We moeten het eens hebben over de bibliotheekcatalogus. Gebruik je die nog? Ja? Dan werk je zeker in een bibliotheek. Nee? Ook niet gewerkt, vroeger? Tjonge. Je bent wel, hoe zal ik het zeggen, van het vasthoudende type.
Grimm-Bibliothek, Berlijn (foto: auteur)
Nee je hebt gelijk natuurlijk. Die online publiekscatalogus is een walhalla vergeleken met de kaartenbakkenhel die we daarvoor hadden. Geef ik grif toe. Ik weet nog heel goed hoe dat ging in de universiteitsbibliotheek. Drie soorten bakken, een op auteursnaam, een op eerste titelwoord (lidwoorden uitgezonderd) en een op trefwoord. Auteur, titel, jaartal en signatuur op een los velletje krabbelen. Dan naar de uitleenbalie en die gegevens nog eens een keer op een aanvraagkaart (met twee doorslagen) krabbelen, samen met je personalia. Dat herhalen voor alle gevonden titels en dan maar wachten tot de magazijnbedienden de boel bij elkaar hadden gescharreld. Met soms de teleurstelling van de kaartjes die na een half uur retour kwamen met ‘onvindbaar’ erop gepend.
En weet je nog, die tussenfase? De kaartenbakken waren al geautomatiseerd en als je een computer kon vinden die niet was vastgelopen, maakte dat het zoeken een stuk sneller. Maar de aanvraagkaarten waren still going strong. Zonder handtekening met inkt ging er geen boek de deur uit.
Nee dat digitaal aanvragen, reserveren en verlengen is zo gek nog niet. En die catalogus zelf is toch ook een verbetering. Je kunt meteen zien of het boek misschien is uitgeleend. Maar soms staat er ‘full text’ bij een zoekresultaat. Dan klik je daarop, krijg je een nieuw scherm en als je dan nog een keer doorklikt, krijg je de beloofde tekst ook op je scherm. Als je mazzel hebt. Want heb jij dat nou ook, dat dat zo’n een op de vier keer niet lukt? Dat de site van die uitgever iets zegt van dat je onvoldoende toegangsrechten hebt of zoiets? Als ik het dan gewoon google, krijg ik een link. Klikken en hoppatee. Hoe makkelijk kan het zijn.
Alsof ze bij Spa op de fles zetten: ook verkrijgbaar uit de kraan.
En dan boeken die gratis als pdf op het internet staan. Wel eens geprobeerd die in een bibliotheekcatalogus te vinden? Lachen! Krijg je eerst ‘aanwezigheidsinformatie’. Ja hoor, dat boek hebben we. Staat op etage zoveel in kast mijl op zeven. Niet even een url’etje erbij natuurlijk. Wat schreef Umberto Eco ook alweer over bibliotheken? Iets van ‘leuker kunnen we het niet maken, wel lastiger’. En dan zetten ze er nog bij: ook verschenen als online resource. Alsof ze bij Spa op de fles zetten: ook verkrijgbaar uit de kraan. Vooral dat online resource. Bibliothecaire codetaal, zodat Jan met de pet niet snapt dat-ie het dan gewoon effe moet googlen.
Nee, ze kunnen me wat met hun catalogus, daar in de bieb. Ze nemen dat ontsluiten wel heel letterlijk. Alleen openen wat gesloten is.
Voor de republikein was 30 april 2013 geen bemoedigende dag. Er was overduidelijk geen momentum voor een hernieuwde opleving van het streven naar een republiek. Heel even was er opschudding toen de politie twee openlijke antimonarchisten afvoerde en niet veel later met excuses weer liet gaan. Naar georganiseerde protestbijeenkomsten zoals die op het Waterlooplein kwam bijna niemand. Geen aaneengesloten rijen witte lakens uit ramen, wel veel nationale driekleuren met oranje wimpel. Politicologenblog Stuk Rood Vlees liet zien dat het republikeinse sentiment weliswaar wijder verspreid was, maar in geen enkele maatschappelijke categorie ook maar in de buurt komt van een betekenisvolle meerderheid; hooguit bij ‘extreemlinkse, NRC-lezende Lingo-haters’.
Naast overtuigde republikeinen zijn er de neutralen: mensen die het koud laat of ze onder een monarch of een president leven. Zij zagen deze 30 april als een extra vrije dag om er eens lekker op uit te trekken of aan hun hobby te spenderen. Met een half oog keken zij naar de televisie, waar de nationale publieke omroep alles uit de kast trok om het gebeuren van zo dichtbij mogelijk te verslaan.
Het democratisch tekort is niet dat we onze hoogste baas niet zelf kunnen kiezen, maar gaat schuil in het gegeven dat de nieuwe vorst zelf niets te kiezen heeft.
Zelf heb ik, als bekennend republikein, getracht met een antropologisch oog te kijken naar de inhuldigingsceremonie. Wat gebeurde hier? Eigenlijk iets heel fraais. Voor het oog van de natie werden de machtsverhoudingen tussen het Nederlandse volk en zijn vorst herbevestigd. De Staten-Generaal hadden, als representant van het soevereine volk, de touwtjes duidelijk in handen. Zij leverden de voorzitter van de bijeenkomst en ontboden de nieuwe koning in hun midden niet dan nadat de vergadering door henzelf was geopend. De koning werd uitgenodigd de spelregels te aanvaarden – wat hij deemoedig deed – en de mogelijkheid gegeven een verklaring af te leggen. Die verklaring was, ook voor mij, het hoogtepunt van de dag. Willem-Alexander bleek vastberaden en welsprekend en combineerde perfect zijn programma voor het koningschap met lovende en warme woorden aan het adres van zijn moeder en zijn echtgenote. Nadat aldus de Staten-Generaal hadden geconstateerd dat de koning het spel volgens de regels wilde gaan spelen, was het hun beurt om zich openlijk aan die regels te onderwerpen met een eed of gelofte.
Deze balans tussen democratie en erfelijk koningschap is niet typisch en exclusief Nederlands, maar past wel heel goed bij onze natie. Ook de republiek die aan deze monarchie voorafging, was gebaseerd op het besef dat in gezamenlijkheid meer kan worden bereikt dan wanneer ‘de Nederlanden’ ieder voor zich gingen opereren. Het was in wat onzekerder tijden, met grotere gemeenschappelijke vijanden, maar toch. Tegenwoordig noemen we het samenwerken en het onvermijdelijke geven-en-nemen wat afwaarderend ‘polderen’, terwijl de bedreigingen van buitenaf toch nog altijd aanzienlijk zijn: een globaliserende economie waarin ‘we’ ons moeten zien te handhaven. Daarbovenop een Europese Unie die onze soevereiniteit ondergraaft zonder dat er voldoende democratische legitimering tegenover staat.
En met die ‘democratische legitimering’ hebben we dan toch het pijnpunt te pakken van de troonswisseling. Want wat ook heel erg duidelijk werd, meteen in de ochtend, was het democratische tekort dat aan de monarchie inherent is. Ik bedoel niet het evidente gegeven dat we onze hoogste baas niet zelf kunnen kiezen, al schuilt het tekort zeker ook daarin. Waar het me om gaat, en wat me hogelijk heeft verbaasd omdat ik het me nooit had gerealiseerd, is dat de nieuwe vorst zelf niets te kiezen heeft. Op het moment dat koningin Beatrix de akte van abdicatie ondertekende, was Willem-Alexander automatisch koning, zo werd gemeld. Wat was dan de status van zijn eigen handtekening en die van zijn echtgenote? Was die handtekening feitelijk van generlei waarde, slechts getuigend van zijn aanwezigheid?
Kennelijk. Ik had eigenlijk verwacht dat het koningschap pas officieel zou zijn overgedragen op het moment dat de nieuwe koning openlijk blijk zou hebben gegeven van zijn bereidwilligheid deze moeilijke taak op zich te nemen. Naïef misschien, want wat als die nieuwe koning dat weigert? Hebben we meteen een constitutionele crisis. Dit soort eventualiteiten wilden de vervaardigers van het statuut voor het koninkrijk en de grondwet natuurlijk voorkomen.
Juist in dit erfelijk koningschap dat de vorst geen keuze laat, zien voorstanders van de monarchie de garantie van neutraliteit, dat zij of hij boven de partijen zal staan. Dat neemt niet weg, zoals we de afgelopen jaren hebben ervaren, dat er vermoedens van politieke partijdigheid kunnen weerklinken. Zelfs in het parlement. En omdat de monarch weerloos is tegen zulke vermoedens, is zij/hij afhankelijk van het weerwoord zoals dat door de minister-president hier tegenin wordt gebracht. Veel verder dan ‘de vorst kan zich niet verdedigen’ kan dat weerwoord vervolgens niet gaan.
En dat is misschien wel het grootste bezwaar dat je tegen het erfelijk koningschap kunt hebben – en tot dat inzicht heeft deze troonwisseling me geholpen: dat de nieuwe vorst m/v geen gewetensbezwaren mag hebben die hem naar eigen overtuiging ongeschikt maken voor het neutraal dienen van het belang der natie.
Veel mensen die in de dagen en weken voorafgaand aan 30 april bekenden dat zij de monarchie een warm hart toedragen, voelden zich genoodzaakt minimaal één keer op te merken dat het erfelijk koningschap dan wel antidemocratisch is, maar dat het niettemin de garantie biedt van een boven de partijen staande, neutrale instantie. Een respectabel standpunt. Maar het biedt geen antwoord op de vraag wat te doen als de bekleder van die post in gewetensnood komt door zijn of haar sterke sympathieën voor deze of gene politieke stroming. De erfelijke monarchie wil deze mogelijkheid niet zien: het is haar blinde vlek. En de met die blinde vlek gepaard gaande paradox is dat het antidemocratische gehalte schuilt in de allerindividueelste afweging die de toekomstige monarch wordt onthouden: ben ik wel de samenbindende factor die dit land nodig heeft?
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid