De overgang van papier naar scherm riep vragen op over de leeservaring. Digitaal lezen heeft voordelen: vele boeken op één lichtgewicht toestel, variabele lettertypen en -grootten, meer en minder contrast, vooruit- en terugverwijzingen binnen een tekst, kruisverwijzingen tussen teksten. Maar er zijn ook niet te negeren nadelen. Je mist het tastbare overzicht waar in het boek je je bevindt. Geen imposante boekenkast meer in de huiskamer. En de multifunctionele tablets en laptops maken geconcentreerd lezen zo goed als onmogelijk als er voortdurend mailtjes en status updates binnen komen pingen.
Ondanks de terminologische hutspot en uiteenlopende meetinstrumenten ontstaat er toch een gemene deler
Vorig jaar werd met EU-subsidie E-READ opgericht, een Europees netwerk van leesonderzoekers rond de digitalisering van het lezen. Door zo’n initiatief ontdek je ineens dat onderzoekers uit alle Europese én academische windstreken zich met lezen bezig houden. Beter nog: ze ontdekken het van elkaar. Allemaal onderzoeken ze ‘lezen’ op een andere manier. Neurobiologen brengen de hersengebieden in kaart die met elkaar interacteren. Cognitief psychologen doen aan eyetracking: ze kijken naar de oogbewegingen bij het lezen van scherm. Boekwetenschappers proberen in te schatten hoe ‘de leescultuur’ verandert. De verhouding tussen ‘leren lezen’ en ‘lezen om te leren’ is voer voor onderwijskundigen. Ten slotte kijken cultuursociologen en cultureel economen naar de transformatie van het literaire veld respectievelijk de boekproductieketen.
Zet al die disciplines bij elkaar en er ontstaat een Babylonische discussie over begrippen die erg op elkaar lijken maar iets héél anders blijken te betekenen, zoals deep reading of metacognition. Ondanks de terminologische hutspot en uiteenlopende meetinstrumenten ontstaat er toch een gemene deler. Want we zijn allemaal onderzoekers en hebben op onze manier gelijk. Ondanks de scepsis over elkaars werk moeten we toch maar eens samen een boek gaan schrijven. Ook als e-boek verkrijgbaar en als het even kan in open access. Zodat iedereen het kan lezen (wat dat dan ook moge zijn).Enkele weken geleden schoof ik bij het netwerk aan in het Hongaarse Szeged, een universiteitsstad ter grootte van Groningen en Nijmegen. Waar een taal heerst die ik wel en niet kan lezen, om het even of van papier of van scherm. En waar ik observeerde dat hoe meer bier er in cognitief-psychologische leesonderzoekers gaat, hoe minder zij het over cognitie en hoe meer over emotie hebben.
Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 8, 5 november 2015.
Babylonische discussie by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.