De Noorderlingen, van Alex van Warmerdam. Nog nooit gezien? Beslist doen. Plaats van handeling: een nooit afgebouwde, afgelegen woonwijk begin jaren zestig naast een aangeplant dennenbos. Meesterlijk: de scènes waarin postbode Plagge, gezeten aan de rand van een bosvijver, met een fluitketel op een houtvuurtje de nog door hem te bezorgen brieven openstoomt en leest. Waarna hij ze weer dichtlikt en terug in de tas stopt. Zo komt hij te weten dat de zwaar bijziende boswachter onvruchtbaar is. Deze Anton Derkinderen doet verwoede pogingen de postbode op heterdaad te betrappen. Aanvankelijk is de postbode hem te slim af en roept vanuit een boom: ‘Lief jagertje! Maak me dan een kindje!’ Later krijgt de boswachter hem toch te pakken. Maar met de spionerende postbeambte loopt het uiteindelijk beter af. Het is de jager die blind wordt.
De Noorderlingen dus. De film schoot me weer te binnen toen de Amerikaanse president onlangs in Berlijn was. Edward Snowden was de weken ervoor flink aan de bel gaan hangen. De Guardian en de Washington Post deden de rest en onthulden PRISM, een gigantisch digitaal observatieprogramma van de Amerikaanse National Security Agency (NSA). De arme Obama – yes we scan! – moest met hangende pootjes en de staart tussen de benen naar, of all places, Stasi-Hochburg Berlijn. Daar hing bij de toegangspoort tot de vroegere Amerikaanse sector Checkpoint Charlie een spandoek met Your privacy ends here. En op de door Obama eerder zo geliefde sociale media ging een foto van hem rond met een kleine blonde knul. Tekstballon bij knul: ‘Mijn papa zegt dat u ons online bespioneert.’ Tekstballon Obama: ‘Hij is niet je papa.’
Zoals we vroeger giftige stoffen door de gootsteen kieperden, weten we nu dat we daarmee onze leefomgeving en dus onszelf schaden. Onze alledaagse omgang met informatie moet dezelfde ethische en zelfkritische dimensie krijgen.
Trek je het snuffelen in andermans privacy ver genoeg door, dan wordt het vanzelf absurd komisch. Maar het lachen is burgers en veiligheidsdiensten in de wereld inmiddels wel vergaan. Negentien burgerrechtenorganisaties hebben de NSA aangeklaagd wegens het schenden van een van de grondrechten, de vrijheid van verzameling en organisatie. Overal in de vrije (lees: de zich vrij wanende) wereld ligt de werkwijze van de veiligheidsdiensten onder een vergrootglas. Leidende vraag: staan ze nog onder democratische controle of zijn we aan het afglijden naar een nieuw soort totalitarisme?
De vertrouwenscrisis roept de vraag op of we wel goed genoeg beseffen hoe groot de politieke en economische belangen zijn bij de wereldomspannende informatiestromen. En of het recht wel voldoende weerstand kan bieden aan die belangen. In een doordacht essay, Information consumerism: The price of hypocrisy trekt Evgeny Morozov een interessante parallel tussen de ecologische problematiek en die van de privacy. Zoals we vroeger giftige stoffen door de gootsteen kieperden, weten we nu dat we daarmee onze leefomgeving en dus onszelf schaden. Onze alledaagse omgang met informatie moet dezelfde ethische en zelfkritische dimensie krijgen, aldus Morozov. Informatievaardig en mediawijs moeten we zijn bij het whatsappen, skypen en gmailen. Om te voorkomen dat we net als de boswachter uit De Noorderlingen van bijziend geheel blind worden.
Deze column verschijnt in Informatieprofessional, jaargang 17, nummer 6 (augustus 2013).
Gesproken column Centrale Discotheek Rotterdam/MuziekWeb
dinsdag 25 juni – Euromast Rotterdam
De eerste keer dat ik met een gitaar op een podium stond, was ik tien jaar oud. Hoeveel mensen in deze zaal kunnen dat ook zeggen, dat ze voor of op hun tiende op een podium stonden met hun bandje? Nou?
