BELANGRIJK: Onderstaand bericht dateert van 2018 en is sindsdien niet geactualiseerd. De inventarisatie van opleidingen is begin 2019 gepubliceerd. In dit artikel in het vakblad META zijn de resultaten samengevat. Sindsdien zijn er opleidingen bijgekomen en verdwenen. Ben je op zoek naar actuele informatie over opleidingsmogelijkheden in Nederland en Vlaanderen, neem dan contact op met de beroepsverenigingen KNVI (Nederland) en VVBAD (Vlaanderen).
De bibliotheeksector is een van de meest vergrijsde van Nederland. Bijna de helft van het personeel in de openbare bibliotheken is 55 jaar of ouder. Tenzij de openvallende fte’s helemaal niet meer worden opgevuld is er in de komende jaren een behoorlijke vervangingsvraag. Maar zijn er wel genoeg gekwalificeerde kandidaten? In eerdere jaargangen van IP is beschreven dat het aantal belangstellenden voor een studie in deze richting op hbo- en wo-niveau flink is gedaald. Als gevolg daarvan zijn opleidingen gestopt of samengevoegd met andere opleidingen in ICT, bedrijfskunde en management tot ‘brede’ bachelors en masters.
Ontspecialisering
Is dat erg? Het ‘ontspecialiseren’ van informatieopleidingen hoeft natuurlijk geen probleem te zijn. Uit gesprekken met bibliotheekdirecteuren uit binnen- en buitenland blijkt dat zij in veel gevallen uitdrukkelijk níet op zoek zijn naar een bibliothecaris.
Ook over tien jaar moeten er evenwichtige collecties worden samengesteld, gemetadateerd en ontsloten, om nog te zwijgen over het migreren van digital born- en gedigitaliseerde bestanden.
Een communicatiefunctie bijvoorbeeld vullen zij liever in met een marketeer of een communicatiemanager. Eenzelfde afweging wordt gemaakt voor een technische functie of een educatieve. De eigen aard (of eigenaardigheid) van de bibliotheekorganisatie leren de nieuwe medewerkers dan wel ‘werkende weg’ kennen. Of ze volgen een paar korte cursussen om meer feeling te krijgen met het vak.
De ziel van het vak
Ook voor het jonge aanstormende talent met ambitie om in de bibliotheek emplooi te vinden, kan het allesbehalve kwaad om tijdens de studie een breed perspectief op het werkveld te ontwikkelen. En competenties die een beroepsleven meegaan, in plaats van kennis die snel veroudert. Toch kun je je langzaamaan afvragen of er überhaupt nog mensen met specifiek bibliothecaire deskundigheid afstuderen. Schieten we niet door in onze vernieuwings- en verbredingsdrang? Ook over tien jaar moeten er evenwichtige collecties worden samengesteld, gemetadateerd en ontsloten, om nog te zwijgen over het migreren van digital born- en gedigitaliseerde bestanden. Ook dan moet er bemiddeld worden tussen informatievragen vanuit gebruikers, de eigen collecties (fysieke en gelicenseerde content) en wat er op het web allemaal gratis te vinden is. En niet minder belangrijk voor de professie: de geschiedenis en traditie evenals de normatieve en ethische aspecten van het bibliotheekvak moeten aan nieuwe generaties informatiewerkers worden overgedragen. Het is deze kern – de ‘ziel van het vak’ – die de herkenbaarheid van de institutie naar binnen en naar buiten waarborgt.
Samenwerking VVBAD en KNVI
Het is vanuit dit besef dat de Nederlandse en Vlaamse verenigingen voor informatieprofessionals, KNVI en VVBAD, een aantal jaar geleden met een taskforce zijn gestart om de zich ontwikkelende kloof tussen beroepsveld en opleidingen in kaart te brengen. Een eerste resultaat van deze samenwerking was een onderzoek van Bureau Kasperkovitz en Dialogic naar de behoeften aan opleidingen in het werkveld. (Zie de site van de VVBAD en het artikel erover in IP nr. 6 van de vorige jaargang.)
