Arre Zuurmond en keukentafelgasten in Zutphen op 20 april 2023, (screenshot)
Mocht de val van het kabinet Rutte-III begin 2021 uiteindelijk leiden tot verbeteringen in de informatiehuishouding van de overheid, dan is dat in niet geringe mate de verdienste van Arre Zuurmond. Als eigenzinnige regeringscommissaris heeft hij een flinke slinger gegeven aan het bij de tijd brengen van de bestuurlijke informatiestromen.
Hoe zat het ook alweer? Het snoeiharde rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag was aanleiding voor Ruttes derde kabinet om op te stappen. Dat rapport was er één in een lange reeks waarin werd gesignaleerd dat de informatiehuishouding van het rijk voor geen meter deugde. Voor iedereen was duidelijk dat de belangrijkste documenten in dit schandaal niet onvindbaar maar achtergehouden waren. Niettemin ging twintig jaar na de eerste alarmbellen dan toch iets worden gedaan aan de informatiehuishouding. Arre Zuurmond, bestuurlijk informatiekundige, oud-ombudsman van de gemeente Amsterdam en net met pensioen, werd bereid gevonden om als regeringscommissaris de verbeteringen aan te jagen.
En aanjagen deed hij. Er kwamen speerpunten, een Informatie Academie en Ontbijt- en Keukentafelsessies: gespreksrondes met (ervarings)deskundigen die plaatsvonden in openbare bibliotheken door het hele land. Zuurmonds diagnose na dit alles: we kunnen de informatiestromen binnen de overheid wel verbeteren met wéér nieuwe IT-‘oplossingen’, alleen levert dat in een bureaucratisch, verkokerd ambtelijk apparaat niet op wat we willen. Je kunt een postkoets gaan aandrijven met een benzinemotor, maar dan is het nog steeds een postkoets. Wat nodig is, is een ingrijpender organisatieverandering. Opdat de overheid een responsieve overheid wordt die naast burgers staat, niet tegenover hen.
Hetzelfde kraakheldere proza kom je tegen in wat de kers op de taart moet worden: Zuurmonds ontwerp voor een Algemene informatiewet (AI!)
Daar schemert dan toch weer even de ombudsman in de regeringscommissaris door. Zo ook in het taalgebruik in zijn notities en rapporten. Alles gesteld in Algemeen Begrijpelijk Nederlands, zonder dat aalgladde bestuurderslingo (‘borgen’, ‘vol inzetten op’, ‘toekomstbestendig’, ‘bestuurlijke ophanging’) dat overheidsinformatie zo onbegrijpelijk maakt.
Hetzelfde kraakheldere proza kom je tegen in wat de kers op de taart moet worden: Zuurmonds ontwerp voor een Algemene informatiewet (AI!). Die wet moet meer samenhang aanbrengen tussen bestaande wetten omtrent overheidsinformatie, zoals de Archiefwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet open overheid, EU-richtlijnen en (niet te vergeten) de Grondwet. De concept-Memorie van toelichting besteedt ruim aandacht aan zaken waar IP-harten sneller van gaan kloppen: standaardisatie, informatiearchitectuur, een federatief datastelsel et cetera.
Omwille van een responsieve overheid dienen ambtenaren in de nabije toekomst te kunnen beschikken over een werkomgeving die is ingericht op werksoorten en niet op de organisatie. Die omgeving helpt hen te voldoen aan wetgeving over openbaarheid, privacy, beveiliging en archivering. Klinkt goed. Des te betreurenswaardiger is het dat Arre Zuurmond, wiens aanstelling al in blessuretijd verkeerde, nu om gezondheidsredenen moet stoppen met zijn goede werk. Volledig herstel is mogelijk, voegde hij er op LinkedIn aan toe. Ik hoop vurig dat dat werkelijkheid wordt, voor hemzelf en voor ’s rijks informatiehuishouding.
Deze column verscheen in Vakblad IP | Informatieprofessional, jaargang 28 nummer 4, mei 2024.
Wat geeft de doorslag? De werkelijkheid? Of onze perceptie ervan? Een van de boeken die mij als wetenschapper hebben gevormd, is The social construction of reality (Peter L. Berger en Thomas Luckmann, 1966). Daarin wordt uiteengezet dat mensen handelen op basis van hoe zij de werkelijkheid definiëren. Wie in het donker de straat niet op durft, blijft binnen, ook al is de buurt volgens politie en statistieken veiliger geworden. Vertrouw je de farmaceutische industrie niet of het opperwezen juist wel? Dan laat je vaccinaties aan je gezin voorbijgaan.
‘Kennissociologie’ heet de stroming waartoe het boek behoort. De toepasbaarheid ervan werd jaar na jaar onbedoeld aangetoond door een ruime meerderheid van de studenten die in werkstukken niet de theorie zelf reproduceerden, maar hun interpretatie ervan. ‘Iedereen leeft in zijn eigen werkelijkheid’, stond er dan. Terwijl de kennissociologie nu juist stelde dat individuele percepties voor een belangrijk deel worden bepaald door de sociale laag en de religie waarbinnen je opgroeit, en door de groepen en instituties waarin je je begeeft.
Als je wilt begrijpen waarom sommige mensen voor nieuws en informatie naar NRC.nl en de bibliotheek gaan en andere mensen naar Facebook of YouTube, komt deze benadering van pas. Ook de hardnekkigheid van veel samenzweringstheorieën wordt ermee invoelbaar. Voor de aanhangers ervan wordt het gezamenlijk verdedigen van hun werkelijkheidsbeeld noodzakelijker als de buitenwacht hen als wappies wegzet. De waarschijnlijkheid dat pogingen om het eens te worden verzanden in een welles-nietes over wie de rode en wie de blauwe pil heeft ingenomen nadert tot 1.
Je kunt je gemeenschapsgeld beter inzetten op fighting for information dan op fighting misinformation.
Pogingen om de verspreiding van mis- en desinformatie tegen te gaan, zullen dan ook weinig succes hebben, nog afgezien van de vraag of het in een open samenleving wenselijk is dat de overheid zich hiermee inlaat. In de Misinformation Review van de Harvard Kennedy School werd twee jaar geleden al aannemelijk gemaakt dat interventies die het vertrouwen in betrouwbare bronnen vergroten effectiever zullen zijn. Je kunt je gemeenschapsgeld dus beter inzetten op fighting for information dan op fighting misinformation.
Een recenter commentaar in hetzelfde tijdschrift relativeert het gevaar van generatieve kunstmatige intelligentie voor de publieke opinievorming. Ja, het is waar dat het produceren van realistisch ogende nepberichten, -foto’s en -audio een fluitje van een cent is. Ook in financiële zin: het kost bijna niets om ChatGPT, Gemini en consorten heel veel onzin te laten uitkramen. Maar omdat onze informatieverwerkingscapaciteit beperkt is, betekent dit slechts meer overaanbod dan we toch al hadden.
Mis- en desinformatie bereiken in welvarende westerse landen een kleine (maar wel luidruchtige) minderheid van hooguit vijf procent. Volgens de auteurs zouden we ons beter zorgen kunnen maken over politici en bestuurders die hun en onze werkelijkheid uit electorale motieven geweld aandoen. Of er geen actieve herinnering aan hebben.
Deze column verscheen in Vakblad IP | Informatieprofessional, jaargang 28 nummer 2, maart 2024.
‘Rebecca works on her something’, by Mike Burns (Flickr, cc by-sa 2.0)
Het begint meteen na de geboorte. Al snel herkennen we klanken. Aandachtig luisteren we naar mama en papa en proberen we de geluiden die ze maken na te bootsen. Het kost een paar jaar oefenen, maar vóór de basisschool lukt het al aardig om volledige, zij het nog korte, zinnen te produceren. Een wonder, als je erover nadenkt wat daarbij komt kijken: luisteren, interpreteren, reageren; trommelvlies, hamer en aambeeld; longen, strottenhoofd, stembanden; tong, kaken en lippen.
Over naar de volgende fase. We leren de symbolen herkennen die horen bij de inmiddels vertrouwde klanken. We leren woorden ontleden in letters en lettergrepen, en andersom vormen we woorden uit de samenstellende onderdelen. Woorden worden zinnen, zinnen worden verhaaltjes. Onze hersenen raken eraan gewend de oogspieren zo aan te sturen dat onze blik soepel over de tekst glijdt. En dat in een tempo dat ons in staat stelt om deze visuele informatie om te zetten in betekenissen.
Dan leren we zelf schrijven: eerst letters, dan woorden, dan zinnen. Teksten en verhalen. Ingewikkelde motoriek: potlood vasthouden, proberen die letters na te tekenen. Spieren in hand en vingers die aanvankelijk maar niet de route willen volgen die ogen en hersenen voor ze uitstippelen. Maar we blijven het proberen, en gaandeweg lukt het, of nou ja, steeds beter.
We kunnen het nu, lezen en schrijven, en we kunnen ons bijna niet meer voorstellen dat we het ooit niet konden.
Als we het eenmaal beheersen, dat complexe samenspel van kijken, luisteren, interpreteren, informatie verwerken en fijne motoriek, voelen we ons groot. We zijn nu lid van een cultuurgemeenschap, al is er geen overgangsritueel om dat heuglijke feit kracht bij te zetten. We kunnen het nu, dat lezen en schrijven, en we kunnen ons bijna niet meer voorstellen dat we het ooit niet konden.
En dát, beste lezer, is het moment waarop we beginnen het belang van taal-, lees- en schrijfvaardigheid te relativeren; voor onszelf en vervolgens voor onze kinderen. Hoe anders is te verklaren dat we in Nederland het opbouwen van leesvaardigheid zo hebben laten verslonzen? Misschien heeft ook de neiging om alle progressie te willen toetsen een rol gespeeld. De leeropbrengst van het ‘vrij’ lezen van langere teksten en boeken laat zich nu eenmaal minder goed toetsen dan het grammaticaal ontleden van zinnen en het benoemen van signaalwoorden.
Mits de hardware (trommelvliezen et cetera) meewerkt, gaat het leren spreken van de moedertaal bijna vanzelf. Lezen en schrijven vergen daarentegen instructie en oefening. Blijvende oefening. Neurobiologen hebben vastgesteld dat als je minder gaat lezen, de eerder opgebouwde verbindingen tussen de visuele, auditieve en motorische gebieden in de hersenen verzwakken. Mensen die meer lezen, schrijven makkelijker – en beter. Studenten die met de hand aantekeningen maken, blijken de stof ook beter te onthouden dan degenen die dit op de laptop doen.
De wetenschap weet er nog lang niet alles van, maar vast staat inmiddels wel dat lezen en schrijven ook fysiek, in ons lichaam, verknoopt zijn met taalbeheersing. Lezen is lichamelijke oefening.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid