Veranderende openbare bibliotheek in gedigitaliseerde kranten
Zijn de hoogtijdagen van de massadigitalisering alweer voorbij? De voorbij jaren is het aanvankelijke optimisme rond het bewaren en ontsluiten van mediaal erfgoed getemperd. Het bewaren en van tijd tot tijd migreren van digitale kopieën kost veel geld. Optische karakterherkenning van teksten brengt nog altijd veel fouten en dus ontsluitings-problemen met zich mee. En dan zijn er nog de auteursrechtelijke belemmeringen: niet alles wat gescand is mag zomaar worden getoond, zelfs niet als praktisch niet meer is te achterhalen wie de rechthebbenden zijn.
Desalniettemin beginnen wetenschappers de bestanden te ontdekken en gebruiken. De massadigitalisering biedt voorheen ongekende mogelijkheden voor analyse van cultuur en samenleving. Ze werpt ook nieuw licht op de betekenis van informatie in die samenleving. Gebruikmakend van de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek wordt in dit artikel de veranderende positie van de openbare bibliotheek in beeld gebracht.
Google Books en kranten.kb.nl
Wie culturele verandering wil onderzoeken, heeft inmiddels de beschikking over twee fraaie bronnen. Google heeft in zijn boekenscanproject inmiddels meer dan 20 miljoen titels gedigitaliseerd van de circa 130 miljoen die er wereldwijd ooit zijn verschenen (aldus Google zelf). In die teksten kun je, online en behoorlijk geavanceerd, naar strings tot maximaal 5 woorden zoeken; ‘ngrams’ geheten. Deze zijn er momenteel in het Engels (Brits en Amerikaans), Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Chinees, Hebreeuws en Russisch.1 Google scant al enige jaren ook Nederlandstalige boeken maar heeft vooralsnog in onze taal geen ngrams in de aanbieding.
Daarom is het zo mooi dat we in Nederland nu, als een van de eerste landen ter wereld, beschikken over een groot corpus aan gedigitaliseerde krantenartikelen. In betrekkelijk korte tijd, zo’n vijf jaar, zijn circa 9 miljoen pagina’s gescand met in totaal 59 miljoen redactionele bijdragen. Samen met familieberichten en advertenties komt het totale bestand uit op ruim 85 miljoen artikelen uit de periode 1618-1995. En dat is nog maar 8% van het beschikbare materiaal. De KB werkt de komende jaren door aan het uitbreiden en verder ontsluiten ervan.2
Maatschappelijke betekenis
Het aantal vermeldingen van ‘openbare bibliotheek’ in Nederlandse dagbladen zou ons iets kunnen vertellen over haar plaats in de samenleving en haar maatschappelijke betekenis. Wat dat ‘iets’ precies is, is echter niet meteen duidelijk. Daarvoor is in ieder geval wat historische kennis als kader nodig.
In West-Europa werd in de eerste helft van de negentiende eeuw de roep om algemeen toegankelijke leeszalen met evenwichtig samengestelde collecties luider. In 1850 resulteerde dat in Engeland en Wales (later ook in Schotland en Ierland) in de Public Libraries Act. In Nederland begint het ijveren voor een soortgelijke wet ook rond die tijd.
De eerste openbare bibliotheken (OB’s) ontstaan hier echter pas rond 1900. Ze onderscheiden zich van de dan al langer bestaande volksleeszalen met kwalitatief betere en pluriformere collecties, algemene toegankelijkheid en financiering uit de publieke middelen. In het lezenswaardige boek Lezen voor iedereen van Paul Schneiders3 wordt geschetst hoe de OB na een veelbelovende start in het eerste decennium te maken krijgt met tegenslagen, zoals verzuilde interne verdeeldheid en uitblijvende subsidie in de magere jaren ’20 en de crisisjaren ’30. Pas in de jaren ’60 en ’70 kan een grote sprong voorwaarts worden gemaakt.
Figuur 1 zet het aantal vermeldingen4 van openbare bibliotheken (in verschillende naamvarianten, daarover straks meer) in de KB-dagbladen af tegen cijfers over de feitelijke presentie in de samenleving. Die laatste kun je in beeld brengen met de aantallen vestigingen, materialen in de collecties, ledentallen en uitleningen. Dit zijn cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft bijgehouden.5 Omdat we het over onvergelijkbare grootheden hebben, zijn de cijfers geïndexeerd met 1975 (toen de Wet op de Openbare Bibliotheken van kracht werd) als arbitrair peiljaar.
