Het is erg meegevallen, weten we met de kennis van nu. Het is gegaan als met radio en televisie. De vraag zwol aan, de prijzen gingen omlaag en ook de achterblijvers gingen overstag. Er resteerde een kleine groep weigeraars, vanuit eigen keuze (geen tijd, te plat) of de wil van God.
Maar de bezorgdheid was nog niet weg. Verschillen in bezit en toegang tot digitale apparatuur mochten dan wel bijna zijn verdwenen, maar hoe zat het met het gebruik? Want de whizzkids wisten veel meer uit de machinerie te halen dan hun oma’s en opa’s. Die hingen om de haverklap aan de lijn: ‘Jongen, ik ben het weer. Je raadt het al, dat internetding doet het weer eens niet.’ ‘Stekker eruit en erin al geprobeerd, oma?’
En daar hebben we wel iets te pakken. Toegang hebben tot data, informatie en kennis is één. Er ook slim gebruik van maken is iets anders. Verschillen in bezit mogen zijn verdwenen, een kloof in gebruik, en dus maatschappelijke kansen, krijg je minder makkelijk gedicht.
Verschillen in bezit mogen zijn verdwenen, een kloof in gebruik, en dus maatschappelijke kansen, krijg je minder makkelijk gedicht.
Het gekke is nu dat we de neiging hebben de risico’s wél te zien bij innovaties (Robots pikken onze banen in! Artificial intelligence wordt slimmer dan wij!) en veel minder bij waar we allang vertrouwd mee zijn. Wist u dat Boekstartkoffertjes vaker worden opgehaald door hoog- dan door laagopgeleide ouders? Dat de eersten ook vaker boeken lenen uit de bieb? Dat taalachterstanden gedurende het basisonderwijs eerder groter dan kleiner worden? Dat kinderen van rijkere ouders in het voortgezet onderwijs vaker bijles genieten? En dat kinderen van hoogopgeleide ouders een bijna vier keer zo grote kans hebben om op het gymnasium te belanden als even getalenteerde kinderen uit achterstandswijken?
Alle beleidsretoriek over gelijke kansen heeft niet kunnen voorkomen dat afkomst en herkomst nog altijd je toekomst bepalen. Misschien wel omdat we dachten dat gelijke toegang tot kennis, informatie en onderwijs voldoende zou zijn.
Het is het intussen nog altijd waard om tegen ongelijkheid te blijven vechten. Meer egalitaire samenlevingen scoren beter op allerlei indicatoren voor welzijn en geluk – levensverwachting, zelfmoorden, tienerzwangerschappen, gevangenen – dan landen waarin ongelijkheid troef is. Met als negatieve uitschieter de VS, dat je met De Correspondent-oprichter Rob Wijnberg een ‘steenrijk derdewereldland’ mag noemen.
Gelijke kansen schep je niet met het aanleggen van glasvezelkabels naar scholen en bibliotheken. Het vereist stug volhouden met onderwijs, cursussen, mensen. En misschien wel meer aandacht schenken aan de analoge dan aan de digitale kloof.
Deze column verscheen in Vakblad IP (Informatieprofessional), jaargang 22 nummer 8, november 2018.
De analoge kloof by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
“Afkomst en herkomst je toekomst bepalen……..”
Dan weet ik toch wat uitzonderingen en misschien kunnen die als voorbeeld gelden in het onderwijs. Even voorstellen: mijn naam is Roeland Smeets, ik werk sinds 22 jaar als mediathecaris op het Barlaeusgymnasium in een grote mediatheek waarin 150 ll. een plek kunnen vinden met of zonder computer en al of niet samen met hun klas in het kader van een les met ict.
Wat ik al vele jaren zie, dat is dat de meeste leerlingen – tijdens pauze, tussenuur of na school – binnenkomen in het gezelschap van hun vrienden. Die vriendengroepjes kunnen klein zijn of groot, soms is het gewoon een klas die zich naar binnen wringt. Ik zie dat de aanwezige jongeren respectvol met elkaar omgaan: als het druk is, is het rustig. En ik zie ook dat de cohesie, het rekening houden met elkaar met de jaren op een hoger plan is komen te staan. Leerlingen nu, dat is een heel ander verhaal dan – pak ém beet – 10 of 20 jaar geleden. Er is ook onderzoek dat hier op wijst: https://www.volkskrant.nl/wetenschap/-sociale-media-maken-onze-vriendschappen-intiemer-~bfc8154e/.
Vriendschappen worden door de jongeren zelf gesloten en die hoeven niets met afkomst te maken te hebben. Dus liggen hier kansen voor jongeren die het misschien op het eerste gezicht niet zo hebben getroffen.
Wat mij enorm verbaast is dat er blijkbaar verder in het onderwijs geen ruimte is voor jongeren om die grotere empathie die ze voor elkaar kunnen opbrengen (zie ook onderzoek van o.a. Pattie Valkenburg) te etaleren. Die jongeren lopen van het ene lokaal naar het andere: wanneer krijgen ze de kans om samen met hun vrienden te reflecteren op wat docenten hun hebben voorgeschoteld?