Krantenkolommen en boekenkasten
Veranderende openbare bibliotheek in gedigitaliseerde kranten
Zijn de hoogtijdagen van de massadigitalisering alweer voorbij? De voorbij jaren is het aanvankelijke optimisme rond het bewaren en ontsluiten van mediaal erfgoed getemperd. Het bewaren en van tijd tot tijd migreren van digitale kopieën kost veel geld. Optische karakterherkenning van teksten brengt nog altijd veel fouten en dus ontsluitings-problemen met zich mee. En dan zijn er nog de auteursrechtelijke belemmeringen: niet alles wat gescand is mag zomaar worden getoond, zelfs niet als praktisch niet meer is te achterhalen wie de rechthebbenden zijn.
Desalniettemin beginnen wetenschappers de bestanden te ontdekken en gebruiken. De massadigitalisering biedt voorheen ongekende mogelijkheden voor analyse van cultuur en samenleving. Ze werpt ook nieuw licht op de betekenis van informatie in die samenleving. Gebruikmakend van de krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek wordt in dit artikel de veranderende positie van de openbare bibliotheek in beeld gebracht.
Google Books en kranten.kb.nl
Wie culturele verandering wil onderzoeken, heeft inmiddels de beschikking over twee fraaie bronnen. Google heeft in zijn boekenscanproject inmiddels meer dan 20 miljoen titels gedigitaliseerd van de circa 130 miljoen die er wereldwijd ooit zijn verschenen (aldus Google zelf). In die teksten kun je, online en behoorlijk geavanceerd, naar strings tot maximaal 5 woorden zoeken; ‘ngrams’ geheten. Deze zijn er momenteel in het Engels (Brits en Amerikaans), Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Chinees, Hebreeuws en Russisch.1 Google scant al enige jaren ook Nederlandstalige boeken maar heeft vooralsnog in onze taal geen ngrams in de aanbieding.
Daarom is het zo mooi dat we in Nederland nu, als een van de eerste landen ter wereld, beschikken over een groot corpus aan gedigitaliseerde krantenartikelen. In betrekkelijk korte tijd, zo’n vijf jaar, zijn circa 9 miljoen pagina’s gescand met in totaal 59 miljoen redactionele bijdragen. Samen met familieberichten en advertenties komt het totale bestand uit op ruim 85 miljoen artikelen uit de periode 1618-1995. En dat is nog maar 8% van het beschikbare materiaal. De KB werkt de komende jaren door aan het uitbreiden en verder ontsluiten ervan.2
Maatschappelijke betekenis
Het aantal vermeldingen van ‘openbare bibliotheek’ in Nederlandse dagbladen zou ons iets kunnen vertellen over haar plaats in de samenleving en haar maatschappelijke betekenis. Wat dat ‘iets’ precies is, is echter niet meteen duidelijk. Daarvoor is in ieder geval wat historische kennis als kader nodig.
In West-Europa werd in de eerste helft van de negentiende eeuw de roep om algemeen toegankelijke leeszalen met evenwichtig samengestelde collecties luider. In 1850 resulteerde dat in Engeland en Wales (later ook in Schotland en Ierland) in de Public Libraries Act. In Nederland begint het ijveren voor een soortgelijke wet ook rond die tijd.
De eerste openbare bibliotheken (OB’s) ontstaan hier echter pas rond 1900. Ze onderscheiden zich van de dan al langer bestaande volksleeszalen met kwalitatief betere en pluriformere collecties, algemene toegankelijkheid en financiering uit de publieke middelen. In het lezenswaardige boek Lezen voor iedereen van Paul Schneiders3 wordt geschetst hoe de OB na een veelbelovende start in het eerste decennium te maken krijgt met tegenslagen, zoals verzuilde interne verdeeldheid en uitblijvende subsidie in de magere jaren ’20 en de crisisjaren ’30. Pas in de jaren ’60 en ’70 kan een grote sprong voorwaarts worden gemaakt.
Figuur 1 zet het aantal vermeldingen4 van openbare bibliotheken (in verschillende naamvarianten, daarover straks meer) in de KB-dagbladen af tegen cijfers over de feitelijke presentie in de samenleving. Die laatste kun je in beeld brengen met de aantallen vestigingen, materialen in de collecties, ledentallen en uitleningen. Dit zijn cijfers die het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft bijgehouden.5 Omdat we het over onvergelijkbare grootheden hebben, zijn de cijfers geïndexeerd met 1975 (toen de Wet op de Openbare Bibliotheken van kracht werd) als arbitrair peiljaar.
Waar het aantal vermeldingen piekt in de periode 1920-1930 en daarna tot de jaren zestig gestaag afneemt, zit er in de aanbod- en gebruikscijfers juist een geleidelijke groei die in de jaren vijftig versnelt. Van de jaren ’60 tot en met de jaren ’80 lopen de trends parallel omhoog. Terwijl vanaf de jaren ’80 de groei in aanbod en gebruik afvlakt, daalt de aandacht die dagbladen eraan hebben besteed.
Welke betekenis kun je hieraan geven? Zonder nadere lezing van de onderliggende artikelen zelf – ruim vijftigduizend – is dat niet evident. Het is wel waard nader te onderzoeken of het aantal vermeldingen in dagbladen verband houdt met de politiek-bestuurlijke discussie over de openbare bibliotheek. Uit de geschiedschrijving weten we dat er in de jaren ’10 en ’20 hevig is geijverd (‘gelobbyd’ zouden we nu zeggen) voor gemeentelijke en Rijkssubsidie.
Eenmaal geregeld (in 1921 werden de Rijkssubsidievoorwaarden ingevoerd) is het logisch dat de aandacht voor ‘het dossier’ wat afneemt. De voorbereiding en invoering van de Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk en de decentralisering van het openbaar bibliotheekwerk naar het gemeentelijk niveau in de jaren ’80 kunnen de hausse aan artikelen in die jaren verklaren. Daarna wordt het in de jaren negentig ‘business as usual’ en daalt de redactionele belangstelling weer.
Andere naam, andere functie?
De zes organisaties – Groningen, Leeuwarden, Utrecht, Dordrecht, Den Haag en Rotterdam – die in 1908 de voorloper van de huidige VOB oprichtten, heetten niet openbare bibliotheken maar openbare leeszalen en bibliotheken (O.L.B.’s, met puntjes nog). Dit verschil in naamgeving is betekenisvol. Zeker nu in 2013 veel openbare bibliotheken, in reactie op de sinds medio jaren negentig teruggelopen uitleentallen, voor een fundamentele keuze staan. Gaan we proberen dit tij te keren door de uitleenfunctie sterker te maken? Of gaan we juist weer sterker inzetten op de verblijfsfunctie die in onze beginjaren centraal stond? Dit heeft uiteenlopende keuzes tot gevolg voor collectioneren, het inrichten van de ruimte en uiteraard ook voor nieuwbouw.
Iets van die keuzes komt terug in figuur 2 dat het relatieve vóórkomen van drie namen door de tijd heen weergeeft. In de negentiende eeuw, als de openbare bibliotheek in ons land feitelijk nog niet bestaat, strijden ‘boekerij’ en ‘bibliotheek’ om voorrang.6 ‘Boekerij’ is een vernederlandsing van librije en betekent oorspronkelijk ‘verzameling boeken’, aanvankelijk vooral privécollecties In de 19e eeuw komt het ook in zwang voor het gebouw waar men naar binnen kan om een collectie te raadplegen.
In het laatste decennium van die eeuw gaan de eerste openbare bibliotheken open. Dan begint de snelle opmars van de ‘openbare leeszaal’ in de krantenkolommen (zonder én met de toevoeging ‘en bibliotheek’). Pas vanaf de jaren zestig zien we dat ‘leeszaal’ uit de naamgeving begint weg te vallen, tot er vanaf 1980 weinig meer van over is.
De eliminatie van ‘leeszaal’ valt samen met de sterkere nadruk in die jaren op uitbreiding van de collecties ten behoeve van thuisgebruik. Die kwam bijvoorbeeld tot uitdrukking in het aanschaffen van meerdere exemplaren per titel.7 Bovendien werd de inrichting aan die uitleenfunctie aangepast: minder ruimte voor tafels en stoelen, meer ruimte voor de boekenkasten en later de rekken met cd’s, videobanden en dvd’s.
Beeld van een instituut
Door puur het aantal vermeldingen in krantenkolommen te tellen, krijg je een heel aardig beeld van de historie van een instituut als de openbare bibliotheek. Figuur 3 illustreert dat nog eens met de gebruikte zoektermen voor de negentiende en twintigste eeuw. Zelfs zonder de artikelen te lezen, leer je iets over het belang dat in verschillende periodes aan toegang tot informatie voor eenieder werd gehecht. En hoe die toegang werd gefaciliteerd, in de leeszaal en thuis. Een thema dat momenteel weer centraal staat in discussies over de verhouding tussen de uitleen- en verblijfsfunctie in de openbare bibliotheek van de toekomst.
Noten
1 Alle ngram-databestanden zijn beschikbaar voor download op http://books.google.com/ngrams/info. Daar zijn ook voorbeelden te vinden van de geavanceerde zoekmogelijkheden. In tegenstelling tot de bronteksten mogen deze tekststrings binnen het geldende auteursrecht wel worden ontsloten. Dit geldt ook voor de krantendatabase van de KB.
2 Zie http://kranten.kb.nl/about.
3 Paul Schneiders (1990). Lezen voor iedereen. Geschiedenis van de openbare bibliotheek in Nederland. Den Haag: Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum (NBLC).
4 Aangezien het corpus waarin deze artikelen zijn verschenen door de jaren heen sterk fluctueert, betreft het in de figuren 1 en 3 relatieve getallen: het aantal artikelen waarin de openbare bibliotheek voorkomt gedeeld door het totaalaantal artikelen in de database. Elsbeth Kwant, Jasper Faase en Hans Hoogeveen van de Koninklijke Bibliotheek komt dank toe voor het achterhalen en aanleveren van de totaalaantallen in het corpus.
5 Zie de database Statline van het CBS.
6 Bij de weergegeven verhoudingen in de periode 1800-1850 gaat het overigens maar om geringe aantallen artikelen, groeiend van 2 in het eerste decennium tot 90 in 1840-1849. Vanaf 1850 zitten er pre decennium ten minste 100 artikelen in de database, met een piek van net boven de 10.000 in 1930-1939.
7 Dat leeszalen aanvankelijk niet altijd ook bibliotheken waren, had zeker ook te maken met financiële beperkingen. De openbare leeszalen en bibliotheken uit de beginperiode groeide het geld niet op de rug. Eenmaal aangeschafte boeken waren een kostbaar bezit dat voor zoveel mogelijk gegadigden beschikbaar moest zijn.
Dit artikel verscheen in iets andere vorm in InformatieProfessional, 17 (2013), 2, pp. 24-26
Krantenkolommen en boekenkasten by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.