En ik zeg dat niet om op te scheppen hoor. Het is gewoon lekker binnenkomen. Ja. Je hebt toch een beetje de zenuwen, als je voor een zaal met bibliothecarissen een column over muziek in de bibliotheek moet uitspreken. Dan is het wel lekker om meteen aan het begin een lange neus te kunnen maken. Voel je je toch wat zekerder.
Wat ook kan helpen tegen de zenuwen, dacht ik toen ik dit zat voor te bereiden, is een paar keer Spotify zeggen. Gewoon: Spotify. Even de verhoudingen duidelijk maken. Eerst eens zo langs de neus weg. Spotify. Dan wat luider en goed gearticuleerd. Dat je het kunt liplezen. Spo-ti-fy! En als dat nog niet helpt, nog harder. Spotify!! Of echt brullen, als dat goed voelt. SPOTIFY! SPOTIFY! SPOTIFAAAII!!! Jaaaa. Dat voelt een stuk lekkerder.
Niet dat ik u wil kleineren hoor. Echt niet. Maar nu ik u toch in de touwen heb hangen, moeten we het even over uw sores hebben. Ja. Ik bedoel: muziek in de bibliotheek. Ik heb nog eens naar de cijfers gekeken. Tjongejongejonge. Wat een glijvlucht omlaag was dat zeg, vanaf 2001. Van bijna 4 miljoen uitgeleende cd’s naar nog geen anderhalf miljoen tien jaar later.
Daar word je niet vrolijk van, als je zoals ik van muziek en van bibliotheken houdt. Maar wat kun je doen tegen al dat downloadgeweld… Ik noem een Napster, 1999. LimeWire, 2000. BitTorrent, 2001. Kazaa, ook 2001. Last.fm, 2002. The Pirate Bay, 2003. De iTunes Store, 2003. En dan ook nog SPOTIFAAAII!!, 2008.
Tegen dat allemaal, legaal en goedkoop of illegaal en ‘gratis’, kunnen jullie niet op. Maar het is natuurlijk ook de vraag of het doorpompen van muziek naar jullie leden de kerntaak van de bibliotheek zou moeten zijn. Als een clubje Zweden dat al kan zonder dat mensen ervoor hoeven te betalen… En als die tent op de fles gaat, is er vast wel weer een ander die iets soortgelijks gaat doen. Of we gaan met z’n allen weer gezellig downloaden. Of de kas van Apple verder spekken.
Je moet als bibliotheek dus iets meer te bieden hebben dan content alleen. Waarvoor hadden onze overgrootouders de openbare bibliotheek ook alweer uitgevonden? Juist! Om het volk te verheffen! Of zoals we in onze meer geïndividualiseerde samenleving zeggen: om persoonlijke ontwikkeling te faciliteren.
Persoonlijke ontwikkeling faciliteren. Poepoeh. Hoe doe je dat? Elders heb ik betoogd dat persoonlijke ontwikkeling uit drie dingen bestaat: uit zuivere kennis, praktische kennis en oordeelsvermogen. Ja, beter goed gejat van Immanuel Kant dan slecht zelf bedacht. Of in de woorden van good old Plato – niet te verwarren met de inmiddels failliete platenzaken – het ware, het goede en het schone.
Op de muziek toegepast houdt dat in:
ten eerste, het ware: mensen in staat stellen kun kennis over muziek te verbreden en te verdiepen. Kennis van periodes, stromingen, genres, artiesten, invloeden, wisselwerkingen. Kennis van frequenties, interferenties, polyfonie, grondtonen, boventonen, tertsen, kwinten en septiemen.
ten tweede, het goede: mensen helpen om actief met muziek aan de slag te gaan. Let wel: geen muziekles geven, maar wel de boeken en andere materialen om zelfstudie te bevorderen, om een beetje te leren hoe muziek in elkaar zit. Wanneer iets harmonieert en wanneer het dissoneert. Zodat je patronen leert herkennen die je vervolgens in je eigen spel kunt toepassen. En hoe instrumenten met elkaar samenwerken om iets te maken dat groter is dan de som der delen. Of het nu om een symfonie gaat of over een rocksong;
en ten derde, het schone kunnen benoemen. Waarom vind je sommige artiesten goed en andere bagger? Wie zijn binnen een genre de virtuozen en wie de werkpaarden? Wat zijn de beste uitvoeringen van Beethovens negende, en waarom? Waarom is Jimi Hendrix de grootste gitarist aller tijden? En waarom faalde het Koningslied in het verenigen van de natie in samenzang?
