innovatie van de publieke informatievoorziening

De wetenschap van de boekenuitleen

Bron: https://tinyurl.com/LIS-Bemis

Bron: https://tinyurl.com/LIS-Bemis

Aan de telefoon was de voorzitter van het curatorium van de nieuw in te stellen bijzondere leerstoel bibliotheekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Met vrolijke stem: ‘We gaan je voordragen hoor!’ Zo werd ik tien jaar geleden als nog jonge doctor tot mijn eigen verrassing de academische volwassenheid in gekatapulteerd. In een vakgebied waarin ik zelf niet had gestudeerd, ook omdat het in Nederland allesbehalve prominent aanwezig was.

De bibliotheekwetenschap, internationaal bekend onder de naam Library and Information Science (LIS), mag met recht een eclectisch vakgebied heten. Ze omvat theorieën over wat informatie ‘is’, oftewel hoe je informatie kunt begrijpen en beschrijven. Vervolgens zijn er de deels theoretische, deels praktische benaderingen in het classificeren, ordenen en ontsluiten van documenten – boeken, artikelen, muziek- en archiefstukken en wat dies meer zij. Bovendien is het alfa, bèta én gamma: bibliotheekgeschiedenis, information retrieval, gebruiksonderzoek. En veel, heel veel reflectie op de bibliotheek- en documentatiepraktijk: hoe ondersteun je leerlingen het beste in het schoolbibliotheekwerk? Hoe houd je collecties bij de tijd? Hoe conserveer je boeken uit diverse periodes en hoe digitaliseer je ze het duurzaamst? Waarom vinden gebruikers met de digitale catalogus niet waar ze naar op zoek zijn? Bevorderen gesprekken met anderen in de bieb de sociale cohesie? Hoe prijselastisch is het bibliotheekabonnement? Hoe meet je de maatschappelijke baten van bibliotheekwerk? En steeds meer ethische en informatiepolitieke vragen. Moet je als bibliotheek de veiligheidsdiensten inzage geven in gebruiksgegevens, of moet je burgers juist tegen de alwetende overheid beschermen? Hoe maak je burgers bewuster van privacy- en veiligheidsrisico’s op internet en tot hoe ver strekt je verantwoordelijkheid daarin?
Een veel breder palet aan thema’s dan de naam ‘wetenschap van de boekenuitleen’ suggereert. En dan is dit lijstje nog lang niet volledig.

De bibliotheekwetenschap mag met recht een eclectisch vakgebied heten.

Als je de vragen op je laat inwerken, vallen ten minste twee dingen op. Eén: ze zijn niet specifiek voor bibliotheken maar even relevant voor naburige disciplines als de archiefwetenschap, museologie, cultuursociologie en boekwetenschap. En twee: ze staan sterk in het teken van bibliotheken als instituties. Beide zaken verwijzen naar de belangrijkste ontwikkelingen in de bibliotheekwetenschap. Enerzijds de samenwerking tussen bibliotheekwetenschap en andere informatievakgebieden in het aanbieden van bredere informatieopleidingen (in de Verenigde Staten iSchools genaamd). Anderzijds de de-institutionalisering van de praktijk die we bestuderen. Op elke harde schijf en server ontstaan collecties documenten, boeken, muziek en data die in toenemende mate worden gedeeld en aan elkaar gekoppeld. Bibliotheken zijn knooppunten in een wereldomspannend kennisnetwerk aan het worden. Maar hubs in een netwerk worden net zo makkelijk gepasseerd als aangedaan.

Dit alles leidt tot nieuwe rollen voor de institutie bibliotheek, de rol van de bibliothecaris en zelfredzaamheid van de (potentiële) gebruiker. Uitdagingen genoeg voor nog eens vijf jaar bijzonder hoogleraarschap. Ik laat me er met alle plezier opnieuw voor lenen.


Deze column verschijnt in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 6, augustus 2015.


Creative Commons License
De wetenschap van de boekenuitleen by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 26 augustus 2015 | Posted in columns, geen, onderwijs, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , | Reactie

Over een blocnote, Spotify en het Cdim-akkoord

Gesproken column Centrale Discotheek Rotterdam/MuziekWeb
dinsdag 25 juni – Euromast Rotterdam

De eerste keer dat ik met een gitaar op een podium stond, was ik tien jaar oud. Hoeveel mensen in deze zaal kunnen dat ook zeggen, dat ze voor of op hun tiende op een podium stonden met hun bandje? Nou?
En ik zeg dat niet om op te scheppen hoor. Het is gewoon lekker binnenkomen. Ja. Je hebt toch een beetje de zenuwen, als je voor een zaal met bibliothecarissen een column over muziek in de bibliotheek moet uitspreken. Dan is het wel lekker om meteen aan het begin een lange neus te kunnen maken. Voel je je toch wat zekerder.

Wat ook kan helpen tegen de zenuwen, dacht ik toen ik dit zat voor te bereiden, is een paar keer Spotify zeggen. Gewoon: Spotify. Even de verhoudingen duidelijk maken. Eerst eens zo langs de neus weg. Spotify. Dan wat luider en goed gearticuleerd. Dat je het kunt liplezen. Spo-ti-fy! En als dat nog niet helpt, nog harder. Spotify!! Of echt brullen, als dat goed voelt. SPOTIFY! SPOTIFY! SPOTIFAAAII!!! Jaaaa. Dat voelt een stuk lekkerder.

Niet dat ik u wil kleineren hoor. Echt niet. Maar nu ik u toch in de touwen heb hangen, moeten we het even over uw sores hebben. Ja. Ik bedoel: muziek in de bibliotheek. Ik heb nog eens naar de cijfers gekeken. Tjongejongejonge. Wat een glijvlucht omlaag was dat zeg, vanaf 2001. Van bijna 4 miljoen uitgeleende cd’s naar nog geen anderhalf miljoen tien jaar later.

Daar word je niet vrolijk van, als je zoals ik van muziek en van bibliotheken houdt. Maar wat kun je doen tegen al dat downloadgeweld… Ik noem een Napster, 1999. LimeWire, 2000. BitTorrent, 2001. Kazaa, ook 2001. Last.fm, 2002. The Pirate Bay, 2003. De iTunes Store, 2003. En dan ook nog SPOTIFAAAII!!, 2008.

Tegen dat allemaal, legaal en goedkoop of illegaal en ‘gratis’, kunnen jullie niet op. Maar het is natuurlijk ook de vraag of het doorpompen van muziek naar jullie leden de kerntaak van de bibliotheek zou moeten zijn. Als een clubje Zweden dat al kan zonder dat mensen ervoor hoeven te betalen… En als die tent op de fles gaat, is er vast wel weer een ander die iets soortgelijks gaat doen. Of we gaan met z’n allen weer gezellig downloaden. Of de kas van Apple verder spekken.

Je moet als bibliotheek dus iets meer te bieden hebben dan content alleen. Waarvoor hadden onze overgrootouders de openbare bibliotheek ook alweer uitgevonden? Juist! Om het volk te verheffen! Of zoals we in onze meer geïndividualiseerde samenleving zeggen: om persoonlijke ontwikkeling te faciliteren.

Persoonlijke ontwikkeling faciliteren. Poepoeh. Hoe doe je dat? Elders heb ik betoogd dat persoonlijke ontwikkeling uit drie dingen bestaat: uit zuivere kennis, praktische kennis en oordeelsvermogen. Ja, beter goed gejat van Immanuel Kant dan slecht zelf bedacht. Of in de woorden van good old Plato – niet te verwarren met de inmiddels failliete platenzaken – het ware, het goede en het schone.

Op de muziek toegepast houdt dat in:

  1. ten eerste, het ware: mensen in staat stellen kun kennis over muziek te verbreden en te verdiepen. Kennis van periodes, stromingen, genres, artiesten, invloeden, wisselwerkingen. Kennis van frequenties, interferenties, polyfonie, grondtonen, boventonen, tertsen, kwinten en septiemen.
  2. ten tweede, het goede: mensen helpen om actief met muziek aan de slag te gaan. Let wel: geen muziekles geven, maar wel de boeken en andere materialen om zelfstudie te bevorderen, om een beetje te leren hoe muziek in elkaar zit. Wanneer iets harmonieert en wanneer het dissoneert. Zodat je patronen leert herkennen die je vervolgens in je eigen spel kunt toepassen. En hoe instrumenten met elkaar samenwerken om iets te maken dat groter is dan de som der delen. Of het nu om een symfonie gaat of over een rocksong;
  3. en ten derde, het schone kunnen benoemen. Waarom vind je sommige artiesten goed en andere bagger? Wie zijn binnen een genre de virtuozen en wie de werkpaarden? Wat zijn de beste uitvoeringen van Beethovens negende, en waarom? Waarom is Jimi Hendrix de grootste gitarist aller tijden? En waarom faalde het Koningslied in het verenigen van de natie in samenzang?

Klinkt dit ambitieus? Mooi. Dan is er werk aan de winkel. Want lukt het de bieb om mensen te helpen het ware, goede en schone te ontdekken in de muziek? Hun zuivere kennis, praktische kennis en hun oordeelsvermogen te verbreden én te verdiepen? Ik ben er niet zo zeker van. Laat me een paar ervaringen met u delen, die me gemaakt hebben tot de muziekliefhebber en amateurmuzikant die ik nu ben.

Op mijn veertiende begon ik platenrecensies te schrijven voor de schoolkrant. Veel zakgeld had ik niet. En omdat het wel even duurde voor de krant gedrukt was, moest ik de actueelste platen zien te krijgen. Die hadden mijn vrienden nog niet, en de bibliotheek evenmin. Ik dus naar de platenzaak om die nieuwe platen gratis te beluisteren. Blocnote en potlood in de aanslag en aantekeningen maken. Een beetje in het geniep, want de eigenaar moest dat niet zien natuurlijk. Het was sowieso al gênant dat ik de hele plaat wilde afluisteren. De meeste andere luisteraars wisten na een nummer of drie wel of ze de plaat wilden kopen. Stond ik daar nog, met altijd wel iemand in mijn rug die op het vrijkomen van een draaitafel stond te wachten.
Ik kan nu, bijna dertig jaar later, wel bekennen dat ik een keer vriendelijk werd verzocht om plaats te maken, maar toch die recensie heb geschreven terwijl ik de plaat nog maar voor twee derde had beluisterd. Als hij daar bijna dertig jaar na dato nog prijs op stelt, bied ik bij dezen graag mijn excuses aan de heer Bowie aan.

In dezelfde periode richtte ik met twee anderen een bandje op dat zou uitgroeien tot ‘de schoolband’. Als leadgitarist en een van de zangers betekende dat naast het schrijven van eigen nummers ook het uitpluizen van teksten en composities van grote bands en artiesten.
Monnikenwerk! Er was altijd wel één akkoord dat je al luisterend niet kon thuisbrengen. Zat je naast je cassetterecorder. Play, luisteren, stop, rewind, te ver natuurlijk, en dan weer play, wachten tot de passage in kwestie opnieuw langskomt. Proberen op de gitaar. Damn, nee, weer mis.
Hetzelfde met de lyrics. We hadden natuurlijk wel Engels op school maar daar werd je niet vertrouwd gemaakt met Amerikaanse slang.

Naar de bibliotheek! In die van Beuningen hadden ze een heel beperkte collectie pop-bladmuziek. Dus op de fiets naar de bieb in de Lindenberg in Nijmegen. De spanning bij het benaderen van de rekken met bladmuziek. Zouden ze het hebben? Laat ik in vredesnaam niet voor niks die tien kilometer gefietst hebben.
Eerst langs de rekken. Niks. Dan vragen aan de baliemedewerker. Nee, van Big Country hebben we niets. Wat is dat eigenlijk? Uit Schotland! Aha. Nooit van gehoord. Simple Minds, ja die hebben we wel. Ook uit Schotland ja. Maar die is uitgeleend. Je kunt reserveren hoor. Kan wel drie weken duren voor het er is.

Dan maar naar de muziekwinkel. Daar hadden ze ook bladmuziek. Check: Big Country én Simple Minds in de bakken! Snel bladeren. Jee, een Cdim-akkoord. Nooit van gehoord. Even kijken of de winkelier kijkt. Nee, gelukkig is er een gitaarfreak, die houdt hem wel even bezig. Oké, snel blocnote uit de binnenzak en het diagram van dat akkoord natekenen. En de tekst nalopen. Wat was dat rare woord in het derde couplet ook weer. Ah! Hebbes!

Schattig hè? Ja, zo ging dat toen. Het betere handwerk. Dat gaat tegenwoordig wel een stuk makkelijker. Googlen op naam artiest, twee woorden uit de titel van het liedje en ‘chords’ of ‘lyrics’ en je hebt een hele lijst hits te pakken.
Jammer is wel dat de kwaliteit daarvan zacht gezegd twijfelachtig is. De bovenste hits in Google betreffen meer dan eens overgesimplificeerde versies van de songs in kwestie. De rijkelijk-met-whisky-besprenkelde-kampvuur-versie zeg maar. Septiemakkoorden komen er niet in voor, laat staan majeur-septiemen. Zelfs de mineurakkoorden worden doodleuk genegeerd.
Om van de teksten nog te zwijgen. Songtekstboekjes raadplegen: ho maar. Correcte grammatica, spelling: nooit van gehoord. Michael Stipe, zanger van het inmiddels ontbonden R.E.M., kon het niet laten om er tijdens een liveconcert ten overstaan van een zaal Ierse fans een opmerking over te maken. Ik citeer:

“Dit is waarom het Internet zuigt. Hier staat – nou ja, om te beginnen kloppen hun teksten nooit, als er al teksten zijn trouwens, maar – hoe dan ook, hier staat: ‘Noot. Deze songteksten zijn benaderingen. Stipe heeft zelf geen flauw benul wat hij zegt (lacht).’ Dank je wel, zoekmachine!” [1]

Einde citaat. Noot: het gaat hier om een benadering. Huysmans heeft zelf geen flauw benul hoe hij dit moet vertalen.

Alles overziend kan ik zeggen dat ik meer heb gehad aan de dingen die ik heb gekocht, of ingezien in de winkel met mijn blocnote in de hand, dan de dingen die ik kon lenen. Kón, zeg ik, omdat al die dingen die de winkels aanboden – de platen, de bladmuziekboeken, de amateurmuziektijdschriften – in principe ook in de bibliotheek hadden kunnen staan. Maar ook toen al waren de collectiebudgetten beperkt, net als het aantal medewerkers op de muziekafdeling – zeker in een bibliotheek in een niet al te groot dorp.

Volksverheffing

Volksverheffing

Maar toch… Laat duidelijk zijn dat de bibliotheek mij ook heeft geholpen. Ik leende er lp’s en later cd’s, zette die over op cassettes en cd-r’s, zodat ik ze talloze keren kon beluisteren. Waarna ik ze op gehoor naspeelde op gitaar, en leerde analyseren hoe de verschillende partijen – drums, bas, slaggitaar, leadgitaar, synthesizer, zang, backing vocals – op elkaar inwerkten.
Ook heb ik wel degelijk bladmuziek gevonden in de bieb. Die heb ik gekopieerd en soms ook verspreid onder de leden van mijn band, wat het instuderen van de cover aanmerkelijk bespoedigde.
En de laatste jaren heb ik mijn muzikale smaak behoorlijk kunnen verbreden door de fantastische collectie van de centrale bibliotheek in Den Haag aan te spreken. Moderne jazz en modern klassiek was ik nooit gaan kopen, maar voor een euro per cd kun je je nog wel eens een buil vallen. Ook de bakken met recente aanwinsten hebben tot heel mooie ontdekkingen geleid.

Neemt niet weg dat het verbreden en verdiepen van mijn besef van het ware, het goede en het schone op muzikaal gebied tegenwoordig voornamelijk via het hypertext transfer protocol verloopt en de komende jaren zal dat richting de 100 procent gaan. Kunnen de bibliotheken, kan MuziekWeb daarin mee? MuziekWebLuister vind ik een hele mooie dienst, en ik vind het te prijzen dat dit nu gewoon bestaat, naast SPOTIFAAAAAIII, zonder meerkosten voor mij als lid en zonder reclame tussendoor. (Ik was laatst op een meeting in Milaan, waar werd gezegd dat muziek in de bibliotheek zijn langste tijd wel had gehad. Ik zette toen MuziekWebLuister op het grote scherm en meteen verstomde dat geluid.)

Als de bibliotheek meerwaarde wil bieden op muzikaal gebied, dan zal de sleutel liggen – daarvan ben ik overtuigd – in de context rond de content. Mensen moeten kunnen luisteren maar ook kunnen leren – hun besef van het ware, het goede en het schone in de muziek moeten kunnen verbreden en verdiepen. Dan heeft de bibliotheek meerwaarde en doet ze recht aan haar muzikale missie. Daarvoor heeft de bibliotheek dan wel de deskundige muziekfanaten nodig, die zich bovendien net als ik geen leven zonder muziek kunnen voorstellen. Maar dat is weer een ander verhaal.

Noot
[1] “This is why the Internet sucks. It says here – well, number one: they never get the lyrics right; not that there are lyrics to begin with, but – it says here: ‘Note. These lyrics are approximations. Stipe himself has no idea what he says’ (laughs).’ Thank you, search engine!” (R.E.M. – Live at the Olympia (2009), Disc 1, Sitting Still (track 15), 3:21-3:42).

Creative Commons License
Over een blocnote, Spotify en het Cdim-akkoord by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 25 juni 2013 | Posted in columns, opinie, WareKennis | Tagged , , , , , | 3 Comments