Waar het aantal vermeldingen piekt in de periode 1920-1930 en daarna tot de jaren zestig gestaag afneemt, zit er in de aanbod- en gebruikscijfers juist een geleidelijke groei die in de jaren vijftig versnelt. Van de jaren ’60 tot en met de jaren ’80 lopen de trends parallel omhoog. Terwijl vanaf de jaren ’80 de groei in aanbod en gebruik afvlakt, daalt de aandacht die dagbladen eraan hebben besteed.
Welke betekenis kun je hieraan geven? Zonder nadere lezing van de onderliggende artikelen zelf – ruim vijftigduizend – is dat niet evident. Het is wel waard nader te onderzoeken of het aantal vermeldingen in dagbladen verband houdt met de politiek-bestuurlijke discussie over de openbare bibliotheek. Uit de geschiedschrijving weten we dat er in de jaren ’10 en ’20 hevig is geijverd (‘gelobbyd’ zouden we nu zeggen) voor gemeentelijke en Rijkssubsidie.
Eenmaal geregeld (in 1921 werden de Rijkssubsidievoorwaarden ingevoerd) is het logisch dat de aandacht voor ‘het dossier’ wat afneemt. De voorbereiding en invoering van de Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk en de decentralisering van het openbaar bibliotheekwerk naar het gemeentelijk niveau in de jaren ’80 kunnen de hausse aan artikelen in die jaren verklaren. Daarna wordt het in de jaren negentig ‘business as usual’ en daalt de redactionele belangstelling weer.
Andere naam, andere functie?
De zes organisaties – Groningen, Leeuwarden, Utrecht, Dordrecht, Den Haag en Rotterdam – die in 1908 de voorloper van de huidige VOB oprichtten, heetten niet openbare bibliotheken maar openbare leeszalen en bibliotheken (O.L.B.’s, met puntjes nog). Dit verschil in naamgeving is betekenisvol. Zeker nu in 2013 veel openbare bibliotheken, in reactie op de sinds medio jaren negentig teruggelopen uitleentallen, voor een fundamentele keuze staan. Gaan we proberen dit tij te keren door de uitleenfunctie sterker te maken? Of gaan we juist weer sterker inzetten op de verblijfsfunctie die in onze beginjaren centraal stond? Dit heeft uiteenlopende keuzes tot gevolg voor collectioneren, het inrichten van de ruimte en uiteraard ook voor nieuwbouw.
Iets van die keuzes komt terug in figuur 2 dat het relatieve vóórkomen van drie namen door de tijd heen weergeeft. In de negentiende eeuw, als de openbare bibliotheek in ons land feitelijk nog niet bestaat, strijden ‘boekerij’ en ‘bibliotheek’ om voorrang.6 ‘Boekerij’ is een vernederlandsing van librije en betekent oorspronkelijk ‘verzameling boeken’, aanvankelijk vooral privécollecties In de 19e eeuw komt het ook in zwang voor het gebouw waar men naar binnen kan om een collectie te raadplegen.
In het laatste decennium van die eeuw gaan de eerste openbare bibliotheken open. Dan begint de snelle opmars van de ‘openbare leeszaal’ in de krantenkolommen (zonder én met de toevoeging ‘en bibliotheek’). Pas vanaf de jaren zestig zien we dat ‘leeszaal’ uit de naamgeving begint weg te vallen, tot er vanaf 1980 weinig meer van over is.
De eliminatie van ‘leeszaal’ valt samen met de sterkere nadruk in die jaren op uitbreiding van de collecties ten behoeve van thuisgebruik. Die kwam bijvoorbeeld tot uitdrukking in het aanschaffen van meerdere exemplaren per titel.7 Bovendien werd de inrichting aan die uitleenfunctie aangepast: minder ruimte voor tafels en stoelen, meer ruimte voor de boekenkasten en later de rekken met cd’s, videobanden en dvd’s.
Beeld van een instituut
Door puur het aantal vermeldingen in krantenkolommen te tellen, krijg je een heel aardig beeld van de historie van een instituut als de openbare bibliotheek. Figuur 3 illustreert dat nog eens met de gebruikte zoektermen voor de negentiende en twintigste eeuw. Zelfs zonder de artikelen te lezen, leer je iets over het belang dat in verschillende periodes aan toegang tot informatie voor eenieder werd gehecht. En hoe die toegang werd gefaciliteerd, in de leeszaal en thuis. Een thema dat momenteel weer centraal staat in discussies over de verhouding tussen de uitleen- en verblijfsfunctie in de openbare bibliotheek van de toekomst.
