innovatie van de publieke informatievoorziening

Over de behoefte aan informatieprofessionals in het InterNetflixtijdperk

‘Librarian Tattoo’, Lenore Edman (CC BY 2.0)

Statistieken waar ik toevallig op stuitte bevestigen het beeld van een dramatische terugloop van het aantal gediplomeerden in hogere opleidingen in bibliotheek en archief. Wat zijn de oorzaken van deze trend? Trekt het vak gewoonweg geen jonge mensen meer aan? Of sluiten de opleidingen niet goed meer aan bij het werkveld? Een Vlaams-Nederlandse werkgroep gaat onderzoek laten doen naar de aansluiting van de opleidingen op de vraag van werkgevers.

Zit die bieb daar nu nog steeds?

Men vraagt mij weleens, gezeten in een verjaardagskring, wat ik doe. Als ik zeg dat ik mij onder andere bezighoud met onderwijs over en onderzoek naar bibliotheken, glijdt bijna altijd een glimlach over het gezicht van de vragensteller. Een glimlach die toont dat een hang naar nostalgie hem of haar niet vreemd is. ‘De bibliotheek… Toen we geen internet hadden, kwamen we er nog wel. Maar nu, met Google… Ik moet wel zeggen, mijn buurvrouw gaat nog wel, want ze houdt van lezen en dan is het wel lekker goedkoop natuurlijk. En ook als je kleine kinderen hebt, is het wel handig, zo’n bieb. Maar je komt in alle drukte en met Netflix bijna niet meer aan boeken toe hè? Dus, vroeger of later…’

Stilzwijgend gaan mijn medeverjaardagsgasten ervan uit dat ik als expert zekerder dan iedereen weet dat de bibliotheek op haar laatste benen loopt. Dat ze in een niet al te verre toekomst alleen nog als woord en begrip zal bestaan, een paar stoffige boekenmusea uitgezonderd. Al moet ik zeggen dat de frequentie van voorkomen van dit soort conversaties de laatste tijd weer wat daalt. Want die buurtbieb zit er, zichtbaar voor eenieder, nog steeds. En door het raam zie je er ook aardig wat mensen zitten, aan de leestafel. Kennelijk voorziet de bibliotheek in het InterNetflixtijdperk nog altijd in een behoefte.

Serendipi… dat dus

Een van de dingen die mensen zeggen te gaan missen als er geen bibliotheken meer zouden zijn, is ‘serendipiteit’. Het is zo’n woord waarvan de kans dat het er in één keer quasi terloops goed uitkomt omgekeerd evenredig is aan de behoefte aan intellectuele erkenning van de spreker. Serendipiteit: waar de term vandaan komt, en hoe het zijn weg heeft gevonden door de ideeëngeschiedenis, is mooi gedocumenteerd door wetenschapssociologen Robert Merton en Elinor Barber. Het is het struikelen over iets waarnaar je niet op zoek was. Je valt, krabbelt op, klopt het stof van je kleren en kijkt wat de oorzaak van de valpartij was. En je komt in aanraking met iets dat je een verfrissend en soms doorslaggevend nieuw perspectief aanreikt.

Is serendipiteit dan dé reden dat bibliotheken tot in de eeuwen der eeuwen gesubsidieerd moeten blijven?

Hoe stimuleren bibliotheken serendipiteit? Doordat je blik, zoekend naar een boek, langs vele andere titels glijdt. En bij zomaar een van die titels rinkelt er een belletje. Hee, deze titel klinkt interessant. Eens kijken op de achterflap… Hm, dit is niet echt wat ik zoek, maar voor de zekerheid neem ik het toch even mee, want wie weet.

Ik herken dat. Als promovendus in de communicatiewetenschap in Nijmegen liep ik met enige regelmaat naar de bibliotheken van maatschappijwetenschappen en filosofie. Twee bibliotheken met een compleet andere indelingssystematiek. In de eerstgenoemde werden de nieuwe aanwinsten gewoon achteraan de rij ingevoegd. Ze stonden op volgorde van signatuur. Aan die signatuur kon je zo’n beetje aflezen hoe recent het boek aangekocht was; verder niets.

In de bieb van filosofie, waar ik als sociale wetenschapper linea recta op de afdeling ‘sociale en politieke filosofie’ afstevende, was voor een thematische indeling gekozen. Op de plank waar het door mij gezochte boek stond, werd het omringd door nauwe verwanten. Dat leverde nogal eens waardevolle ontdekkingen op. Weer een week geen letter op papier, maar de reis naar de eindstreep werd er wel veel boeiender door. En ja, enkele van de toevallige vondsten stuurden die reis in een productievere richting.

Is serendipiteit dan dé reden dat bibliotheken tot in de eeuwen der eeuwen gesubsidieerd moeten blijven? Mijn ervaring in de twee bibliotheken van de universiteit in Nijmegen geeft aan dat het niet ‘de bibliotheek’ als zodanig is, maar de wijze van presenteren van de boeken. Die manier kun je digitaal nabootsen. Sterker nog, je zou digitale gebruikers de keuze kunnen geven tussen verschillende ordeningsprincipes. De bibliotheek maatschappijwetenschappen had op mijn scherm de indeling van die van filosofie kunnen krijgen. Zo zou de kans op serendipiteit flink zijn toegenomen (en de einddatum van mijn project nog verder verschoven – niettemin om goede inhoudelijke redenen).

Lees verder »

Posted by Frank Huysmans on 8 februari 2017 | Posted in beleid, geen, onderwijs, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , , | 40 Comments

Goed voor je e-mago

Bron: http://explore.cogentoa.com/

Bron: http://explore.cogentoa.com/

Als u niet heeft meegekregen dat ‘open’ aan een opmars bezig is in onderzoek en onderwijs heeft u onder een steen geleefd (met alle respect voor de steen). Open access, open data, open educational resources, open peer review… En laat ik open (source) software niet vergeten, waar inmiddels de halve wetenschap mee schrijft en analyseert. Maar ‘open’ is een woord met vele betekenissen. Mijn editie van de Dikke van Dale uit 1984 somt er twaalf op. En dat was ruim voor het begin van het web.

Terwijl ‘open’ terrein wint, wordt aan de mate van openheid flink geknaagd. In de begindagen van de open access-beweging, op bijeenkomsten in Boedapest, Bethesda en Berlijn in 2002-2003, werd ‘open access’ nadrukkelijk gedefinieerd als méér dan alleen gratis te lezen of downloaden voor iedereen met internet. Het betekende ook dat de oorspronkelijke makers afzagen van de meeste van hun intellectuele eigendomsrechten. Men deed dit in navolging van de makers van open software. Die software wordt verstrekt met een licentie die je ‘absolutely no warranty’ geeft dat hij vrij van fouten is. Garantie tot aan de router dus. Ga je daarmee akkoord, dan mag je ermee doen wat je wilt: verspreiden, verbeteren, veranderen of vergeten.

Sommige informatieprofessionals spreken zonder blikken of blozen over open access of open data bij gratis toegang alléén.

Precies dat hadden de open access-pioniers voor ogen. Verreweg het grootste deel van de wetenschappelijke productie is tot stand gekomen met steun van belastingbetalers: boeren, burgers en bedrijven. En meebetalen is meebepalen, dus ze moeten er naar eigen goeddunken mee kunnen omgaan. De werkelijkheid benaderde tot voor kort het tegendeel. Alleen wie in het hoger onderwijs werkt of studeert, mag het lezen – mits je hogeschool of universiteit een licentie heeft afgesloten. Verspreiden, verbeteren, veranderen: het mag alleen met toestemming van de rechthebbenden. Vergelijk het met landbouwsubsidies waaraan u via de belastingen bijdraagt. U zou vreemd opkijken als alleen telers zelf hun aardappelen mochten consumeren – mits in de schil gekookt en gegeten.

Nu open wetenschap het tij mee heeft, is het noodzaak om ook de auteursrechtelijke barrières te slechten. Pas dan is de boel echt open. Maar wat zien we? Alles wat gratis is te downloaden wordt ‘open’ genoemd, zelfs al is het niet toegestaan er dingen mee te doen zonder speciale toestemming of betaling van reprorechten. Het wordt nog erger doordat sommige informatieprofessionals aan de begripsinflatie meewerken. Zij spreken zonder blikken of blozen over open access of open data bij gratis toegang alléén. Zelfs een uitgevershuis als Elsevier noemt dat laatste met opzet ‘free access’ en respecteert in de regel de betekenis van ‘open’ als gratis plus vrij van de meeste auteursrechtelijke beperkingen.

Pal staan voor de rechten van burgers in het omgaan met digitale informatie zit misschien niet in de aard van het beestje. Het is echter wel het minste wat bibliothecarissen en archivarissen zouden moeten doen. En het is bovendien goed voor hun e-mago.


Deze column verscheen in Vakblad Informatieprofessional, jaargang 20 nummer 7, 6 oktober 2016.

Posted by Frank Huysmans on 5 oktober 2016 | Posted in columns, onderwijs, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , | Reactie

Bibliotheken als platform of infrastructuur? Interview met Shannon Mattern

Shannon Mattern

Shannon Mattern (foto privécollectie Mattern)

Shannon Christine Mattern is associate professor (universitair hoofddocent) aan de New School in New York, een universiteit voor geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en design. Dit semester is ze senior fellow aan de Bauhaus Universität in Weimar. Ze schreef haar masterscriptie over de spreiding van bibliotheekvestigingen en promoveerde op de ontwikkeling en het ontwerp van de centrale bibliotheek in Seattle. In 2007 publiceerde ze het boek The New Downtown Library. Ze blogt, twittert en schrijft voor diverse tijdschriften. Een aanrader is haar artikel ‘Library as infrastructure‘ in het tijdschrift Places. Daarnaast is ze actief op het snijvlak van wetenschap, praktijk en design/architectuur van bibliotheken, archieven en andere media- en informatie-instituties.
Voor vakblad Informatieprofessional (IP) sprak ik met Shannon over haar wetenschappelijke werk, waarbij ze – vanuit het perspectief van de bibliotheek – design en de geesteswetenschappen met elkaar verbindt. Ook aan bod kwamen de huidige rollen van de bibliotheek en bibliotheekorganisaties die wat al te graag in het voetspoor van Silicon Valley willen treden.

Allereerst: hoe zou je je werk aan de New School omschrijven?
‘Mijn specialisatie is dat ik eigenlijk geen echte specialisatie heb. Ik ben behoorlijk vrij in wat ik kan doen nu ik een vaste aanstelling heb als associate professor bij de New School in New York. Maar wat ik echt leuk vind is design te verbinden met de invalshoek van geesteswetenschappen. Data, informatie en kennis dragen intellectuele vormen en infrastructuren in zich, die al dan niet samenvallen met fysieke vormen en infrastructuren. Dit onderwerp heb ik op verschillende niveaus bekeken en loopt als een rode draad door mijn werk. Zonder dat we het ons bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat. Je kunt namelijk als gebruiker bepaalde instellingen aanpassen, maar andere weer niet, omdat dit door ontwerpers en programmeurs voor jou wordt bepaald.’

‘Zonder dat we het ons bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat.’

‘Momenteel houd ik me bezig met het ontwerp van meubels die we door de eeuwen heen hebben gebruikt om media in of op te zetten. In eerder werk heb ik ook naar bibliotheekgebouwen gekeken, dat wil zeggen: naar architectuur. Het is ook mogelijk om op het niveau van een hele stad of een heel land de organisatie van informatie te bestuderen. Te denken valt bijvoorbeeld aan gedeelde boekencollecties of sorteermachines, lokale knooppunten in een grote infrastructuur die meerdere steden of vestigingen bedienen.’

Je ziet veel overeenkomsten tussen bibliotheken en de andere onderwerpen waar je aan werkt?
‘Ja, zeer zeker. De uitdaging waar ik voor sta is studenten ervan te overtuigen dat bibliotheken raakvlakken hebben met mediastudies. Of dat bibliotheken interessant zijn om te bestuderen, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van architectuur, of ook vanuit programmeren. De laatste paar jaar zijn er in New York een aantal belangrijke projecten geweest die bibliotheken op de kaart hebben gezet bij architecten en designers. Zij zijn zich ervan bewust geworden dat bibliotheken een mooie plek zijn om hun vaardigheden en experimenten op los te laten. En dat dit gebeurt in de context van de samenleving, niet in die van een commercieel bedrijf.’

Lees verder »

Posted by Frank Huysmans on 28 september 2016 | Posted in onderwijs, onderzoek, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , , | Reactie