Klinkt dit ambitieus? Mooi. Dan is er werk aan de winkel. Want lukt het de bieb om mensen te helpen het ware, goede en schone te ontdekken in de muziek? Hun zuivere kennis, praktische kennis en hun oordeelsvermogen te verbreden én te verdiepen? Ik ben er niet zo zeker van. Laat me een paar ervaringen met u delen, die me gemaakt hebben tot de muziekliefhebber en amateurmuzikant die ik nu ben.
Op mijn veertiende begon ik platenrecensies te schrijven voor de schoolkrant. Veel zakgeld had ik niet. En omdat het wel even duurde voor de krant gedrukt was, moest ik de actueelste platen zien te krijgen. Die hadden mijn vrienden nog niet, en de bibliotheek evenmin. Ik dus naar de platenzaak om die nieuwe platen gratis te beluisteren. Blocnote en potlood in de aanslag en aantekeningen maken. Een beetje in het geniep, want de eigenaar moest dat niet zien natuurlijk. Het was sowieso al gênant dat ik de hele plaat wilde afluisteren. De meeste andere luisteraars wisten na een nummer of drie wel of ze de plaat wilden kopen. Stond ik daar nog, met altijd wel iemand in mijn rug die op het vrijkomen van een draaitafel stond te wachten.
Ik kan nu, bijna dertig jaar later, wel bekennen dat ik een keer vriendelijk werd verzocht om plaats te maken, maar toch die recensie heb geschreven terwijl ik de plaat nog maar voor twee derde had beluisterd. Als hij daar bijna dertig jaar na dato nog prijs op stelt, bied ik bij dezen graag mijn excuses aan de heer Bowie aan.
In dezelfde periode richtte ik met twee anderen een bandje op dat zou uitgroeien tot ‘de schoolband’. Als leadgitarist en een van de zangers betekende dat naast het schrijven van eigen nummers ook het uitpluizen van teksten en composities van grote bands en artiesten.
Monnikenwerk! Er was altijd wel één akkoord dat je al luisterend niet kon thuisbrengen. Zat je naast je cassetterecorder. Play, luisteren, stop, rewind, te ver natuurlijk, en dan weer play, wachten tot de passage in kwestie opnieuw langskomt. Proberen op de gitaar. Damn, nee, weer mis.
Hetzelfde met de lyrics. We hadden natuurlijk wel Engels op school maar daar werd je niet vertrouwd gemaakt met Amerikaanse slang.
Naar de bibliotheek! In die van Beuningen hadden ze een heel beperkte collectie pop-bladmuziek. Dus op de fiets naar de bieb in de Lindenberg in Nijmegen. De spanning bij het benaderen van de rekken met bladmuziek. Zouden ze het hebben? Laat ik in vredesnaam niet voor niks die tien kilometer gefietst hebben.
Eerst langs de rekken. Niks. Dan vragen aan de baliemedewerker. Nee, van Big Country hebben we niets. Wat is dat eigenlijk? Uit Schotland! Aha. Nooit van gehoord. Simple Minds, ja die hebben we wel. Ook uit Schotland ja. Maar die is uitgeleend. Je kunt reserveren hoor. Kan wel drie weken duren voor het er is.
Dan maar naar de muziekwinkel. Daar hadden ze ook bladmuziek. Check: Big Country én Simple Minds in de bakken! Snel bladeren. Jee, een Cdim-akkoord. Nooit van gehoord. Even kijken of de winkelier kijkt. Nee, gelukkig is er een gitaarfreak, die houdt hem wel even bezig. Oké, snel blocnote uit de binnenzak en het diagram van dat akkoord natekenen. En de tekst nalopen. Wat was dat rare woord in het derde couplet ook weer. Ah! Hebbes!
Schattig hè? Ja, zo ging dat toen. Het betere handwerk. Dat gaat tegenwoordig wel een stuk makkelijker. Googlen op naam artiest, twee woorden uit de titel van het liedje en ‘chords’ of ‘lyrics’ en je hebt een hele lijst hits te pakken.
Jammer is wel dat de kwaliteit daarvan zacht gezegd twijfelachtig is. De bovenste hits in Google betreffen meer dan eens overgesimplificeerde versies van de songs in kwestie. De rijkelijk-met-whisky-besprenkelde-kampvuur-versie zeg maar. Septiemakkoorden komen er niet in voor, laat staan majeur-septiemen. Zelfs de mineurakkoorden worden doodleuk genegeerd.
Om van de teksten nog te zwijgen. Songtekstboekjes raadplegen: ho maar. Correcte grammatica, spelling: nooit van gehoord. Michael Stipe, zanger van het inmiddels ontbonden R.E.M., kon het niet laten om er tijdens een liveconcert ten overstaan van een zaal Ierse fans een opmerking over te maken. Ik citeer:
“Dit is waarom het Internet zuigt. Hier staat – nou ja, om te beginnen kloppen hun teksten nooit, als er al teksten zijn trouwens, maar – hoe dan ook, hier staat: ‘Noot. Deze songteksten zijn benaderingen. Stipe heeft zelf geen flauw benul wat hij zegt (lacht).’ Dank je wel, zoekmachine!” [1]
Einde citaat. Noot: het gaat hier om een benadering. Huysmans heeft zelf geen flauw benul hoe hij dit moet vertalen.
Alles overziend kan ik zeggen dat ik meer heb gehad aan de dingen die ik heb gekocht, of ingezien in de winkel met mijn blocnote in de hand, dan de dingen die ik kon lenen. Kón, zeg ik, omdat al die dingen die de winkels aanboden – de platen, de bladmuziekboeken, de amateurmuziektijdschriften – in principe ook in de bibliotheek hadden kunnen staan. Maar ook toen al waren de collectiebudgetten beperkt, net als het aantal medewerkers op de muziekafdeling – zeker in een bibliotheek in een niet al te groot dorp.
Volksverheffing
Maar toch… Laat duidelijk zijn dat de bibliotheek mij ook heeft geholpen. Ik leende er lp’s en later cd’s, zette die over op cassettes en cd-r’s, zodat ik ze talloze keren kon beluisteren. Waarna ik ze op gehoor naspeelde op gitaar, en leerde analyseren hoe de verschillende partijen – drums, bas, slaggitaar, leadgitaar, synthesizer, zang, backing vocals – op elkaar inwerkten.
Ook heb ik wel degelijk bladmuziek gevonden in de bieb. Die heb ik gekopieerd en soms ook verspreid onder de leden van mijn band, wat het instuderen van de cover aanmerkelijk bespoedigde.
En de laatste jaren heb ik mijn muzikale smaak behoorlijk kunnen verbreden door de fantastische collectie van de centrale bibliotheek in Den Haag aan te spreken. Moderne jazz en modern klassiek was ik nooit gaan kopen, maar voor een euro per cd kun je je nog wel eens een buil vallen. Ook de bakken met recente aanwinsten hebben tot heel mooie ontdekkingen geleid.
Neemt niet weg dat het verbreden en verdiepen van mijn besef van het ware, het goede en het schone op muzikaal gebied tegenwoordig voornamelijk via het hypertext transfer protocol verloopt en de komende jaren zal dat richting de 100 procent gaan. Kunnen de bibliotheken, kan MuziekWeb daarin mee? MuziekWebLuister vind ik een hele mooie dienst, en ik vind het te prijzen dat dit nu gewoon bestaat, naast SPOTIFAAAAAIII, zonder meerkosten voor mij als lid en zonder reclame tussendoor. (Ik was laatst op een meeting in Milaan, waar werd gezegd dat muziek in de bibliotheek zijn langste tijd wel had gehad. Ik zette toen MuziekWebLuister op het grote scherm en meteen verstomde dat geluid.)