Momenteel werken beide organisaties aan een inventarisatie van opleidingen en cursussen in Nederland en Vlaanderen. Die is momenteel nog niet af. In het overzicht hieronder schets ik de recente ontwikkelingen in de vol- en deeltijdse opleidingen op mbo-, hbo- en wo-niveau. De vele korter durende cursussen op deze niveaus, zoals die van GO Opleidingen, en de meer specialistische zoals die voor mediacoach en community librarian blijven in dit artikel buiten beschouwing; ze komen in IP begin 2019 aan bod als de inventarisatie is voltooid.
Op 12 april publiceerden de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) en de Raad voor Cultuur (RvC) een gezamenlijk advies aan minister Bussemaker, getiteld Het puberbrein van de overheid: Informatiebeheer in ketensamenwerking. Wat behelst het advies, en gaat het de langverwachte aandacht van de overheden brengen voor hun eigen informatiebeheer?
Digitalisering van informatie stelt de informatiehuishouding van de overheid voor grote problemen. Die conclusie dringt zich op uit de imposante lijst rapporten en adviezen sinds midden jaren 2000. Begin 2005 was er het rapport van de Rijksarchiefinspectie (inmiddels opgegaan in de Erfgoedinspectie), Een dementerende overheid. Daarin werd de vrees geuit dat er gaten gaan vallen in het geheugen van de overheid als zij met ‘digital born’ informatie, bijvoorbeeld ambtelijk e-mailverkeer, niet bewuster omgaat. Veel digitaal geproduceerde beleidsstukken en databestanden maken geen deel uit van de archiveringsprocessen. Bovendien moeten digitale bestanden, anders dan papieren archieven, van tijd tot tijd geconverteerd worden naar nieuwe standaarden om raadpleegbaar te blijven. Niet eens de erfgoedwaarde, maar vooral de verantwoordingsfunctie stond in dit advies centraal.
Informatie op orde
Een jaar later reageerde het ministerie van OCW met Informatie op orde. Daarin erkende de Rijksoverheid het geschetste probleem, en wel in drieërlei opzicht. Voor de eigen bedrijfsvoering, beleidsvorming en -uitvoering; voor de verantwoordingsplicht jegens burgers en politiek; en voor toekomstige generaties (erfgoed). Het ministerie benadrukte bovendien dat overheidsinformatie voor iedereen goed vindbaar en toegankelijk moet zijn.
‘Er is in de hele overheid, van hoog tot laag, sprake van een groot en structureel gebrek aan bewustzijn, aandacht en kennis ten aanzien van het belang van informatie, informatiemanagement en informatiebeheer.’
– Raad voor Cultuur & Raad voor het openbaar bestuur
Naast een sluitend informatiebeheer zouden er dus ook eisen gesteld moeten worden aan (her)vindbaarheid en openbaarheid van de betreffende informatie. Openbaarheid was al een issue sinds de Wet openbaarheid van bestuur (‘de Wob’ uit 1991, binnenkort mogelijk opgevolgd door de Wet open overheid/Woo), maar werd nog eens bekrachtigd met een advies van de Rob uit 2012, Gij zult openbaar maken. En sinds vorig jaar de Wet hergebruik van overheidsinformatie in werking is getreden, hebben met name bibliotheken en musea er een nieuwe verplichting bij. Informatie en data die met publiek geld zijn vervaardigd en waarop geen eigendomsrechten rusten, dienen zij in principe ter beschikking te stellen aan wie er maar om vraagt.
Informatie in ketens
Je zou denken dat er in het afgelopen decennium forse stappen zouden zijn gezet in het op orde brengen van de informatiehuishouding, op papier en digitaal. De Erfgoedinspectie waarschuwde eind 2015 in het rapport Onvoltooid digitaal echter dat er nog veel te doen is. En wie het nieuwste advies van RvC en Rob leest, komt helemaal van een koude kermis thuis. Al in het voorwoord valt te lezen ‘dat het informatiebeheer bij de overheid op dit moment nog grote tekortkomingen heeft. Er wordt stelselmatig te weinig en te laat nagedacht over de informatieafhankelijkheid die samenwerking in ketens met zich meebrengt.’
