Door de openbare bibliotheken wordt al enige tijd met angst en beven uitgekeken naar ‘Ravijnjaar’ 2026. Dit met gevoel voor drama gekozen label komt uit de koker van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De VNG lobbyt momenteel de Haagse deuren plat om het kabinet ertoe te bewegen meer geld in het Gemeentefonds te storten. Doet het kabinet dat niet, dan krijgen drie van de vier gemeenten hun begroting niet meer sluitend.
Het ravijn is het resultaat van drie factoren: een eenmalige miljardenkorting, de nog altijd sterk oplopende kosten van de jeugdzorg, plus de inflatie die telkens weer hoger uitvalt dan geraamd. Als het kabinet niet structureel met extra miljarden over de brug komt, kan het niet anders of de jeugdzorg, toch al een zorgenkindje, moet worden afgeschaald. En zo nog wat dingen. De bieb bijvoorbeeld.
De bieb? Maar die zit toch juist weer in de lift? De bibliotheek was toch back? Jazeker. Er zit een wijziging van de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) aan te komen. Die geeft gemeenten en provincies een ‘zorgplicht’: ze moeten zorgen voor voldoende en volwaardige bibliotheekvoorzieningen. Het Rijk geeft daarvoor structureel extra geld. In de aanloop naar de zorgplicht is de afgelopen jaren al geïnvesteerd in de uitbreiding van vestigingen en openingsuren. Ook hebben zo’n beetje alle grote vestigingen inmiddels een Informatiepunt Digitale Overheid (IDO).
Je kunt trends verkennen en scenario’s plannen wat je wilt – als het geld opraakt, leggen welzijn en cultuur het af tegen stenen en asfalt.
Alle ingrediënten zijn aanwezig, zou je zeggen, om eens rustig achterover te gaan leunen en te gaan filosoferen over kunstmatige intelligentie, desinformatie, leesvaardigheid en duurzame ontwikkelingsdoelen op weg naar de bibliotheek van 2035. Vooral doen hoor, maar kijk ook even terug naar 2008. De Bibliotheekvernieuwing was afgerond. De openbare bibliotheken hadden zich geschaard achter de eigen Agenda voor de Toekomst. De sector bruiste van de vernieuwingsenergie. Toen viel er in Amerika een zakenbank om.
Als je mij vraagt wat in de afgelopen twintig jaar de meest doorslaggevende gebeurtenissen waren in de openbarebibliotheeksector, dan kom ik toch uit bij de kredietcrisis en de coronapandemie. Wat daarbij opvalt? Ze waren én niet te voorzien én ze hadden weinig tot niets met de informatie- en cultuursector van doen. Tja, je kunt trends verkennen en scenario’s plannen wat je wilt – als het geld opraakt, leggen welzijn en cultuur het af tegen stenen en asfalt. Zeker in rechtse colleges, en daarvan hebben we er nogal wat.
Dus als ik het even helemaal platsla, zoals het tegenwoordig heet in managementspeak, komt het uiteindelijk toch neer op de duiten. Waarbij we ons moeten realiseren dat een ravijn in de polder zich niet eenvoudig laat platslaan. En waarbij we alleen maar kunnen hopen dat die oranje clown in Washington over een kleine negentig dagen de teugels van de wereldeconomie definitief uit zijn handen laat glijden.
Deze column is verschenen in Vakblad IP | Informatieprofessional, jaargang 29 nummer 3, april 2025.
Posted by Frank Huysmans on 29 april 2025 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties | Tagged Bibliotheekvernieuwing, bibliotheken, corona, coronapandemie, Covid-19, kredietcrisis, openbare bibliotheken, pandemie, ravijnjaar, Rijk, Rijksoverheid, scenario's, trends, trendwatching, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG
|
Vandaag, 3 april 2018, is het precies tien jaar geleden dat het beleidsprogramma Bibliotheekvernieuwing werd afgesloten met een congres in de toen net nieuwe OBA op het Oosterdokseiland in Amsterdam. Op dit congres mocht ik het boek De openbare bibliotheek tien jaar van nu presenteren voor een volle zaal in het Theater van het Woord op de zevende verdieping. De Stuurgroep Bibliotheken onder leiding van de Commissaris der Koningin in Zuid-Holland, Jan Franssen, had het Sociaal en Cultureel Planbureau gevraagd om onderzoek te doen naar de toekomst van de openbare bibliotheek in Nederland.
Als nog verse bijzonder hoogleraar Bibliotheekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam was ik een tijd ervoor benaderd door Stuurgroeplid Thije Adams of ik zo’n onderzoek kon doen. Ik antwoordde dat me dat in die ene dag per week aan de UvA (toen nog, vanaf 2010 werden het er twee) niet ging lukken, maar dat het in mijn overige vier dagen als onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau eventueel wel zou kunnen. Ik dus voor beraad naar de directie. Toenmalig SCP-directeur Paul Schnabel was niet onmiddellijk enthousiast. Hij betwijfelde of mij dat wel ging lukken, temeer daar onderzoek doen naar iets wat nog moet komen, de toekomst, vrij problematisch is, om niet te zeggen onmogelijk. Na enige weken beraad, en met de toezegging van de Stuurgroep dat we een goed ingevoerde onderzoeker in de arm zouden kunnen nemen in de persoon van Carlien Hillebrink (gepromoveerd in de arbeidseconomie en werkzaam als onderzoeker bij ProBiblio in Hoofddorp), gingen Paul Schnabel en het SCP akkoord.
Het onderzoeken, schrijven, overleggen en bijschaven nam zo’n negen maanden in beslag, van april tot en met december 2007. Gedurende die periode heb ik me meermaals afgevraagd waarom ik zo stom was geweest om deze klus aan te nemen. Voor het schrijven van een toekomstverkenning voor een hele sector lag geen blauwdruk klaar; we moesten het stramien én het borduurwerk helemaal zelf vervaardigen. Daarbij keken er velen over onze schouder mee. Allereerst natuurlijk de instigator: het Projectbureau Bibliotheekvernieuwing in de persoon van Wim Kamerman, namens de Stuurgroep Bibliotheken. Daarnaast was er een klankbordgroep waarin vertegenwoordigers (van niet de geringste rang) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) zitting hadden. En dan was er zoals bij alle SCP-rapporten nog een drietraps kwaliteitsbewaking: 1. de eigen onderzoeksgroep en 2. een SCP-brede meeleesgroep van collega’s die tijdens de totstandkoming de wetenschappelijke kwaliteit in de gaten hielden, plus 3. een uiteindelijke bespreking in de staf van het SCP, bestaande uit de directie plus de hoofden van de acht SCP-onderzoeksgroepen.
Gedurende die negen maanden heb ik me meermaals afgevraagd waarom ik zo stom was geweest om deze klus aan te nemen.
En zoals dat dan gaat: de ene partij wil iets wat een andere absoluut niet wil of wat volgens de derde partij helemaal niet kán. Gelukkig was er bij alle betrokkenen begrip voor onze onmogelijke positie te midden van al dat meelees- en meedenkgeweld, en duidde men het ons niet euvel als we een punt van bezwaar of kritiek naast ons neer legden.
Het staat nog helder op mijn netvlies hoe ik op de avond van de laatste werkdag van 2017 negenentwintig stapeltjes aan het maken was van het conceptrapport. De hele vloer van de werkkamer bedekt met stapeltjes hoofdstukken, gekopieerd op kopieermachines op twee verschillende verdiepingen. Iets na negenen waren de postvakjes gevuld en kon de portier me naar buiten loodsen.
Groot was de opluchting toen de SCP-staf het rapport voor publicatie vrijgaf en zeker was dat het boek op het congres op 3 april kon verschijnen. Begin 2008 maakten we nog een beknopte samenvatting van het ruim tweehonderd pagina’s tellende rapport. Dat werd, voorzien van een uitvouwbare mindmap waarop we het nog een keer op één grote pagina hadden samengeperst, als brochure uitgegeven. (Marian Rijsdam, inmiddels bij de Koninklijke Bibliotheek werkzaam maar toentertijd secretaresse bij de Projectgroep Bibliotheekvernieuwing, heeft honderden enveloppen gevuld met het rapport en de brochure. Ze heeft me daar nog wel eens aan herinnerd.)
Ben ik tien jaar na dato trots op De openbare bibliotheek tien jaar van nu? Op die vraag heb ik een tweeledig antwoord, professioneel en persoonlijk. Professioneel is het natuurlijk van belang of de toekomstvisies en aanbevelingen ook zijn uitgekomen en opgevolgd. Daarop kom ik spoedig terug – het vereist een afzonderlijke blogpost.
Persoonlijk is het antwoord een volmondig ‘ja’. Ik herinner me een moment in het najaar, achter de laptop op zolder bij mijn ouders in de Bourgogne, waarop ik in redelijkheid moest inzien dat het niet zou gaan lukken om de studie op tijd af te ronden. De handdoel in de ring gooien, besefte ik meteen daarop, was geen optie.
Ik herinnerde me een passage uit het boek De Renner van Tim Krabbé: “Waarom doen wij voort? Als je een alpinist vraagt waarom hij een berg beklimt antwoordt hij: omdat die berg er is.” Niet afstappen. Kop in de wind, doorgaan, afzien.
Ik herinnerde me een passage uit het boek De Renner van Tim Krabbé: “Waarom doen wij voort? Als je een alpinist vraagt waarom hij een berg beklimt antwoordt hij: omdat die berg er is.”
En toch de finish halen. En dan op 3 april 2008 in het Theater van het Woord met co-auteur Carlien het podium betreden, hoewel de organisatie alleen ‘de professor’ achter het spreekgestoelte wilde hebben. Via een collega een compliment van Paul Schnabel incasseren (“Ik had er een hard hoofd in, maar het is ‘m wel gelukt.”). Een warme handdruk van Stuurgroep-voorzitter Jan Franssen in de tuin van Museum Meermanno bij de persionering van Wim Kamerman. De integrale vertaling in het Engels die een paar maanden later kon verschijnen door een financiële bijdrage van Stuurgroep/Procesbureau. En de mooiste, van een inmiddels ook gepensioneerde bibliothecaresse wier naam ik ben vergeten. “De meeste onderzoeksrapporten zijn gortdroog, maar jullie boek was echt leuk om te lezen.”
Wordt vervolgd.
Posted by Frank Huysmans on 3 april 2018 | Posted in onderzoek, vakpublicaties, wetenschappelijke publicaties | Tagged Bibliotheekvernieuwing, openbare bibliotheken, Sociaal en Cultureel Planbureau, toekomst
|