Noten 1 Alle ngram-databestanden zijn beschikbaar voor download op http://books.google.com/ngrams/info. Daar zijn ook voorbeelden te vinden van de geavanceerde zoekmogelijkheden. In tegenstelling tot de bronteksten mogen deze tekststrings binnen het geldende auteursrecht wel worden ontsloten. Dit geldt ook voor de krantendatabase van de KB. 2 Zie http://kranten.kb.nl/about. 3 Paul Schneiders (1990). Lezen voor iedereen. Geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland. Den Haag: Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC). 4 Aangezien het corpus waarin deze artikelen zijn verschenen door de jaren heen sterk fluctueert, betreft het in de figuren 1 en 3 relatieve getallen: het aantal artikelen waarin de openbare bibliotheek voorkomt gedeeld door het totaalaantal artikelen in de database. Elsbeth Kwant, Jasper Faase en Hans Hoogeveen van de Koninklijke Bibliotheek komt dank toe voor het achterhalen en aanleveren van de totaalaantallen in het corpus. 5 Zie de database Statline van het CBS. 6 Bij de weergegeven verhoudingen in de periode 1800-1850 gaat het overigens maar om geringe aantallen artikelen, groeiend van 2 in het eerste decennium tot 90 in 1840-1849. Vanaf 1850 zitten er pre decennium ten minste 100 artikelen in de database, met een piek van net boven de 10.000 in 1930-1939. 7 Dat leeszalen aanvankelijk niet altijd ook bibliotheken waren, had zeker ook te maken met financiële beperkingen. De openbare leeszalen en bibliotheken uit de beginperiode groeide het geld niet op de rug. Eenmaal aangeschafte boeken waren een kostbaar bezit dat voor zoveel mogelijk gegadigden beschikbaar moest zijn.
Dit artikel verscheen in iets andere vorm in InformatieProfessional, 17 (2013), 2, pp. 24-26
E-bookverkopers en anderen weten een heleboel over hun klanten en hun leesgedrag. Wat doen zij met die gegevens en in hoeverre tast dat de privacy aan? Nu boeken ook digitaal worden gedistribueerd, kan het gebruik ervan tot in voorheen ongekend detail worden gemonitord en geregistreerd.
Lezen we al die gekochte of geleende boeken eigenlijk wel? In het papieren tijdperk moesten auteurs, uitgevers, boekverkopers en bibliothecarissen gissen wat er met een exemplaar van een boek gebeurde als het eenmaal was verkocht of uitgeleend. Werd het van kaft tot kaft gelezen, na dertig pagina’s definitief dichtgeklapt, of zelfs helemaal niet geopend? Werd het alleen door de koper/lener of ook door diens huisgenoten, vrienden en buren gelezen? Niemand die het kon zeggen. Maar nu boeken ook digitaal worden gedistribueerd, kan het gebruik ervan tot in voorheen ongekend detail worden gemonitord en geregistreerd. Gefundenes Fressen voor marketeers en wetenschappers. En voor lezers: als je dat wilt, krijg je voorgerekend hoeveel tijd je nog nodig hebt om je boek uit te lezen als je in hetzelfde tempo doorleest.
Lezen in de cloud
De overgang van papier naar digitaal opent ongekende mogelijkheden. E-bookverkopers zijn in de laatste paar jaar meer te weten gekomen over ons leesgedrag dan boekverkopers in alle jaren daarvoor sinds Gutenberg. Bijvoorbeeld dat non-fictieboeken, vooral de langere, vaker niet worden uitgelezen dan fictie. Vermoedens in die richting kunnen nu met harde cijfers worden gestaafd. Sterker, omdat de cijfers laten zien vanaf welk aantal pagina’s de belangstelling naar beneden duikelt, weten uitgevers en hun redacteuren nu ook wanneer ze hun auteurs kunnen laten ophouden met schrijven. Of juist niet: fictiesequels, zoals Stieg Larssons Millenniumtrilogie en Fifty Shades of Grey, kunnen niet lang genoeg zijn, gezien het feit dat velen die zonder tussenkomst van andere boeken in één ruk blijken uit te lezen.
E-bookverkopers zijn in de laatste paar jaar meer te weten gekomen over ons leesgedrag dan boekverkopers in alle jaren daarvoor sinds Gutenberg.
Lezen in de cloud wordt verkocht als ideale oplossing. De boeken die je koopt of huurt, worden op een server bewaard. Door in te loggen vanaf om het even welk apparaat heb je meteen toegang tot je boeken. Je kunt op je telefoon verder gaan waar je op je laptop was gebleven, want dat heeft het systeem voor je onthouden. Je gadgets synchroniseren is verleden tijd. Dat er ook nadelen kleven aan het in-de-wolk-lezen wordt er uiteraard niet bij verteld. De servers of je internetverbinding kunnen platliggen als je je net met je tablet op de bank hebt geïnstalleerd. En: reuzen als Google, Apple en Amazon kúnnen ooit failliet gaan en kleinere aanbieders kunnen dat zeker. Dan ben je in één klap je e-books en/of je leeshistorie kwijt.
Elke klant een marktsegment
Een verder nadeel: aanbieders als Amazon, Apple, Google en Kobo weten wel erg veel over jouw leesgedrag. Waarom registreren zij dit? Een belangrijke reden voor registratie is gelegen in de bescherming van intellectueel eigendom. Auteurs en uitgevers willen van de distributeurs de garantie dat hun handelswaar goed beschermd is tegen illegale verspreiding. Registratie is een eerste vereiste om bij auteursrechtinbreuk over te kunnen gaan tot vervolging. Ten tweede is er het gebruikelijke customer relationship management. Je moet als distributeur weten wie wat tegen welke prijs heeft gekocht om persoonsgerichte aanbevelingen te kunnen doen en om eventuele klachten goed af te kunnen handelen. De goudmijn aan gegevens over het leesgedrag is een derde reden. In de muziekindustrie liet Apple eerder zien dat een lagere verkoopprijs goed te billijken is als je in ruil daarvoor van elke individuele klant precies te weten komt waar diens muzikale voorkeuren liggen. Die klant kan voortaan een-op-een worden benaderd met informatie over nieuwe albums en aanbiedingen. Het vooruitzicht dat dit ook met boeken en ander leesvoer kan, is voor uitgevers een belangrijke reden om met de Amazons van deze wereld in zee te gaan.
Privacy en vertrouwde anderen
Op basis van de binnen de EU geldende privacyrichtlijn mag je als klant van e-bookverkopers onder meer verwachten:
dat er niet meer informatie wordt verzameld dan noodzakelijk voor de gewone bedrijfsvoering;
dat bedrijven met die informatie vertrouwelijk omgaan, dus niet uit de school klappen over jouw leesvoorkeuren;
dat ze jouw gegevens op een deugdelijke manier beschermen, zodat ze niet door toedoen van al dan niet ethische hackers op straat komen te liggen;
dat ze die gegevens niet zonder jouw toestemming aan derden verstrekken, bijvoorbeeld doorverkopen aan andere bedrijven.
Aan deze voorwaarden wordt door de bekendste e-bookretailers voldaan. Althans in woord en geschrift. Of dat ook in daad zo is, is een ander verhaal. Met name het vierde punt is boterzacht, getuige de gebruiksvoorwaarden en het privacybeleid van enkele retailers. Zo kent het Canadese Kobo zichzelf nogal wat vrijheid toe in het delen van zijn gegevens met ‘vertrouwde derden’ (trusted third parties), zoals boekhandelsketen Libris Blz. in Nederland. Bij bedrijfsovernames, fusies of joint ventures kunnen de data op andere partijen overgaan. In het belang van continuïteit van de dienstverlening, zoals het dan heet. Alle grote e-bookdistributeurs delen hun gegevens met de uitgevers van wie zij de content doorleveren. Die hebben – binnen de grenzen van de in het land van vestiging geldende privacywetgeving – ook weer de mogelijkheid om die gegevens met hun ‘vertrouwde anderen’ te delen.
Controle
Belangrijker is waarschijnlijk de vraag of privacywaakhonden de capaciteit bezitten om oneigenlijk gebruik van gegevens op te sporen en tegen te gaan. Ons College Bescherming Persoonsgegevens luidde de afgelopen jaren de noodklok. Met zijn 80 medewerkers is het in zijn toezicht op naleving van de wet niet opgewassen tegen de huidige explosie van gebruikersregistraties. Reden om je als lezer af te vragen of de wolkboekenverkoper voor jou ook een ‘vertrouwde derde’ is. Nederlanders realiseren zich net als andere Europeanen dat het vrijgeven van persoonlijke informatie meer en meer bij het moderne leven hoort. Niettemin maken drie op de vier Nederlanders zich daar wel zorgen over. Als het om publieke instituties gaat, vertrouwt men er wel op dat die verantwoordelijk met persoonlijke dataregistraties omgaan, maar als het om commerciële bedrijven gaat, overheerst wantrouwen. Ligt hier wellicht een kans voor de oude vertrouwde bibliotheek?
Dit artikel is het zevende in een reeks over auteursrecht en bibliotheken in het digitale tijdperk en verscheen ook in Bibliotheekblad 2, 2013. De eerdere delen stonden in Bibliotheekblad 7 t/m 10 en 12 (2012) en 1 (2013) en in de rubriek Spotlight op www.bibliotheekblad.nl.
Foto: Kai Schreiber, Parasites (Flickr.com, cc by-sa 2.0)
Ik ben een piraat, jij bent een piraat. Hoeveel mensen doen het? E-books downloaden en uitwisselen terwijl dat eigenlijk niet mag? Je kunt het ze vragen. Maar of je dan eerlijk antwoord krijgt? Hoewel, door het precedent van de muziek- en filmuitwisseling via Napster, Kazaa, BitTorrent, LimeWire en Pirate Bay zijn we die gêne misschien wel voorbij.
Een onderzoek van het Amsterdamse Instituut voor Informatierecht en het Tilburgse CentERdata naar het downloaden van muziek, films en series, games en boeken schetste in 2012 een geruststellend beeld. De ruim 2000 Nederlanders vanaf 16 jaar die werden ondervraagd, geven aan dat ze voor al die soorten content veel vaker naar de winkel gaan of downloaden/streamen uit legale bron dan dat ze dat laatste uit illegale bron doen. Slechts 6,3% van onze landgenoten zou wel eens torrentsites afstruinen op zoek naar e-books. Omdat deze mensen in grote meerderheid ook legaal kopen of downloaden, zou het percentage exclusieve e-bookpiraten slechts 0,4% bedragen.
Psssst…! E-bookjes hebben?
Een omissie in dit onderzoek is dat een veelvoorkomende wijze van auteursrechtschending niet is onderzocht: het onderling uitruilen van bestanden op schijfjes en sticks. Eenmaal van een torrentsite geplukt, is een bestand met duizenden boeken in no time onderweg naar familie en vrienden (en vervolgens naar hún familie en vrienden) die zelf niet op het idee zouden komen om op ‘dutch ebooks torrent’ te googelen.
Het beeld is ook in die zin vertekend dat een belangrijk deel van de bevolking geen e-books leest. Een ander recent onderzoek in opdracht van Stichting Marktonderzoek Boekenvak geeft uitgevers en boekverkopers een minder geruststellend beeld. De groep die ‘ten minste soms’ e-books leest, kreeg hier enkele nadere vragen voorgelegd.
Eenmaal van een torrentsite geplukt, is een bestand met duizenden boeken in no time onderweg naar familie en vrienden (en vervolgens naar hún familie en vrienden) die zelf niet op het idee zouden komen om op ‘dutch ebooks torrent’ te googelen.
Van alle mogelijke antwoorden op de vraag hoeveel digitale boeken men per jaar verkrijgt, en hoe, scoorde ‘van iemand gekopieerd/met iemand geruild’ het hoogst. Op twee en drie eindigden het gratis legaal en gratis illegaal downloaden. In deze categorieën gaat het gezamenlijk om zo’n twintig stuks. Daartegenover scoort ‘gekocht bij boekwinkel op internet’ een schamele drie boeken jaarlijks. In overeenstemming hiermee zeggen deze mensen dat, sinds ze zijn begonnen met het lezen van digitale boeken, zij overwegend meer boeken ‘op de een of andere manier in bezit krijgen’ en meer tijd besteden aan lezen, maar dat het aantal (papieren én digitale) boeken dat zij kopen of lenen sindsdien is afgenomen.
Veertienduizend e-pubs
Waarnemers uit de boekenbranche maken zelf geregeld melding van wat zij in hun eigen omgeving zijn tegengekomen. Er circuleert op fysieke dragers een gecombineerd bestand van rechtenvrije én beschermde werken in e-pubformaat dat almaar aangroeit. Het laatste getal dat op Twitter voorbijkwam, was 14.000 titels. Daaronder veel populaire (voormalige) bestsellers van onder meer Appie Baantjer, Dan Brown, Karin Slaughter, Maeve Binchy en Stephen King.
Als piraterij inderdaad zoveel voorkomt, is het verleidelijk om te concluderen dat er niet tegen te vechten valt. Maar de ervaring in de muziek- en filmbranche leert het tegenovergestelde. Daar bleek er wel degelijk een markt te zijn voor betaalde digitale content toen het aanbod er eenmaal was. Lang probeerden de grote platen- en filmmaatschappijen vast te houden aan hun cd’s en dvd’s en de digitale verspreiding met juridische middelen tegen te gaan. Totdat Apple en anderen die digitale verspreiding juist omarmden en consumenten in groten getale bereid bleken ervoor te betalen. Enquêtes laten in meerderheid zien dat dit ook voor e-books zou kunnen gaan gelden. Mits de prijzen dalen en er geen hindernissen in de vorm van digital rights management (DRM) zitten ingebouwd.
Piraten en parasieten
Al met al zijn het revolutionaire tijden voor het boekenvak. In de onderzoeksrapporten klinkt die turbulentie door. Nooit eerder is het intellectuele eigendomsrecht zo eenvoudig en op zo grote schaal ontdoken. Het is echter een misvatting dat piraterij pas met de digitalisering haar intrede in de Republiek der Letteren heeft gedaan. Het is er al zo lang als er gedrukte boeken bestaan. Gutenbergs uitvinding stelde de wereldlijke en kerkelijke machthebbers voor een flinke uitdaging. Met licenties, patenten en registers werd gepoogd het nieuwe ambacht in bestaande beheersstructuren te vangen. Dat lukte heel aardig, maar zeker niet volledig. Zoals Adrian Johns in zijn monumentale cultuurgeschiedenis Piracy laat zien, heeft de piraterij van de twintigste eeuw op radio, televisie, cd’s en dvd’s haar wortels in de vijf eeuwen ervoor. In de vroegmoderne tijd hield men zich aardig aan de ongeschreven regels van het drukkersambacht om een eenmaal door een vakgenoot in de drukkersregisters ingeschreven werk ongemoeid te laten. In meer turbulente tijden, zoals de achttiende eeuw, verspreidde de Verlichting zich massaal via ongeoorloofde herdrukken. Piraterij was er in diverse gedaanten en variërende omvang, maar ze was er altijd.
De figuur van de piraat is er een die zich verzet tegen de heersende orde en zich andermans eigendom wederrechtelijk toe-eigent. De harde kern van de filesharers past zeker binnen deze traditie van burgerlijke ongehoorzaamheid tegen als onrechtmatig ervaren wetten. Toch is er veel voor te zeggen om de meer consumptieve downloaders onder een andere noemer te vangen: die van de parasiet.
De Franse filosoof Michel Serres heeft laten zien hoe in de geschiedenis van de mensheid het parasiteren, het mee-eten, veel gewoner is dan we algemeen aannemen. Een parasiet kan niet zonder een gastheer. Maar de gastheer (of -dame uiteraard) is veel vaker zelf parasiet dan hij (zij) zal willen toegeven. Een auteur, ‘rechthebbende’, parasiteert zelf op de cultuur waaruit hij is voortgekomen. Hij leerde en leende de woorden, de verhalen, de geschiedenis en creëerde daaruit iets nieuws, waarop weer anderen parasiteren door het zich illegaal toe te eigenen en verder te verspreiden. Zo bezien profiteren we allen van de rijk gevulde ruif van onze cultuur. En moeten we piraten en parasieten danken dat ze ons dat blijven voorhouden.
Dit artikel is het zesde in een reeks over auteursrecht en bibliotheken in het digitale tijdperk en verscheen ook in Bibliotheekblad 1, 2013. De eerdere delen stonden in Bibliotheekblad 7 t/m 10 en 12, 2012 en in de rubriek Spotlight op www.bibliotheekblad.nl.
Bewerking 2 juni 2019: dode links aangepast en kleine tekstuele wijziging om aan te geven dat het rapport Filesharing 2012 inmiddels niet meer zo recent is.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid