Bron: https://www.bibliotheekrivierenland.nl/
“Ons beleid is om alleen nog hoogopgeleide medewerkers op de bibliotheekvloer te hebben. Professionele krachten die mensen op alle niveaus van dienst kunnen zijn. Van informatiedienstverleners op mbo-niveau kun je niet verwachten dat ze universitair geschoolden kunnen helpen. Omgekeerd kan dat wel. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat onze cao niet zodanig is dat je mensen op hbo-niveau veel te bieden hebt.”
Het jaar is 2005 en aan het woord is Jan-Ewout van der Putten, de niet alleen qua postuur indrukwekkende directeur van de Vereniging van Openbare Bibliotheken. Twaalf jaar later weten we dat de VOB de lat te hoog legde. De VOB-ambitie klonk gemeenten goed in de oren, maar ze hielden ook de hand op de knip. Meer hoogopgeleide medewerkers in de bibliotheek betekende ook dat de subsidies omhoog zouden moeten. En toen kwam daar de kredietcrisis nog overheen. Tussen 2010 en 2015 kromp het aantal personeelsleden in de Nederlandse openbare bibliotheken met 24 procent, of in arbeidsjaren uitgedrukt met 20 procent.
In hetzelfde tijdvak groeide het aantal vrijwilligers sterk. Op elke betaalde kracht beschikt de bieb nu over anderhalve vrijwilliger. De conclusie ligt voor de hand: ze nemen het werk van betaalde krachten over. Dat is te sterk geformuleerd. Denk bijvoorbeeld aan de taaltafels en -café’s waar laaggeletterden en nieuwkomers terecht kunnen. Hun aantal groeide met als gevolg dat ook het aantal vrijwilligers – ‘taalmaatjes’ – stijgt. En zo zijn er andere diensten en programma’s die met recht en reden op vrijwillige krachten drijven, zoals ‘Boek aan Huis’.
Het geeft het signaal af dat veel van het werk geen specifieke deskundigheid vereist en ook niet beloond hoeft te worden.
Maar om trots te verkondigen dat het vrijwilligerslegioen bewijst dat ‘bibliotheken succesvol invulling geven aan vermaatschappelijking’, zoals een directeur mij meldde, gaat ook weer te ver. Onderzoek van de Stichting Bibliotheekwerk in 2014 liet zien dat ruim een kwart van de 124 ondervraagde bibliotheken toegaf vrijwilligers werk te laten uitvoeren dat eerder door betaalde medewerkers werd gedaan.
Bron: https://www.bibliotheekvenlo.nl/in-de-bieb/vrijwilligers.html
De bibliotheek in Utrecht is hiervoor onlangs voor de tweede keer door de rechter op de vingers getikt. In Venlo werft de bieb onomwonden vrijwilligers die ‘een uitgebreide training tot medewerker informatie en advies’ wel zien zitten.
Het is even begrijpelijk als schadelijk. Begrijpelijk en zelfs te billijken is het dat directies de tent zoveel mogelijk open proberen te houden bij krimpende budgetten. Maar het geeft ook een signaal af naar de gemeente, de gemeenschap en jonge mensen die een baan in de bibliotheeksector ambiëren. Het signaal dat veel van het werk geen specifieke deskundigheid vereist en niet beloond hoeft te worden.
Het is zaak hier snel een stevige discussie over te voeren. Thans is er geen beleid en geen ambitie te bespeuren over de wenselijke mate van professionaliteit, zoals in 2005. De lat kan, nee: moet, een stuk hoger. In het belang van sector, opleidingen en maatschappij.
Deze column verscheen in IP | vakblad voor informatieprofessionals, jaargang 21 nummer 6, 31 augustus 2017.
Posted by Frank Huysmans on 31 augustus 2017 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties | Tagged informatieprofessionals, openbare bibliotheken, professionalisering, vrijwilligers
|
Wat heeft u liever? De werelddominantie van de militante islam? Of het slopen van de Amerikaanse democratie door neofascisten? Het eerste wordt werkelijkheid als theedrinkende, moslimknuffelende deugmensen niet heel snel de realiteit onder ogen gaan zien. Het tweede doembeeld komt op het conto van de Amerikaanse ‘alt-right’. In hun blinde haat tegenover alles wat liberaal-links is willen deze figuren de hele wereld, inclusief zichzelf en de democratische rechtsorde, naar de kelder jagen.
Hang een paar uurtjes rond in welgekozen regionen van Facebook en Twitter, en linksom of rechtsom is het einde nabij. Van sociale media werd ooit gedacht dat ze het publieke debat een positieve impuls zouden geven. Viel dat even tegen. Sommigen zien in de anonimiteit van ‘reaguurders’ de oorzaak van de voortdurende scheldpartijen. Maar vlak ook de ad hominems van mensen die onder eigen vlag opereren niet uit. Er moet daarom nog iets anders aan de hand zijn. Sommige waarnemers menen dat de oorsprong ligt in het onvermogen om anderen met woorden te overtuigen. Zelf twijfel je niet aan je eigen gelijk en daarom is de compleet tegengestelde visie van de ander onuitstaanbaar.
Er is naast deze psychologische duiding een meer sociologische. Na de moord op politicus Pim Fortuyn in 2002 overspoelde een tsunami van rechtse woede de ‘linkse kerk’. Links Nederland, zeiden de critici, had jarenlang iedereen die voorzichtig probeerde te wijzen op problemen met integratie van immigranten als halve of hele racisten weggezet. Tijdens de Fortuyn-revolte nam rechts verongelijkt het woord. Beginnend met de frase “je mag het eigenlijk niet hardop zeggen, maar…”.
Van sociale media werd ooit gedacht dat ze het publieke debat een positieve impuls zouden kunnen geven.
De Duitse socioloog Niklas Luhmann stelde dat onderscheidingen doorgaans een positief gewaardeerde zijde kennen. En dus ook een negatieve kant. Denk bijvoorbeeld aan rijk/arm, gezond/ziek en vriend/vijand. Je kunt denk ik volhouden dat links er in de jaren tachtig en negentig in is geslaagd om die positieve zijde bezet te houden. De verschrikkingen die in Europa in naam van het fascisme waren begaan, gaven de linkerzijde een comfortabel moreel polster.
Rechts heeft sindsdien stevig op de linkse morele superioriteit ingebeukt. Met een beroep op het gezonde verstand heeft ‘wakker Nederland’ de balans naar de andere kant doen uitslaan en is het de positieve kant van de links/rechts-onderscheiding voor zichzelf gaan opeisen. En met enig succes. Het doet althans inmiddels wat vreemd aan als rechtse commentatoren zichzelf als underdog afficheren. Maar links, dat getuige de laatste stembusgang in de touwen hangt, geeft zich nog niet gewonnen. Het gevecht om de positieve zijde is nog niet beslist. En wie weet komt er ook geen winnaar. Verklaart dat wellicht de diepzwarte tinten van de doemscenario’s waarmee men elkaar op de sociale media om de oren slaat?
Deze column verscheen in Vakblad Informatieprofessional, jaargang 21 nummer 5, juni 2017.
Posted by Frank Huysmans on 14 juni 2017 | Posted in columns, opinie, vakpublicaties | Tagged complottheorieën, conspiracy theories, Luhmann, publieke opinie, reaguurders, sociale media, trollen, trolls
|
“Over een langere periode laat [het] aantal [bibliotheekvestigingen] een dalende trend zien: van circa 1.100 (hoofd)vestigingen in 2011 naar 770 in 2015.”
Dit schreef minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 25 januari 2017 in een brief aan de Tweede Kamer.
Het verkeerd informeren van de Kamer geldt zoals u weet als een politieke doodzonde. Nu zal minister Bussemaker dit wel overleven, al was het maar omdat ze inmiddels demissionair is. Bovendien heeft ze de informatie uit wat je noemt onverdachte bron: de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB).
Mythe
Het is een hardnekkige mythe. Er zijn helemaal geen driehonderd bibliotheekvestigingen verdwenen. Dit cijfer zingt al sinds 2012 rond in kringen van beleidsmakers, uitgevers, auteurs en anderen die het boek een warm hart toedragen. Maar het klopt niet.
Ik kan niet nagaan hoe lang deze informatie al op de website van de VOB staat. De oorsprong van het getal ligt in 2010. Ik was destijds werkzaam bij het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) en verantwoordelijk voor onderzoek naar het bibliotheekstelsel. Een van de eerste dingen die ik deed, was een onderzoek in opdracht geven naar de te verwachten gemeentelijke bezuinigingen op het bibliotheekwerk.
Het ergste geval
Verreweg het grootste deel van de subsidies die bibliotheken ontvangen, is van gemeenten afkomstig. Door de kredietcrisis liepen de inkomsten van de gemeenten ernstig terug. Diverse gemeenten hadden ‘hun’ bibliotheek al laten weten dat die niet gespaard zou blijven bij de onvermijdelijke bezuinigingen die gingen volgen. Ons onderzoek moest inventariseren wat de verwachte omvang van de subsidiedaling zou zijn, en hoe de bibliotheekorganisaties die zouden denken op te vangen.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat in het ergste geval dertig procent van de ongeveer duizend bibliotheken de deuren zou moeten sluiten. Dat klonk niet best. De VOB besloot een alarmerend persbericht uit te brengen. Daarin stond dat als de voorgenomen bezuinigingen werkelijkheid zouden worden, driehonderd bibliotheekvestigingen gesloten zouden worden. De nuancering (‘in het ergste geval’) kwam er niet in terug.
Rondzingen
Vanaf dat moment is het getal van 300 vestigingen – dertig procent van de duizend – gaan rondzingen. Dat het een poging tot beïnvloeding van de politiek was, ging verloren in de publieke discussie. Neem bijvoorbeeld een opiniestuk van auteur Philip Huff in NRC Handelsblad (21 november 2014):
“Maar voor een lezer heb je een bibliotheek nodig, en een boekwinkel, en bibliotheken verdwijnen dus, zoals de commissie-Cohen vaststelde – in de afgelopen tien jaar driehonderd vestigingen –, schoolbibliotheken hebben geen budget meer, en de boekhandels blijven leeg.”
De cijfers onder de loep
Hoe zit het dan wel? Laten we eens kijken naar de getallen zoals ze op de VOB-website staan. Hieronder een screenshotje van de actuele tabel op de VOB-site. Op 1 januari 2012 telde Nederland 1073 vestingen en hoofdvestigingen. En als je de tabel letterlijk neemt, waren er géén servicepunten, miniservicepunten, afhaalpunten, zelfbedieningsbibliotheken en geen bibliotheekbussen en -haltes.
Tabel op VOB-site (screenshot 26 mei 2017)
Als je de tabel opnieuw letterlijk neemt, zijn er amper een jaar later nog maar 843 (hoofd)vestigingen over. Oftewel: in 2012 zouden elke week een dikke vier vestigingen zijn gesloten. Nederlanders raken misschien opgewondener van een nieuw model iPhone of de laatste ruzie tussen Geer en Goor dan van een dreigende bibliotheeksluiting. Maar ik meen toch te kunnen stellen dat een dergelijke bibliothecaire annus horribilis aan de opiniepagina’s en de Handelingen der Tweede Kamer niet zo makkelijk was voorbijgegaan.
Maar, werpt u tegen, er waren begin 2013 wél ineens 220 servicepunten en een dikke honderd miniservicepunten. Plus nog eens 26 bussen die vijfhonderd haltes aandeden. Zo erg was de teloorgang dus ook weer niet.
Verfijndere tellingen
Enfin, u begrijpt inmiddels wel wat er aan de hand is. De getallen voor 2013 en de jaren erna zijn een stuk verfijnder. Had men in 2012 op dezelfde manier geteld, dan was men op vergelijkbare cijfers uitgekomen. Misschien waren er wat meer (hoofd)vestigingen die degradeerden tot (mini)servicepunten. De bezuinigingen hebben echt wel hun sporen nagelaten. Wat er echt gebeurde in de loop van 2012 is dat de registratie van vestigingen in de G!ds verfijnder is geworden. Dit werd in een discussie op Twitter bevestigd door Anton Dierdorp.
Was er begin 2012 op dezelfde verfijndere manier geteld, dan hadden we toen óók minder (hoofd)vestigingen en meer (mini)servicepunten gehad. De VOB had dit in of bij de tabel moeten vermelden. Dan was de misvatting er niet geweest en had (inmiddels: demissionair) minister Bussemaker de Kamer beter geïnformeerd.
Het ware beter geweest het cijfer voor 2012 helemaal niet te vermelden. Dan had het beeld er uitgezien als hieronder, en was duidelijker geworden dat vooral de bibliobussen zijn verdwenen. Ook was dan helder geweest dat die verdwenen halteplaatsen maar beperkt zijn gecompenseerd door (mini)servicepunten en afhaalpunten. Mogelijk wel door Bibliotheken op School, dat tussen 2012 en 2015 grofweg is verviervoudigd in het basisonderwijs (niet zelden ook in beleidsmatige samenhang met het terugbrengen van het aantal vestigingen en bushalteplaatsen). Eind 2016 waren er 2.534 Bibliotheken op School met een bereik van 562.500 leerlingen.
Bibliotheekvoorzieningen 2013-2016 (CC BY 4.0)
Slachting onder personeel
Resteert de vraag waarom dit niet eerder is opgemerkt – door de VOB zelf, door de ambtenaren bij OCW, en door geïnteresseerde anderen. Mijn vermoeden is dat dit niet opviel omdat de daling zo goed aansloot bij het alarmerende persbericht uit 2010 en het sindsdien rondzingende getal van 30 procent, zijnde driehonderd vestigingen, minder. Ik heb de partijen in de discussie volgend op de brief van Bussemaker geattendeerd op de vertekenende cijfers. Nu er vier maanden later nog niets is veranderd, vond ik het gepast om deze post te schrijven. Vooral omdat de mythe van de verdwenen vestigingen een veel belangrijker getal in de schaduw stelt: de slachting onder werkzame personen in de openbare bibliotheken.
Uit de landelijke statistieken die het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) publiceert op basis van VOB-gegevens (uit andere bron: de jaarlijkse enquête onder haar leden) kun je opmaken dat in de periode 2010-2015 het aantal personeelsleden is gedaald met 24 procent. Uitgedrukt in arbeidsjaren gaat het om een daling van 20 procent. Ook de collecties – het aantal beschikbare materialen – zijn in die periode met 19 procent gedaald. Dit terwijl de inkomsten (‘baten’ bij het CBS) ‘slechts’ met tien procent afnamen.
Eigenlijke punt
De teruggang in inkomsten is dus bovenproportioneel afgewenteld op het personeelsbestand. Het zou mij niet verbazen dat dit is gebeurd omdat sluiting van een vestiging voor de burger én de gemeenteraad veel zichtbaarder is dan een reductie van openingsuren en afvloeiing van personeel. In een flink aantal gemeenten ging de bezuinigingsaanzegging daarom vergezeld van de opdracht om de vestigingen – of in elk geval zoveel mogelijk ervan – open te houden. Ja, dan rest er geen andere keuze voor het management om in het aanschafbudget te snijden en gekwalificeerd personeel te vervangen door vrijwilligers.
Personeelsleden en vrijwilligers in openbare bibliotheken (bron: FOBID)
En dat is het eigenlijke punt. We zouden er niet over peinzen om onze kinderen te laten onderwijzen door vrijwilligers. Of om doktersassistenten door vrijwilligers te vervangen (laat staan de huisarts of de chirurg). Niets ten nadele van de inzet en maatschappelijke bijdrage van vrijwilligers, maar openbaar bibliotheekwerk is een vak. In tijden van nepnieuws, alternatieve feiten en laaggeletterdheid – ook onder schoolverlaters – hebben we gekwalificeerde informatieprofessionals nodig in onze openbare bibliotheken. In volwaardige vestigingen die een substantieel deel van de week open zijn. Veel langer dan de maximaal vijftien uur die een servicepunt kennelijk maar open hoeft te zijn. Want wat heb je aan een gebouw met boeken waar de burger nog geen tien procent van de 168 uur die een week telt terecht kan? Dat is pas echt zonde van de publieke middelen. En geen mythe.
Naschrift 29 mei 2017:
Voor alle duidelijkheid: de site van de VOB vermeldt niet alleen de cijfers maar geeft ook de volgende interpretatie: “Met name in dit soort vestigingen [goed geoutilleerde vestigingen met 15 openingsuren of meer – FH] zien we een afname van ruim 300 over de laatste 5 jaar, ruim 28% minder.” Zie onderstaande screenshot en deze link naar de pagina (in Archive.org) zoals die was op 29 mei, twee dagen na publicatie van deze post.
Bewerkingsgeschiedenis
- 29 mei: naschrift toegevoegd.
- 2 juni: Zin toegevoegd over het aantal Bibliotheken op School per eind 2016, met dank aan Gerard Meijer, programmamanager Educatie van de Samenwerkende POI’s Nederland (SPN).
- 6 juni: figuur met ontwikkeling personeelsleden en vrijwilligers in openbare bibliotheken toegevoegd.
Posted by Frank Huysmans on 27 mei 2017 | Posted in beleid, onderzoek, opinie, vakpublicaties, WareKennis | Tagged bezuinigingen, bibliothecarissen, bibliotheekvestigingen, openbare bibliotheken, statistieken
|