Met dat laatste is de raison d’être van dit nieuwste advies benoemd. Of het al niet erg genoeg is dat overheidslichamen flinke steken laten vallen in hun eigen informatiehuishouding, komt daar nog bij dat zij samen, in ketens, verantwoordelijk zijn voor beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Om dat enigszins goed te laten verlopen dienen zij onderling informatie uit te wisselen. En ja, als het informatiebeheer in eigen huis al niet goed is, gaat er in de uitwisseling natuurlijk ook het een en ander mis. Of zoals in de samenvatting van het advies te lezen is: ‘Wanneer overheden in ketens samenwerken met elkaar en met maatschappelijke partijen kan gebrekkig informatiebeheer erg hinderlijk zijn. Alle grote problemen waarmee de overheid op dit gebied te kampen heeft, spelen in ketens extra op. De onderlinge afhankelijkheden maken informatiebeheer in ketens complex en vergroten de risico’s bij fouten of wanbeheer’ (p. 9). Om daarop te laten volgen dat de informatiehuishouding van de overheid op een puberbrein lijkt: volop in de groei, maar het laat nog flinke steken vallen bij zaken als onthouden, organiseren en controleren. Met als voor de hand liggend bewijsstuk de gang van zaken rond de ontnemingsschikking met Cees H., beter bekend als ‘het bonnetje van Teeven’.
Mijn favoriete biebfuturoloog is David Weinberger. Onder de bibliotheekgoeroes is hij de antigoeroe. In filmpjes op het web zie je hem zijn gehoor zelden in vervoering brengen. Hij doet me denken aan de eigenaar van de elektronicawinkel in Nijmegen waar ik als soldeerbeginneling mijn condensatoren en weerstanden kocht. Trek Weinberger een stofjas aan en hij sloft naar achteren om net die ene buis voor je gitaarversterker uit een la te vissen die je nodig had.
Maar genoeg over vorm en vent. Inhoud! Daar hebben we Weinberger voor. Hij schreef de bestsellers Everything is miscellaneous en Too big to know (verplichte kost voor mijn studenten, hoewel niet ‘wetenschappelijk’) en werd co-directeur van het Harvard Library Innovation Lab in de Harvard Law School. Toch wel een plek om te zijn als je van bibliotheekvernieuwing houdt.
‘Het zal erom gaan erachter te komen welke filters het web en onszelf slimmer kunnen maken.’
Het sterke van Weinbergers perspectief op bibliotheken is dat hij ze beschouwt als onderdeel van de vernetwerkte kennis op het web. Uitgangspunt van het denken zijn niet de organisaties zelf. Evenmin de collecties die zij beheren. We beginnen de contouren te zien, aldus Weinberger, van een wereldomspannend kennisnetwerk dat de bibliotheken in zich opneemt, maar ook archieven, musea, media, bedrijven en overheden. En ook wiki’s, blogs, YouTube, aggregatiesites en de bouwstenen van het semantisch web.
Dit proces kan twee kanten op werken, heet het in Too big to know: het kan ons veel slimmer maken, maar ook veel dommer. In de pre-digitale wereld hadden we de filters die onbetrouwbare kennis en informatie eruit haalden wel aardig op orde. Maar toen kwam het web. De komende jaren zal het erom gaan erachter te komen welke filters, algoritmische en menselijk-sociale, het web en onszelf slimmer kunnen maken.
De opgave voor bibliotheken, archieven en andere kennisinstituten is daarmee helder. Het is hun taak en verantwoordelijkheid om hun content en (meta)data zo goed mogelijk in het kennisnetwerk te integreren. Opdat het netwerk als geheel slimmer wordt. Daarbij lopen ze uiteraard tegen auteursrechtelijke belemmeringen op. En dus is het hun verantwoordelijkheid actie te ondernemen – argumenteren, overtuigen en waar nodig procederen – om zulke barrières in het publieke belang te slechten.
Het vraagt wel wat. Zichzelf tot onderdeel maken van dat globale netwerk betekent dat instituten met hun vaak eerbiedwaardige verleden nu hun eigen positie moeten gaan relativeren. Maar is er wel een alternatief? We hebben duizenden jaren geïnvesteerd in onze cultuur, zegt Weinberger, ‘and we lose it at our peril’.
Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 3, 2 april 2015.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid