innovatie van de publieke informatievoorziening

Affordable Amsterdam

Roeterseilandcampus Universiteit van Amsterdam (CC0)

Ortega Cuna. Giaciu. Santos Apong. Nikulaite. Van Raaij. Gaia da Minho Ferreira. Darzyle. Lakhrateeva. Xien. Garabezo. Het is een divers gezelschap waarvan ik de achternamen in mijn mailbox vind, drie dagen voor het eerste college. Honderdtweeënzestig bachelorstudenten hebben zich ingeschreven voor het keuzevak dat ik doceer. Afgaand op hun voor- en achternamen gok ik dat ruim honderd van hen uit andere landen afkomstig zijn.

Internationalisering in het hoger onderwijs is goed, daarover geen misverstand. De specialisering in de wetenschap is zo ver voortgeschreden dat er wereldwijd maar een paar groepen of labs zijn waar je een onderwerp goed kunt onderzoeken. Een studieverblijf in zo’n groep kan de raketstart zijn van een loopbaan in de wetenschap of het bedrijfsleven. Daarnaast leer je Nederlandse normen en gewoontes relativeren en die van andere landen kennen en waarderen. Plus: de vriendschappen die ver van huis ontstaan zijn hecht en gaan lang mee.

Met de internationalisering van het hoger onderwijs zit het inmiddels zo snor dat je je kunt afvragen of het niet een tandje minder kan.

Het motief van politici, PvdA-onderwijseconoom Ritzen in de jaren negentig voorop, om de internationalisering aan te jagen was prozaïscher. Onze concurrentiepositie. Niet achteropraken bij de Britten, Duitsers en Fransen. Nederlandse universiteiten moesten voor talent uit de hele wereld aantrekkelijker worden en onze studenten naar elders. Meer geld dus naar uitwisselingsprogramma’s en de labs van onze topwetenschappers. En belangrijker: de lingua franca van de internationale wetenschap moest standaard worden in het academische onderwijs. Want als Engels spreken en schrijven eenmaal de tweede natuur is, versterkt dat op termijn de positie van Nederland als vestigingsplaats voor het internationale bedrijfsleven.

Screenshot QS university subject ranking 2021

Met dat alles zit het inmiddels zó snor dat je je kunt afvragen of het niet een tandje minder kan. Een jaar of vijf geleden riep een van de global university rankings de Universiteit van Amsterdam uit tot beste plek ter wereld om ‘Communication and Media Studies’ te gaan studeren.
Die hadden we aan de UvA niet zien aankomen. Op zulke ranglijsten dulden Amerikaanse en Britse uni’s in de regel geen concurrentie in de top-tien. Alleen een verdwaalde Zwitser (Zürich, Lausanne) weet zich daar nog wel eens tussen te wurmen. Wij draaien niet onverdienstelijk mee in de Europa en Conference League; iets waar de meeste Duitsers en Fransen alleen maar van kunnen dromen.

De nummer-één-positie van de UvA bleek echter geen incident of rekenfout. Met als gevolg dat de bachelors en masters van Mediastudies en Communicatiewetenschap steeds meer aanmeldingen krijgen. Toen ik een Chinese studente vroeg waarom ze na een bachelor in Auckland voor Amsterdam had gekozen, zei ze: “Yeah, I thought, why not go for the best?” Een studie in Nederland is verhoudingsgewijs ook nog eens very affordable indeed. Voor het volgende studiejaar ligt, als de vooraanmeldingen niet bedriegen, een nog grotere toestroom in het verschiet.

De brievenbussen van de belastingontwijkende globale elite faciliteerden we al op de Zuidas. Gaan we op het Roeterseiland ook nog de studie van hun kinderen voor onze rekening nemen?


Deze column verscheen in IP | Vakblad voor Informatieprofessionals, jaargang 25 nummer 2, maart 2022.


Creative Commons License
Affordable Amsterdam by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 18 maart 2022 | Posted in columns, onderwijs, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , | Reactie

Opgaan in het globale netwerk

David Weinberger (Bron: www.vebidoo.com)

David Weinberger (Bron: www.vebidoo.com)

Mijn favoriete biebfuturoloog is David Weinberger. Onder de bibliotheekgoeroes is hij de antigoeroe. In filmpjes op het web zie je hem zijn gehoor zelden in vervoering brengen. Hij doet me denken aan de eigenaar van de elektronicawinkel in Nijmegen waar ik als soldeerbeginneling mijn condensatoren en weerstanden kocht. Trek Weinberger een stofjas aan en hij sloft naar achteren om net die ene buis voor je gitaarversterker uit een la te vissen die je nodig had.

Maar genoeg over vorm en vent. Inhoud! Daar hebben we Weinberger voor. Hij schreef de bestsellers Everything is miscellaneous en Too big to know (verplichte kost voor mijn studenten, hoewel niet ‘wetenschappelijk’) en werd co-directeur van het Harvard Library Innovation Lab in de Harvard Law School. Toch wel een plek om te zijn als je van bibliotheekvernieuwing houdt.

Onlangs was hij in Florence op uitnodiging van OCLC. Hij gaf er een lezing, nam een kijkje in ‘ons’ Frysklab en werd geïnterviewd door het Britse vakblad Research Information. Niks stofjas. Oneliners! “De toekomst van bibliotheken zal niet worden geschreven door bibliotheken, en dat is iets positiefs, omdat het betekent dat de informatie die bibliotheken hebben bewaard en verrijkt goed zal worden benut.”

‘Het zal erom gaan erachter te komen welke filters het web en onszelf slimmer kunnen maken.’

Het sterke van Weinbergers perspectief op bibliotheken is dat hij ze beschouwt als onderdeel van de vernetwerkte kennis op het web. Uitgangspunt van het denken zijn niet de organisaties zelf. Evenmin de collecties die zij beheren. We beginnen de contouren te zien, aldus Weinberger, van een wereldomspannend kennisnetwerk dat de bibliotheken in zich opneemt, maar ook archieven, musea, media, bedrijven en overheden. En ook wiki’s, blogs, YouTube, aggregatiesites en de bouwstenen van het semantisch web.

Dit proces kan twee kanten op werken, heet het in Too big to know: het kan ons veel slimmer maken, maar ook veel dommer. In de pre-digitale wereld hadden we de filters die onbetrouwbare kennis en informatie eruit haalden wel aardig op orde. Maar toen kwam het web. De komende jaren zal het erom gaan erachter te komen welke filters, algoritmische en menselijk-sociale, het web en onszelf slimmer kunnen maken.

De opgave voor bibliotheken, archieven en andere kennisinstituten is daarmee helder. Het is hun taak en verantwoordelijkheid om hun content en (meta)data zo goed mogelijk in het kennisnetwerk te integreren. Opdat het netwerk als geheel slimmer wordt. Daarbij lopen ze uiteraard tegen auteursrechtelijke belemmeringen op. En dus is het hun verantwoordelijkheid actie te ondernemen – argumenteren, overtuigen en waar nodig procederen – om zulke barrières in het publieke belang te slechten.

Het vraagt wel wat. Zichzelf tot onderdeel maken van dat globale netwerk betekent dat instituten met hun vaak eerbiedwaardige verleden nu hun eigen positie moeten gaan relativeren. Maar is er wel een alternatief? We hebben duizenden jaren geïnvesteerd in onze cultuur, zegt Weinberger, ‘and we lose it at our peril’.

Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 3, 2 april 2015.

Creative Commons License
Opgaan in het globale netwerk by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 2 april 2015 | Posted in columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , | 3 Comments