Als je de mission statements van bibliotheken mag geloven, zijgt de samenleving zonder deze tempels van kennis en cultuur ineen. Maar er is ten minste één ding waar bibliotheekmensen hopeloos falen: bestuurlijke drukte verminderen.
Dat komt weer doordat ze zo ontzettend dol zijn op het optuigen van besturen. Of Raden van Toezicht. Met een klankbordgroep dan wel Raad van Advies aan de zijlijn. Vooral in momenten van reorganisatie. De bestuurlijke verantwoordelijkheden moeten dan goed worden belegd. Bij projectgroepen die verantwoording verschuldigd zijn aan op zijn minst twee commissies. De Commissie Primair Proces kijkt of de inhoudelijke taken goed belegd worden in de nieuwe structuur. De Commissie HRM begeleidt de organisatorische en personele consequenties. En uiteraard moeten die twee commissies met elkaar afstemmen in een Overlegplatform. Mochten in dat platform de stemmen staken, dan is er altijd nog een Commissie van Wijzen, bij voorkeur een oneven aantal, die knopen kan doorhakken.
Je mag hopen dat als de reorganisatie is voltooid ook al die commissies, raden en platforms worden opgedoekt. Maar dikke kans dat er een restje commissie verzelfstandigd wordt, voorzien van een fraai acroniem.
Moet de overkill aan organisaties en reorganisaties verhullen dat men niet goed weet hoe het inhoudelijk verder moet?
Zo bezien is de aanstaande integratie van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) en Bibliotheek.nl (BNL) in de Koninklijke Bibliotheek (KB) een trendbreuk. Twee organisaties minder! Bij de splitsing van de ‘oude’ Vereniging van Openbare Bibliotheken in VOB-nieuwe stijl, SIOB en BNL grapte scheidend VOB-directeur Jan-Ewout van der Putten dat er maar liefst drie directeuren nodig waren om hem op te volgen. Als de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen door de beide Kamers komt, moet de omgekeerde weg worden bewandeld.
Soms denk ik wel eens dat de overkill aan organisaties en reorganisaties moet verhullen dat men eigenlijk niet goed weet hoe het inhoudelijk verder moet. De verleiding is groot om de onzekerheid te bestrijden door een fusie, een splitsing of het optuigen van weer een nieuwe organisatie. Dat is ook wel iets heel Nederlands, dat geloof in de zuiverende of zelfs helende kracht van reorganiseren. Het is het geloof in de maakbare samenleving drie punt nul. Comfortabel verhullend dat er inhoudelijk wat moet veranderen.
Heeft er iemand al nagedacht over de vraag hoe een organisatie als de KB, bevolkt door professionals die er vrij weinig feeling mee hebben, het openbaar bibliotheekwerk straks moet gaan aansturen? De focus ligt nu begrijpelijkerwijs op het netjes managen van het integratieproces. Doch als het bij bestuurlijk navelstaren blijft, kun je nu al voor 2015 de clash tussen de KB en de VOB uittekenen. Je kunt de namen voor de Commissie van Wijzen die dat conflict in 2016 vlot moet gaan trekken alvast met potlood noteren. En hun advies (2017): afsplitsen maar weer, dat openbare bibliotheekwerk. Of wat er dan nog van over is.
Deze column verscheen in Informatieprofessional, jaargang 17 nummer 7, 26 september 2013
Posted by Frank Huysmans on 26 september 2013 | Posted in beleid, columns, opinie | Tagged bureaucratisering, openbare bibliotheken, reorganisatie
|
In het verleden ben ik wel eens minder enthousiast geweest over wat er op de IFLA-conferenties geboden werd, maar de editie dit jaar in Singapore barstte van de interessante sessies. Al meteen na de openingsceremonie ging het los met een sessie over e-metrics. Hoe meet je gebruik en impact van afzonderlijke wetenschappelijke artikelen, naast de meer algemene journal impact factor die de kwaliteit van het tijdschrift-als-publicatiekanaal pretendeert uit te drukken?
Usage factor naast de impact factor
Interessant was dat de sessie twee gezichtspunten op de problematiek verenigde. Vertegenwoordiger van het ‘traditionele’, bibliometrische perspectief was Peter T. Shepherd. Hij is directeur van COUNTER, een not-for-profit-organisatie die op onafhankelijke wijze probeert tot betrouwbare tellingen van het gebruik van wetenschappelijke tijdschriften op het web te komen: de usage factor.
Shepherd liet zien hoeveel tijd en zorgvuldigheid er gaat zitten in kwalitatief goede tellingen van bijvoorbeeld het aantal downloads van een wetenschappelijk artikel. Eerst moet je vaststellen welke versies van een artikel je gaat meetellen. COUNTER identificeert er zeven. Vijf daarvan worden meegeteld (voor de liefhebbers: Accepted Manuscript (AM), Proof (P), Version of Record (VoR), Corrected Version of Record (CVoR), Enhanced Version of Record (EVoR)). Dan zijn er nog twee die niet worden meegeteld (Author Version (AV) en het Submitted Manuscript Under Review (SMUR)). De ‘knip’ tussen meetellen of niet zit ‘m in het peer review filter gepasseerd zijn. Pas als de reviewers en de redactie hebben besloten tot publicatie, wordt er geteld.
Dan is er het probleem van de uitgeversplatforms en de repositories. Tellingen van de bezoeken aan repositories hebben laten zien dat 90 tot 99% van de bezoeken van robots afkomstig zijn. Het betreft dus geen raadplegingen door onderzoekers maar harvesting van (meta)data door aggregatoren. Ook dit probleem blijkt oplosbaar te zijn, zodat het volgens Peter Shepherd mogelijk is om tot een goed beeld te komen van hoe vaak een artikel geraadpleegd is, in een van de getelde versies, vanaf verschillende platforms.
Voorwaarde is wel dat degenen die de data aanleveren, dat doen volgens een vaste set van afspraken (protocol) zodat het resultaat COUNTER-compliant article-level usage statistics (jawel) zijn. Shepherd noemde er twee: PIRUS en IRUS.
Altmetrics
Een heel ander, maar wel gerelateerd perspectief werd geleverd door Jason Priem. Hij is een van de vier opstellers van het Altmetrics-manifest uit 2010 en promovendus in Library & Information Science aan de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill. Hij kijkt als het ware vanuit de digitale toekomst terug naar de huidige, papier-gebaseerde praktijk van publiceren. Want laten we wel zijn: een e-tijdschrift is thans nog niet veel meer dan een p-tijdschrift in een digitaal jasje.
Bij web-native publiceren ligt het voor de hand dat verschillende onderdelen van het publicatieproces – Priem noemt archivering, registratie, verspreiding en certificering – op termijn niet langer gekoppeld zullen zijn. De verschillende fasen in het publicatie- en disseminatieproces zullen door verschillende spelers in de markt uitgevoerd kunnen worden. We zullen een Decoupled Journal krijgen. In Priems woorden:
“Web-native science means we can start making public, not merely ‘publishing’.”
Andere doorkijkjes naar de toekomst, die volgens Priem voor de hand liggen: niet alleen volwaardige artikelen, maar ook andere publicatievormen zullen mee gaan tellen in de evaluatie van wetenschappelijk werk. Het delen van en discussiëren over wetenschappelijk werk verhuist meer en meer naar het web. Ook commentaren op Twitter en in blogs kunnen worden geteld. Dit is het idee achter altmetrics: het in kaart brengen van wat wetenschappelijk werk beweegt – in de wetenschap zelf maar ook daarbuiten. (Zie ook mijn artikel in InformatieProfessional nummer 5 van jaargang 2013).
Samen met Heather Piwowar heeft Jason Priem ImpactStory opgezet, een not-for-profit-onderneming die het individuele onderzoekers makkelijk maakt om de reikwijdte van hun publicaties in het digitale domein te volgen. Al wat je nodig hebt is een account en de digital object identifiers (DOIs) van je publicaties.
Peer review: voor of na publicatie?
Beide sprekers deden hun best om vriendjes te blijven en benadrukten dat hun beide benaderingen naast elkaar kunnen bestaan. Zo vond Priem de usage factor een goede aanvulling op altmetrics en stelde Shepherd het omgekeerde. Toch bleken er wel wat punten van verschil te bestaan.
Jason Priem deed een goed woordje voor de open peer review en stelde dat in het webgebaseerde publiceren peer review geen filter hoeft te zijn. Je kunt heel goed je paper publiceren en andere experts vragen erop te reageren. In Shepherds benadering is peer review juist het cruciale filter tussen wat wel en wat niet als wetenschap gelden mag. Desgevraagd zei Shepherd in de discussieronde dat hij die open peer review gaat meenemen naar zijn bedrijf. Ook hem bekruipt het gevoel dat pre-publication peer review op termijn niet meer het centrale filter zal zijn.
Deze blogpost verscheen eerder op de site van InformatieProfessional op 19 augustus 2013.
Posted by Frank Huysmans on 29 augustus 2013 | Posted in beleid, vakpublicaties | Tagged altmetrics, e-metrics, journal impact factor, usage factor
|
De Noorderlingen, van Alex van Warmerdam. Nog nooit gezien? Beslist doen. Plaats van handeling: een nooit afgebouwde, afgelegen woonwijk begin jaren zestig naast een aangeplant dennenbos. Meesterlijk: de scènes waarin postbode Plagge, gezeten aan de rand van een bosvijver, met een fluitketel op een houtvuurtje de nog door hem te bezorgen brieven openstoomt en leest. Waarna hij ze weer dichtlikt en terug in de tas stopt. Zo komt hij te weten dat de zwaar bijziende boswachter onvruchtbaar is. Deze Anton Derkinderen doet verwoede pogingen de postbode op heterdaad te betrappen. Aanvankelijk is de postbode hem te slim af en roept vanuit een boom: ‘Lief jagertje! Maak me dan een kindje!’ Later krijgt de boswachter hem toch te pakken. Maar met de spionerende postbeambte loopt het uiteindelijk beter af. Het is de jager die blind wordt.
De Noorderlingen dus. De film schoot me weer te binnen toen de Amerikaanse president onlangs in Berlijn was. Edward Snowden was de weken ervoor flink aan de bel gaan hangen. De Guardian en de Washington Post deden de rest en onthulden PRISM, een gigantisch digitaal observatieprogramma van de Amerikaanse National Security Agency (NSA). De arme Obama – yes we scan! – moest met hangende pootjes en de staart tussen de benen naar, of all places, Stasi-Hochburg Berlijn. Daar hing bij de toegangspoort tot de vroegere Amerikaanse sector Checkpoint Charlie een spandoek met Your privacy ends here. En op de door Obama eerder zo geliefde sociale media ging een foto van hem rond met een kleine blonde knul. Tekstballon bij knul: ‘Mijn papa zegt dat u ons online bespioneert.’ Tekstballon Obama: ‘Hij is niet je papa.’
Zoals we vroeger giftige stoffen door de gootsteen kieperden, weten we nu dat we daarmee onze leefomgeving en dus onszelf schaden. Onze alledaagse omgang met informatie moet dezelfde ethische en zelfkritische dimensie krijgen.
Trek je het snuffelen in andermans privacy ver genoeg door, dan wordt het vanzelf absurd komisch. Maar het lachen is burgers en veiligheidsdiensten in de wereld inmiddels wel vergaan. Negentien burgerrechtenorganisaties hebben de NSA aangeklaagd wegens het schenden van een van de grondrechten, de vrijheid van verzameling en organisatie. Overal in de vrije (lees: de zich vrij wanende) wereld ligt de werkwijze van de veiligheidsdiensten onder een vergrootglas. Leidende vraag: staan ze nog onder democratische controle of zijn we aan het afglijden naar een nieuw soort totalitarisme?
De vertrouwenscrisis roept de vraag op of we wel goed genoeg beseffen hoe groot de politieke en economische belangen zijn bij de wereldomspannende informatiestromen. En of het recht wel voldoende weerstand kan bieden aan die belangen. In een doordacht essay, Information consumerism: The price of hypocrisy trekt Evgeny Morozov een interessante parallel tussen de ecologische problematiek en die van de privacy. Zoals we vroeger giftige stoffen door de gootsteen kieperden, weten we nu dat we daarmee onze leefomgeving en dus onszelf schaden. Onze alledaagse omgang met informatie moet dezelfde ethische en zelfkritische dimensie krijgen, aldus Morozov. Informatievaardig en mediawijs moeten we zijn bij het whatsappen, skypen en gmailen. Om te voorkomen dat we net als de boswachter uit De Noorderlingen van bijziend geheel blind worden.
Deze column verschijnt in Informatieprofessional, jaargang 17, nummer 6 (augustus 2013).
Posted by Frank Huysmans on 25 juli 2013 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties |