Als nog verse bijzonder hoogleraar Bibliotheekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam was ik een tijd ervoor benaderd door Stuurgroeplid Thije Adams of ik zo’n onderzoek kon doen. Ik antwoordde dat me dat in die ene dag per week aan de UvA (toen nog, vanaf 2010 werden het er twee) niet ging lukken, maar dat het in mijn overige vier dagen als onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau eventueel wel zou kunnen. Ik dus voor beraad naar de directie. Toenmalig SCP-directeur Paul Schnabel was niet onmiddellijk enthousiast. Hij betwijfelde of mij dat wel ging lukken, temeer daar onderzoek doen naar iets wat nog moet komen, de toekomst, vrij problematisch is, om niet te zeggen onmogelijk. Na enige weken beraad, en met de toezegging van de Stuurgroep dat we een goed ingevoerde onderzoeker in de arm zouden kunnen nemen in de persoon van Carlien Hillebrink (gepromoveerd in de arbeidseconomie en werkzaam als onderzoeker bij ProBiblio in Hoofddorp), gingen Paul Schnabel en het SCP akkoord.
Het onderzoeken, schrijven, overleggen en bijschaven nam zo’n negen maanden in beslag, van april tot en met december 2007. Gedurende die periode heb ik me meermaals afgevraagd waarom ik zo stom was geweest om deze klus aan te nemen. Voor het schrijven van een toekomstverkenning voor een hele sector lag geen blauwdruk klaar; we moesten het stramien én het borduurwerk helemaal zelf vervaardigen. Daarbij keken er velen over onze schouder mee. Allereerst natuurlijk de instigator: het Projectbureau Bibliotheekvernieuwing in de persoon van Wim Kamerman, namens de Stuurgroep Bibliotheken. Daarnaast was er een klankbordgroep waarin vertegenwoordigers (van niet de geringste rang) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) zitting hadden. En dan was er zoals bij alle SCP-rapporten nog een drietraps kwaliteitsbewaking: 1. de eigen onderzoeksgroep en 2. een SCP-brede meeleesgroep van collega’s die tijdens de totstandkoming de wetenschappelijke kwaliteit in de gaten hielden, plus 3. een uiteindelijke bespreking in de staf van het SCP, bestaande uit de directie plus de hoofden van de acht SCP-onderzoeksgroepen.
Gedurende die negen maanden heb ik me meermaals afgevraagd waarom ik zo stom was geweest om deze klus aan te nemen.
En zoals dat dan gaat: de ene partij wil iets wat een andere absoluut niet wil of wat volgens de derde partij helemaal niet kán. Gelukkig was er bij alle betrokkenen begrip voor onze onmogelijke positie te midden van al dat meelees- en meedenkgeweld, en duidde men het ons niet euvel als we een punt van bezwaar of kritiek naast ons neer legden.
Het staat nog helder op mijn netvlies hoe ik op de avond van de laatste werkdag van 2017 negenentwintig stapeltjes aan het maken was van het conceptrapport. De hele vloer van de werkkamer bedekt met stapeltjes hoofdstukken, gekopieerd op kopieermachines op twee verschillende verdiepingen. Iets na negenen waren de postvakjes gevuld en kon de portier me naar buiten loodsen.
Groot was de opluchting toen de SCP-staf het rapport voor publicatie vrijgaf en zeker was dat het boek op het congres op 3 april kon verschijnen. Begin 2008 maakten we nog een beknopte samenvatting van het ruim tweehonderd pagina’s tellende rapport. Dat werd, voorzien van een uitvouwbare mindmap waarop we het nog een keer op één grote pagina hadden samengeperst, als brochure uitgegeven. (Marian Rijsdam, inmiddels bij de Koninklijke Bibliotheek werkzaam maar toentertijd secretaresse bij de Projectgroep Bibliotheekvernieuwing, heeft honderden enveloppen gevuld met het rapport en de brochure. Ze heeft me daar nog wel eens aan herinnerd.)
Ben ik tien jaar na dato trots op De openbare bibliotheek tien jaar van nu? Op die vraag heb ik een tweeledig antwoord, professioneel en persoonlijk. Professioneel is het natuurlijk van belang of de toekomstvisies en aanbevelingen ook zijn uitgekomen en opgevolgd. Daarop kom ik spoedig terug – het vereist een afzonderlijke blogpost.
Persoonlijk is het antwoord een volmondig ‘ja’. Ik herinner me een moment in het najaar, achter de laptop op zolder bij mijn ouders in de Bourgogne, waarop ik in redelijkheid moest inzien dat het niet zou gaan lukken om de studie op tijd af te ronden. De handdoel in de ring gooien, besefte ik meteen daarop, was geen optie.
Ik herinnerde me een passage uit het boek De Renner van Tim Krabbé: “Waarom doen wij voort? Als je een alpinist vraagt waarom hij een berg beklimt antwoordt hij: omdat die berg er is.” Niet afstappen. Kop in de wind, doorgaan, afzien.
Ik herinnerde me een passage uit het boek De Renner van Tim Krabbé: “Waarom doen wij voort? Als je een alpinist vraagt waarom hij een berg beklimt antwoordt hij: omdat die berg er is.”
En toch de finish halen. En dan op 3 april 2008 in het Theater van het Woord met co-auteur Carlien het podium betreden, hoewel de organisatie alleen ‘de professor’ achter het spreekgestoelte wilde hebben. Via een collega een compliment van Paul Schnabel incasseren (“Ik had er een hard hoofd in, maar het is ‘m wel gelukt.”). Een warme handdruk van Stuurgroep-voorzitter Jan Franssen in de tuin van Museum Meermanno bij de persionering van Wim Kamerman. De integrale vertaling in het Engels die een paar maanden later kon verschijnen door een financiële bijdrage van Stuurgroep/Procesbureau. En de mooiste, van een inmiddels ook gepensioneerde bibliothecaresse wier naam ik ben vergeten. “De meeste onderzoeksrapporten zijn gortdroog, maar jullie boek was echt leuk om te lezen.”
Wordt vervolgd.
De openbare bibliotheek tien jaar van nu: een terugblik by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Wat grappig dat jij over hetzelfde zat te mijmeren als ik zo’n anderhalve week geleden (zie https://www.linkedin.com/pulse/de-bibliotheekvernieuwing-van-weleer-johanna-kasperkovitz/), me niet realiserend dat het vrij precies tien jaar geleden was dat onze beider onderzoeken afgerond werden. Jouw onderzoek over de toekomst van de bibliotheken, dat van mij over het recente verleden, de resultaten van het bibliotheekvernieuwingsproces dat al een aantal jaren gaande was. Beide rapporten samen in een paars mapje aan de minister aangeboden, ik vond dat wel mooi, een terug- en een vooruitblik ineen. Licht verbaasd was ik wel over de lage nieuwswaarde die het gegeven had dat een aanzienlijk deel van de beleidsdoelstellingen gerealiseerd was en dat de bibliotheekvernieuwing goed op gang was. Licht geschokt was ik over de samenvatting van een deelnemer aan het congres van jullie vooruitblik over tien jaar: ‘we kunnen kiezen uit een zwart en een grijs scenario, óf de bibliotheek verdwijnt heel snel, óf de bibliotheek verdwijnt iets minder snel’ hoorde ik iemand tegen zijn buurman zeggen. Zelf toch wel onder de indruk van de gerealiseerde vernieuwingsdoelstellingen kon ik me niet voorstellen dat het zo’n vaart zou lopen.
De gemeentelijke bezuinigingen op het bibliotheekwerk, die toen net aan de horizon begonnen te verschijnen, lieten al snel een ander beeld zien: een ware kaalslag onder de vernieuwde aspecten van de bibliotheeksector. En nu, weer een aantal jaren verder, blijken bibliotheken enorm actief en inventief volop in de lokale samenleving te staan. Althans, dat is mijn indruk van de bibliotheken waarvoor ik effectmetingen doe of waar ik anderszins een kijkje in de keuken krijg en van de vele mooie initiatieven die ik op LinkedIn zie langskomen. Helaas heb ik het niet meer zoals voorheen systematisch en grootschalig in kaart kunnen brengen, misschien zijn er gaten gevallen (waarschijnlijk wel) of gebieden ernstig verschraald, ik weet het niet precies. Maar mijn indruk is dat bibliotheken veel opgevangen hebben van wat er onder andere in het welzijnswerk (bv buurtcentra) is wegbezuinigd, dat de bibliotheken echte ontmoetingscentra geworden zijn en qua activiteiten bruisen als nooit tevoren.
Waar ik nu reuzebenieuwd naar ben: hoe zie jij de gang van zaken de afgelopen jaar en de situatie die we nu hebben in het licht van jullie toenmalige vooruitblik?
Dag Johanna,
Ik ben ook benieuwd naar terug- en vooruitblikken. De in december verschenen “midterm review” over de Wsob geeft wel wat inzicht, maar de primaire vraag bij dit alles is en blijft: wat moet een openbare bibliotheek eigenlijk doen en van wie moet dat? Wie betaalt en waarom?
Zie ook: https://www.bibliotheekblad.nl/rubrieken/gastblogs/bericht/1000008432/halverwege_verslag_wsob__e2_80_98kb_tuurt_naar_het_netwerk_e2_80_99_en_andere_opvallende_bevindingen
Meer terugblik (periode 1995 – 2015) in: https://www.bibliotheek.nl/catalogus/titel.410555193.html/twintig-jaar-bibliotheekvernieuwing–1995-2015–halfslachtige-poging/. (Boek is uitverkocht).
Overigens heb ik alle publicaties die in de literatuurlijst van m’n boek staan bewaard (voor zover ik ze op papier heb), waaronder een aantal van jouw monitors.
Ik heb eigenlijk geen idee of een instantie (VOB?,OCW?, KB?) ook al die teksten nog ergens archiveert onder het verzamelwoord “bibliotheekvernieuwing”.
Hallo Wim,
De Bibliotheekmonitor houdt een aardig rijtje bij van de genoemde onderzoeken zie http://www.bibliotheekmonitor.nl/bronnen/item130. Verder zie ik digitale versies van de rapporten her en der bij websites van ‘rijksoverheid’ of ‘de bibliotheken’ staan. Maar verder ben ik toch een beetje bedroefd over de inhoudelijke aandacht die de (voortgang van de) bibliotheekvernieuwing en de ervaringen van bibliotheekdirecteuren daarmee krijgen.
De genoemde midterm review van Kwink is grotendeels gebaseerd op de jaarlijkse monitor van de Wsob die door de KB wordt uitgevoerd. Dit is aangevuld met veertien gesprekken met stakeholders uit het bibliotheekveld, waaronder ‘verschillende bibliotheekdirecteuren’. Aangezien tot die veertien stakeholders nog diverse andere organisaties horen kan dit nooit een groot aantal bibliotheekdirecteuren geweest zijn. Dit is jammer, want zo ontbreekt het achterliggende ‘verhaal’ van de bibliotheken bij de cijfers.
Bij het eerste bezuinigingsonderzoek in 2010 (Een krimpend perspectief, gemeentelijke bezuinigingen op openbaar bibliotheekwerk, Kasperkovitz, 2010) hebben 120 bibliotheekdirecteuren ofwel 67% van alle basisbibliotheken op dat moment input geleverd over de verwachte veranderingen als gevolg van de bezuinigingen. Ik zou enorm benieuwd zijn wat de directeuren over de huidige situatie te vertellen hebben, hoe het hen lukt om meer activiteiten met minder geld en in minder gebouwen aan te bieden voor grotere en zeer verschillende doelgroepen. Hoe ze zorgen voor hun voortbestaan én de zichtbaar groter geworden rol in de lokale samenleving. Wat zou ik daar graag een sectorbreed onderzoek naar doen. Zou daar een opdrachtgever voor te vinden zijn? Respondenten volgens mij in ieder geval wel…