Als de bibliotheek meerwaarde wil bieden op muzikaal gebied, dan zal de sleutel liggen – daarvan ben ik overtuigd – in de context rond de content. Mensen moeten kunnen luisteren maar ook kunnen leren – hun besef van het ware, het goede en het schone in de muziek moeten kunnen verbreden en verdiepen. Dan heeft de bibliotheek meerwaarde en doet ze recht aan haar muzikale missie. Daarvoor heeft de bibliotheek dan wel de deskundige muziekfanaten nodig, die zich bovendien net als ik geen leven zonder muziek kunnen voorstellen. Maar dat is weer een ander verhaal.
Noot
[1] “This is why the Internet sucks. It says here – well, number one: they never get the lyrics right; not that there are lyrics to begin with, but – it says here: ‘Note. These lyrics are approximations. Stipe himself has no idea what he says’ (laughs).’ Thank you, search engine!” (R.E.M. – Live at the Olympia (2009), Disc 1, Sitting Still (track 15), 3:21-3:42).
Bijna twee weken geleden is het dat the Guardian het nieuws openbaarde over het PRISM-programma van de Amerikaanse National Security Agency (NSA). Al het andere nieuws kan bij mij sindsdien hooguit een schouderophalen veroorzaken. Steeds meer verbaas ik me over mensen in mijn omgeving die het nieuws niet kan deren. En die daarover hun schouders ophalen – ‘dat wisten we toch allang.’ Vermoedens waren er inderdaad. Toch is de situatie nu anders. Er ligt bewijs in de vorm van een powerpointpresentatie van het PRISM-programma, in combinatie met de zelfonthulling van de bron die in een eerdere baan als CIA-medewerker aantoonbaar over deze informatie kon beschikken.
Maar de implicaties van deze affaire reiken veel verder. Het gaat om het fundamentele punt van de verhouding tussen burgers en overheid. De afgelopen week kwamen de colleges sociale en politieke filosofie weer terug die ik eind jaren tachtig aan de Nijmeegse universiteit volgde. Over het sociaal contract tussen burgers. Over burgers die in het besef van een algemeen belang het machtsmonopolie bij de overheid leggen. Burgers die in laatste instantie zelf – via representatieve democratie en algemene verkiezingen – de controle op die macht blijven uitoefenen. Op een overheid die ondergeschikt en dienstbaar is aan een in een democratisch proces gedefinieerd algemeen belang.
Met PRISM is een grens overschreden die een overheid in een vrije democratie nooit mag overschrijden. Wat hier is gebeurd, is dat de overheid zich bevoegdheden heeft toegeëigend ‘in het algemeen belang’ (het voorkomen van terroristische aanslagen) zonder haar burgers daar vooraf in te kennen – lees: ze heeft het voor haar burgers verborgen gehouden. Met als gevolg dat alles wat we de afgelopen jaren hebben gedeeld via diensten van Microsoft, Google, Facebook, Skype, Apple en andere Amerikaanse platforms, is opgeslagen en kan worden doorzocht zonder dat wij als burgers daarvan wisten. Wij gingen ervan uit dat wat we mailden en deelden door de desbetreffende bedrijven onder de pet zou worden gehouden. Die bedrijven vroegen ons immers om hun privacy policy te ondertekenen. Nu blijkt dat geheime diensten die bedrijven hebben overtuigd van de noodzaak (lees: onder druk hebben gezet om) die gegevens op te hoesten voor monitoring. En sterker nog: vandaag werd bekend dat Microsoft informatie over beveiligingslekken deelt met de Amerikaanse inlichtingendiensten. Die kunnen dan eerst inbreken in systemen elders in de wereld, voordat de lekken worden gedicht met beveiligingspatches.
Wat hier is gebeurd, is dat de overheid zich bevoegdheden heeft toegeëigend ‘in het algemeen belang’ (het voorkomen van terroristische aanslagen) zonder haar burgers daar vooraf in te kennen – lees: ze heeft het voor haar burgers verborgen gehouden.
Mochten die geheime diensten zomaar alles doen met onze privégegevens? Nee. Maar na 9-11 is er in de VS een mogelijkheid gecreëerd om via niet-openbare rechtspraak toegang te krijgen tot al die gegevens. Negenennegentig komma zevenennegentig procent van de verzoeken worden ingewilligd. En dan is het nog de vraag of de medewerkers van de geheime dienst netjes binnen dit toch al ruime mandaat blijven en alleen op zoek gaan naar de zoekwoorden waarnaar ze mogen zoeken. Wat bijvoorbeeld als ze de e-mails van topmensen van bankiers kunnen meelezen en met voorkennis gaan handelen op de beurs?
Akkoord, het zijn vooralsnog beweringen van een klokkenluider. Geen gewone burger of politieke partij die deze op waarheidsgehalte kan toetsen. De onderste steen van het PRISM-schandaal moet nog boven komen, maar het lijkt er toch sterk op dat de Amerikaanse overheidsspionnen zich niet aan de wet heeft gehouden. En jazeker, ook de Nederlandse overheid heeft inmiddels de schijn tegen. Dat is het begin van het einde van de rechtsorde: een overheid die zich niet aan de wet houdt en niet de waarheid spreekt over wat ze werkelijk doet of toestaat.
We hebben het allemaal al eerder gezien: een staat die zich zogenaamd in het algemeen belang tegen zijn burgers keert. In het vrije westen dachten dat we dat zoiets alleen in onvrije communistische en dictatoriaal geregeerde samenlevingen gebeurde. We laafden ons aan films als Das Leben der Anderen en prezen ons gelukkig dat we niet in het oostblok waren geboren. En Enemy of the State was natuurlijk pure fictie.
Nu weten we beter. Gelukkig kunnen we er nog een beetje om lachen, maar triest en extreem verontrustend blijft het. Niemand heeft het grappiger én cynischer weten te verwoorden als de Amerikaanse komiek Stephen Colbert op Twitter.
If you're doing nothing wrong, you have nothing to hide from the giant surveillance apparatus the government's been hiding.
Het ‘niets te verbergen’-tegenargument wordt hiermee onderuit gehaald. Want waarom deed de NSA dit in het geniep; had het soms iets te verbergen? Een ander argument, dat door Obama zelf naar voren werd gebracht, luidt: ‘je moet een beetje privacy opgeven zodat de overheid/geheime dienst de wereld voor ons allen veiliger kan maken. Het is op zijn minst omstreden dat PRISM iets heeft bijgedragen aan het voorkomen van terroristische aanslagen. De NSA beweert van wel, maar zal hiervan waarschijnlijk geen details willen prijsgeven for security reasons. Experts menen het tegenovergestelde. Nog afgezien van de vraag of het wenselijk is dat de privécorrespondentie van iedereen wordt doorgevlooid zodat er op basis van waarschijnlijkheidsberekeningen alarmbellen gaan rinkelen – dus zonder dat er van een verdenking sprake is.
En dan Nederland. Als burgers van dit dichtbekabelde landje vallen wij niet onder de privacybescherming die de Amerikanen onder hun eigen wetgeving genieten. De NSA kan sowieso alle data van niet-Amerikaanse staatsburgers bekijken. Als de Nederlandse AIVD toegang heeft tot die NSA-data, zoals de Telegraaf op gezag van ‘inlichtingenbronnen’ meldde, is er geen rem op wat onze eigen spionagedienst over ons te weten kan komen.
Teken petities als deze van EFF om druk op politici te zetten. Er wordt wel eens geschamperd over de effectiviteit van online actievoeren, maar mooi dat het omstreden ACTA-voorstel door de EU werd afgeserveerd na druk vanuit de basis.
Versleutel correspondentie die je geheim wilt houden. Het is niet moeilijk met Pretty Good Privacy, alleen beide partijen in het mailverkeer moeten wel meedoen. Ook versleuteld bellen is goed mogelijk.
Stap in je dagelijkse internetgebruik waar mogelijk over op niet-Amerikaanse platforms. Die zijn er namelijk in overvloed.
Praat met familie, vrienden en (on)bekenden over wat je hebt geleerd. Raise awareness.
Als burgers kunnen we het niet over onze kant laten gaan dat de rechtstaat niet wordt gerespecteerd door de organen van de rechtstaat zelf. Zorg dat de omvang van het probleem – ook in Nederland – duidelijk wordt. Zorg dat het schouderophalen stopt.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid