nl/BWBR0035878/. Alle parlementaire stukken, waaronder de memorie van toelichting (nr. 3) bij het wetsvoorstel (nr. 2) dat op 16 januari 2014 aan de Tweede Kamer werd aangeboden, zijn hier te vinden: zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/33846.

Literatuur

Posted in beleid, essay, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , , |

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.