innovatie van de publieke informatievoorziening

Gewetensnood niet toegestaan

Voor de republikein was 30 april 2013 geen bemoedigende dag. Er was overduidelijk geen momentum voor een hernieuwde opleving van het streven naar een republiek. Heel even was er opschudding toen de politie twee openlijke antimonarchisten afvoerde en niet veel later met excuses weer liet gaan. Naar georganiseerde protestbijeenkomsten zoals die op het Waterlooplein kwam bijna niemand. Geen aaneengesloten rijen witte lakens uit ramen, wel veel nationale driekleuren met oranje wimpel. Politicologenblog Stuk Rood Vlees liet zien dat het republikeinse sentiment weliswaar wijder verspreid was, maar in geen enkele maatschappelijke categorie ook maar in de buurt komt van een betekenisvolle meerderheid; hooguit bij ‘extreemlinkse, NRC-lezende Lingo-haters’.

Naast overtuigde republikeinen zijn er de neutralen: mensen die het koud laat of ze onder een monarch of een president leven. Zij zagen deze 30 april als een extra vrije dag om er eens lekker op uit te trekken of aan hun hobby te spenderen. Met een half oog keken zij naar de televisie, waar de nationale publieke omroep alles uit de kast trok om het gebeuren van zo dichtbij mogelijk te verslaan.

Het democratisch tekort is niet dat we onze hoogste baas niet zelf kunnen kiezen, maar gaat schuil in het gegeven dat de nieuwe vorst zelf niets te kiezen heeft.

Zelf heb ik, als bekennend republikein, getracht met een antropologisch oog te kijken naar de inhuldigingsceremonie. Wat gebeurde hier? Eigenlijk iets heel fraais. Voor het oog van de natie werden de machtsverhoudingen tussen het Nederlandse volk en zijn vorst herbevestigd. De Staten-Generaal hadden, als representant van het soevereine volk, de touwtjes duidelijk in handen. Zij leverden de voorzitter van de bijeenkomst en ontboden de nieuwe koning in hun midden niet dan nadat de vergadering door henzelf was geopend. De koning werd uitgenodigd de spelregels te aanvaarden – wat hij deemoedig deed – en de mogelijkheid gegeven een verklaring af te leggen. Die verklaring was, ook voor mij, het hoogtepunt van de dag. Willem-Alexander bleek vastberaden en welsprekend en combineerde perfect zijn programma voor het koningschap met lovende en warme woorden aan het adres van zijn moeder en zijn echtgenote. Nadat aldus de Staten-Generaal hadden geconstateerd dat de koning het spel volgens de regels wilde gaan spelen, was het hun beurt om zich openlijk aan die regels te onderwerpen met een eed of gelofte.

Deze balans tussen democratie en erfelijk koningschap is niet typisch en exclusief Nederlands, maar past wel heel goed bij onze natie. Ook de republiek die aan deze monarchie voorafging, was gebaseerd op het besef dat in gezamenlijkheid meer kan worden bereikt dan wanneer ‘de Nederlanden’ ieder voor zich gingen opereren. Het was in wat onzekerder tijden, met grotere gemeenschappelijke vijanden, maar toch. Tegenwoordig noemen we het samenwerken en het onvermijdelijke geven-en-nemen wat afwaarderend ‘polderen’, terwijl de bedreigingen van buitenaf toch nog altijd aanzienlijk zijn: een globaliserende economie waarin ‘we’ ons moeten zien te handhaven. Daarbovenop een Europese Unie die onze soevereiniteit ondergraaft zonder dat er voldoende democratische legitimering tegenover staat.

En met die ‘democratische legitimering’ hebben we dan toch het pijnpunt te pakken van de troonswisseling. Want wat ook heel erg duidelijk werd, meteen in de ochtend, was het democratische tekort dat aan de monarchie inherent is. Ik bedoel niet het evidente gegeven dat we onze hoogste baas niet zelf kunnen kiezen, al schuilt het tekort zeker ook daarin. Waar het me om gaat, en wat me hogelijk heeft verbaasd omdat ik het me nooit had gerealiseerd, is dat de nieuwe vorst zelf niets te kiezen heeft. Op het moment dat koningin Beatrix de akte van abdicatie ondertekende, was Willem-Alexander automatisch koning, zo werd gemeld. Wat was dan de status van zijn eigen handtekening en die van zijn echtgenote? Was die handtekening feitelijk van generlei waarde, slechts getuigend van zijn aanwezigheid?

Kennelijk. Ik had eigenlijk verwacht dat het koningschap pas officieel zou zijn overgedragen op het moment dat de nieuwe koning openlijk blijk zou hebben gegeven van zijn bereidwilligheid deze moeilijke taak op zich te nemen. Naïef misschien, want wat als die nieuwe koning dat weigert? Hebben we meteen een constitutionele crisis. Dit soort eventualiteiten wilden de vervaardigers van het statuut voor het koninkrijk en de grondwet natuurlijk voorkomen.

Juist in dit erfelijk koningschap dat de vorst geen keuze laat, zien voorstanders van de monarchie de garantie van neutraliteit, dat zij of hij boven de partijen zal staan. Dat neemt niet weg, zoals we de afgelopen jaren hebben ervaren, dat er vermoedens van politieke partijdigheid kunnen weerklinken. Zelfs in het parlement. En omdat de monarch weerloos is tegen zulke vermoedens, is zij/hij afhankelijk van het weerwoord zoals dat door de minister-president hier tegenin wordt gebracht. Veel verder dan ‘de vorst kan zich niet verdedigen’ kan dat weerwoord vervolgens niet gaan.

En dat is misschien wel het grootste bezwaar dat je tegen het erfelijk koningschap kunt hebben – en tot dat inzicht heeft deze troonwisseling me geholpen: dat de nieuwe vorst m/v geen gewetensbezwaren mag hebben die hem naar eigen overtuiging ongeschikt maken voor het neutraal dienen van het belang der natie.

Veel mensen die in de dagen en weken voorafgaand aan 30 april bekenden dat zij de monarchie een warm hart toedragen, voelden zich genoodzaakt minimaal één keer op te merken dat het erfelijk koningschap dan wel antidemocratisch is, maar dat het niettemin de garantie biedt van een boven de partijen staande, neutrale instantie. Een respectabel standpunt. Maar het biedt geen antwoord op de vraag wat te doen als de bekleder van die post in gewetensnood komt door zijn of haar sterke sympathieën voor deze of gene politieke stroming. De erfelijke monarchie wil deze mogelijkheid niet zien: het is haar blinde vlek. En de met die blinde vlek gepaard gaande paradox is dat het antidemocratische gehalte schuilt in de allerindividueelste afweging die de toekomstige monarch wordt onthouden: ben ik wel de samenbindende factor die dit land nodig heeft?

Daar sta je dan.

Creative Commons License
Gewetensnood niet toegestaan by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 1 mei 2013 | Posted in columns, opinie | Reactie

Herinnering aan Holland, 2013

Denkend aan Holland
zie ik relbatavieren
in linten door ‘t Heineken
Ahoy House gaan,

liters ondrinkbare
grachtwaterbieren
katoen drenken bij
’t achteroverslaan

Energiek het immense
podium teisterend
schouder aan schouder
door trots overmand

kraaien B-artiesten,
hun vernedering wrekend:
‘Bouw van stamppot een dijk
met je blote hand!

‘k Hou je veilig, o Willem
door storm en door regen
ben je klaar voor dit leven?
wij vertrouwen je woord!’

En om haar te fokken
wordt de gordelelite
met haar eeuwige schotten
gedist én ignored

Creative Commons License
Herinnering aan Holland, 2013 by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 24 april 2013 | Posted in columns, opinie, satire | Reactie

Wil je internetvrijheid? Schrijf een businessplan

‘Oh, East is East, and West is West, and never the twain shall meet…’ De bekende dichtregel van Kipling zette zich in mijn hoofd vast toen ik het artikel over de digitale vrijdenkers in het laatste Bibliotheekblad uit had (Prioriteitstelling digitale bibliotheek onder vuur, door Eddy Kielema, jrg 17 nr 3, pp 20-23).

Formalistisch

In dat artikel (niet online beschikbaar bij Bibliotheekblad maar wel hier) komen enkele digitale vrijdenkers in bibliotheekland aan het woord: Joost Heessels, Esther Valent, Jeroen de Boer en Edwin Mijnsbergen. Zij plaatsen kritische noten bij huidige ontwikkeling van de landelijke digitale bibliotheek. Innovatieve ideeën voor de bibliothecaire dienstverlening ontmoeten weinig enthousiasme bij de organisaties die voor een landelijke doorbraak van die ideeën zouden kunnen zorgen: VOB, SIOB, BNL en misschien mogen we de samenwerkende PSO’s er ook bij rekenen. Niet dat de landelijke organisaties tegen innovatie zijn. Wel stellen ze zich (met uitzondering van BNL-manager Hans van Dijk) in het artikel nogal formalistisch op. De VOB stelt zich op het standpunt dat zij niets doet wat niet door haar leden in de commissies of de algemene ledenvergadering is ingebracht.

Waarom verschuilen bibliotheekorganisaties zich achter verenigingsprotocollen en business cases? Waarom pakt men de goede ideeën niet gewoon op en gaat ermee aan de slag?

Als mensen goede ideeën hebben, kunnen zij proberen bibliotheekdirecteuren voor hun plannen te winnen onder het motto: ‘het gaat niet om gelijk hebben, maar om gelijk krijgen’ (aldus VOB-woordvoerder Francien van Bohemen). Die kunnen het dan bij de branchevereniging op de agenda zetten. Lotte Sluyser, directeur van de bibliotheek Haarlem, voegt daaraan toe dat een initiatief als het weer op poten zetten van digitale vraagbeantwoording voor bibliotheken gebaat is bij een formelere aanpak. Schrijf een businessplan om directies voor je plan te winnen, adviseert Sluyser.

Groot, nieuw, overtreffend

Mij komt het voor dat de bibliotheken en hun branchevereniging zich er daarmee te makkelijk van afmaken. Om niet te zeggen dat ze de discussie liever mijden. De digitale voortrekkers proberen duidelijk te maken dat het verzeild raken in overlegstructuren en businessplannen bij innovaties juist niet productief is. Zoals Edwin Mijnsbergen het in het betreffende artikel stelt: “Als je meteen gebruikmaakt van de gratis software die overvloedig beschikbaar is en gewoon begint met een aantal mensen die willen en mogen, dan bereik je een groot deel van je doelen ook, maar dan veel sneller en goedkoper”. Zijn kritiek en ongenoegen betreffen de neiging die er bestaat in Nederland bibliotheekland om gelijk iets groots, nieuws en overtreffends te gaan maken, liefst met veel overlegpartijen en een externe opdrachtnemer (want een IT-ontwikkelproject is niet iets dat de bibliotheken zelf kunnen doen). Uitkomst van het proces is dan meestal dat het eigenaarschap weer teruggebracht moet worden naar de branche zelf, met alle moeilijkheden en weerstanden van dien.
Ik heb dezelfde ervaring als Edwin. Toen ik nog bij het SIOB werkte, heb ik meermalen het idee geopperd dat ik ook recentelijk nog eens heb gepost op 1825dagen.nl (ook een mooi voorbeeld van een verfrissend initiatief trouwens). Binnen enkele uren kwam per Twitter een bericht dat er al aan gewerkt wordt en dat er binnenkort een overleg zou plaatsvinden met, jawel, tien betrokken partijen. Sindsdien niets meer van gehoord.

Belangenjungle

Waar zijn de betrokkenheid en het lef gebleven? Waarom verschuilen bibliotheekorganisaties zich achter verenigingsprotocollen en business cases? Waarom moeten alle mogelijk geïnteresseerde partijen er vanaf moment één bij betrokken worden in een overlegplatform? Waarom pakt men de goede ideeën niet gewoon op en gaat er lean and mean mee aan de slag?
Ik kan een paar redenen bedenken. Bibliotheekdirecties hebben het te druk met bezuinigingsdiscussies en reorganisaties om nog energie over te hebben voor discussies over vernieuwingen en internetvrijheid. Goed mogelijk, maar dan zouden ze juist hun koepel ertoe moeten bewegen de dingen te doen die moeten gebeuren. Van haar kant zou de VOB ook eens actief kunnen peilen hoe de leden staan tegenover het oppikken en in de praktijk omzetten van initiatieven en innovaties.
Tweede reden: de bibliotheeksector hangt teveel van belangen aan elkaar die in vergadercircuits tegen elkaar moeten worden uitgeruild. Je nek uitsteken is in zo’n belangenjungle meestal niet de verstandigste strategie. Vragen om een kant-en-klare business case (in plaats van die te laten uitwerken in de eigen organisatie door mensen die meer ervaring en affiniteit hebben met business cases dan de innovatoren zelf – dat heet arbeidsdeling) is een veiliger route. Komt het uitgewerkte plan er wel, dan kijk je ernaar en steek je er geld in als je er iets in ziet. Slaagt het, dan ben je in de sector het mannetje of vrouwtje. Mislukt het, dan kun je altijd zeggen: vreemd en jammer, want de business case zat goed in elkaar. Komt het plan er niet, nog beter, verder geen gedoe. Ik ben bang dat dit de waarschijnlijkere verklaring is.

Binnensmonds gemompelde adhesie

Laten we wel wezen: is een business case echt nodig bij een initiatief over bijvoorbeeld informatievrijheid, of mag het ook gewoon actie zijn? Toen Jeroen de Boer en Edwin Mijnsbergen OpenBibliotheken startten, heb ik het meteen gesteund en de blauwdruk voor het manifest geschreven. Dat het in de sector tot niet meer heeft geleid dan wat binnensmonds gemompelde adhesiebetuigingen vind ik onbestaanbaar. Over de hele aardbol maken bibliothecarissen zich druk om informatie- en internetvrijheid. De IFLA maakt zich er sterk voor, de ALA en nog een behoorlijk aantal nationale bibliotheekkoepels. Ze doen dat niet alleen omdat ze het abstracte ideaal aanhangen. Ze doen het misschien nog wel meer omdat het in het belang is van bibliotheken zelf. De afgelopen jaren heb ik talloze strategienota’s en beleidsplannen voorbij zien komen (van de VOB en van bibliotheken zelf) die beginnen met het citeren van de eerste alinea’s van het IFLA/UNESCO-manifest over de openbare bibliotheek. Daarin wordt de openbare bibliotheek een schepper van ‘een essentiële voorwaarde voor levenslang leren, onafhankelijke besluitvorming en culturele ontwikkeling van individuen en maatschappelijke groeperingen’ genoemd, onder verwijzing naar het belang van ‘vrije toegang tot kennis, wetenschap, cultuur en informatie’.
Het belang van informatievrijheid onderschrijven als het de eigen organisatie goed uitkomt, maar zelf niet in actie komen als die informatievrijheid onder druk staat. Sterker: als je je werk als bibliotheek niet meer goed kunt doen omdat het auteursrecht het niet toestaat e-books uit te lenen zonder toestemming van de rechthebbenden. Ook_verschenen_alsAls je op het web vrij beschikbare pdf’s niet in je eigen catalogus kunt opnemen, omdat dat volgens de wet aan een nieuwe openbaarmaking gelijkstaat (‘ook verschenen als online resource’). Ik weet niet wat een belangenvereniging anders zou moeten doen dan meteen actie ondernemen. Zeker op een moment dat haar leden gebukt gaan onder het bezuinigen en reorganiseren. Wie weet komen dan ook, net als in het gedicht van Kipling, oost en west uiteindelijk weer nader tot elkaar.

Creative Commons License
Wil je internetvrijheid? Schrijf een businessplan by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 28 maart 2013 | Posted in beleid, opinie | Tagged , , | 8 Comments