innovatie van de publieke informatievoorziening

De boekenhelden van Timboektoe

Bron: Brent Stirton/Getty Images (via http://tinyurl.com/ph5fqjn)

Bron: Brent Stirton/Getty Images (via http://tinyurl.com/ph5fqjn)

Er zijn weinig dingen die zoveel walging oproepen als de vernietiging van cultuurschatten. In het bijzonder het moedwillig vernielen van boeken. De boekverbrandingen in nazi-Duitsland, het aan flarden schieten van de bibliotheek van Sarajevo in 1992 – als er al gradaties bestaan in barbaarsheid, horen de boekverbranders bij de koplopers.

Maak kennis met Abdel Kader Haïdara, bibliofiel en -thecaris te Timboektoe. Van zijn vader erfde hij een imposante boekenverzameling die vele generaties terug gaat. Een collectie die verhaalt over de bloeitijd van de Malinese stad in de vijftiende en zestiende eeuw, tijden van een vredelievende, tolerante, bijna humanistische islam. Boeken waarvan het bestaan door Verlichtingsfilosofen als Hume, Kant en Hegel, neerkijkend op het Afrikaanse continent en zijn bewoners, voor onmogelijk was gehouden.
De vroegere Libische heerser Khaddafi was als zelfbenoemd erfgenaam van het Sahara-Berbervolk Toeareg zo gecharmeerd van de boekenschat dat hij in 1996 vijf historici en archivarissen naar Haïdara stuurde met een koffer vol geld. ‘Noem je prijs.’ Haïdara bleef uiterlijk kalm en maakte vriendelijk doch beslist duidelijk dat deze cultuurschat in Mali behoorde te blijven.

Met lede ogen ziet Haïdara in maart 2012 aan hoe zijn stad wordt ingenomen door Toearegs en ‘Al-Qaida in de Islamitische Maghreb’. Mede door schenkingen van westerse donoren heeft de boekencollectie van Timboektoe internationale faam opgebouwd. Doodsbenauwd dat de ‘Islamitische Politie’ de boekenschat uit de vijfenveertig (!) bibliotheken in de stad zal halen en vernietigen, verzint Haïdara een list.

Kisten met boeken worden op ezelkarren vervoerd naar safe houses in de stad.

Van de Amerikaanse Ford Foundation heeft hij een subsidie gebreken om in Oxford Engels te gaan studeren. Twaalfduizend dollar staat geparkeerd op een spaarrekening in de hoofdstad Bamako. Op zijn vraag of hij dat geld mag gebruiken om de collecties te redden, maakt de Foundation het binnen drie dagen vrij. Familieleden en vrienden kopen er alle metalen en houten kisten mee die ze kunnen krijgen, zelfs in steden verderop. In de nachtelijke uren stoppen ze de boeken in de kisten. Die worden de dag erna op ezelkarren vervoerd naar diverse safe houses in de stad. Een zeer kostbaar deel smokkelt Haïdara naar het onbezette zuiden van Mali. De vrees voor vernieling van deze uitingen van een gematigde islam is gegrond. Als de nieuwe heersers zeggen dat ze de boeken ongemoeid zullen laten, zijn er maar weinigen die dat geloven. Het ongeloof wordt versterkt door de beeldenstorm die op moskeeën en begraafplaatsen wordt losgelaten.

Doortastendheid, diplomatie en durf redden de boeken van Timboektoe. Er zijn vele helden in het verhaal. De vrijwilligers die de boeken verstoppen. De Franse militairen die de islamistische strijders verslaan en het noorden van Mali bevrijden. De Ford Foundation die Haïdara geloofde toen hij zei dat hij hun geld beter kon gebruiken dan voor een cursus Engels in Oxford. En schrijver Joshua Hammer, die dit verhaal boekstaafde onder de titel ‘The Bad-Ass Librarians of Timbuktu’.


Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 20 nummer 4, 6 mei 2016.


Creative Commons License
De boekenhelden van Timboektoe by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 5 mei 2016 | Posted in columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , | Reactie

Informatiehuishouding van Jan Steen

Bron: https://www.cultuur.nl/

Bron: https://www.cultuur.nl/

Op 12 april publiceerden de Raad voor het openbaar bestuur (Rob) en de Raad voor Cultuur (RvC) een gezamenlijk advies aan minister Bussemaker, getiteld Het puberbrein van de overheid: Informatiebeheer in ketensamenwerking. Wat behelst het advies, en gaat het de langverwachte aandacht van de overheden brengen voor hun eigen informatiebeheer?

Digitalisering van informatie stelt de informatiehuishouding van de overheid voor grote problemen. Die conclusie dringt zich op uit de imposante lijst rapporten en adviezen sinds midden jaren 2000. Begin 2005 was er het rapport van de Rijksarchiefinspectie (inmiddels opgegaan in de Erfgoedinspectie), Een dementerende overheid. Daarin werd de vrees geuit dat er gaten gaan vallen in het geheugen van de overheid als zij met ‘digital born’ informatie, bijvoorbeeld ambtelijk e-mailverkeer, niet bewuster omgaat. Veel digitaal geproduceerde beleidsstukken en databestanden maken geen deel uit van de archiveringsprocessen. Bovendien moeten digitale bestanden, anders dan papieren archieven, van tijd tot tijd geconverteerd worden naar nieuwe standaarden om raadpleegbaar te blijven. Niet eens de erfgoedwaarde, maar vooral de verantwoordingsfunctie stond in dit advies centraal.

Informatie op orde

Een jaar later reageerde het ministerie van OCW met Informatie op orde. Daarin erkende de Rijksoverheid het geschetste probleem, en wel in drieërlei opzicht. Voor de eigen bedrijfsvoering, beleidsvorming en -uitvoering; voor de verantwoordingsplicht jegens burgers en politiek; en voor toekomstige generaties (erfgoed). Het ministerie benadrukte bovendien dat overheidsinformatie voor iedereen goed vindbaar en toegankelijk moet zijn.

‘Er is in de hele overheid, van hoog tot laag, sprake van een groot en structureel gebrek aan bewustzijn, aandacht en kennis ten aanzien van het belang van informatie, informatiemanagement en informatiebeheer.’
– Raad voor Cultuur & Raad voor het openbaar bestuur

Naast een sluitend informatiebeheer zouden er dus ook eisen gesteld moeten worden aan (her)vindbaarheid en openbaarheid van de betreffende informatie. Openbaarheid was al een issue sinds de Wet openbaarheid van bestuur (‘de Wob’ uit 1991, binnenkort mogelijk opgevolgd door de Wet open overheid/Woo), maar werd nog eens bekrachtigd met een advies van de Rob uit 2012, Gij zult openbaar maken. En sinds vorig jaar de Wet hergebruik van overheidsinformatie in werking is getreden, hebben met name bibliotheken en musea er een nieuwe verplichting bij. Informatie en data die met publiek geld zijn vervaardigd en waarop geen eigendomsrechten rusten, dienen zij in principe ter beschikking te stellen aan wie er maar om vraagt.

Informatie in ketens

Je zou denken dat er in het afgelopen decennium forse stappen zouden zijn gezet in het op orde brengen van de informatiehuishouding, op papier en digitaal. De Erfgoedinspectie waarschuwde eind 2015 in het rapport Onvoltooid digitaal echter dat er nog veel te doen is. En wie het nieuwste advies van RvC en Rob leest, komt helemaal van een koude kermis thuis. Al in het voorwoord valt te lezen ‘dat het informatiebeheer bij de overheid op dit moment nog grote tekortkomingen heeft. Er wordt stelselmatig te weinig en te laat nagedacht over de informatieafhankelijkheid die samenwerking in ketens met zich meebrengt.’

Met dat laatste is de raison d’être van dit nieuwste advies benoemd. Of het al niet erg genoeg is dat overheidslichamen flinke steken laten vallen in hun eigen informatiehuishouding, komt daar nog bij dat zij samen, in ketens, verantwoordelijk zijn voor beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Om dat enigszins goed te laten verlopen dienen zij onderling informatie uit te wisselen. En ja, als het informatiebeheer in eigen huis al niet goed is, gaat er in de uitwisseling natuurlijk ook het een en ander mis. Of zoals in de samenvatting van het advies te lezen is: ‘Wanneer overheden in ketens samenwerken met elkaar en met maatschappelijke partijen kan gebrekkig informatiebeheer erg hinderlijk zijn. Alle grote problemen waarmee de overheid op dit gebied te kampen heeft, spelen in ketens extra op. De onderlinge afhankelijkheden maken informatiebeheer in ketens complex en vergroten de risico’s bij fouten of wanbeheer’ (p. 9). Om daarop te laten volgen dat de informatiehuishouding van de overheid op een puberbrein lijkt: volop in de groei, maar het laat nog flinke steken vallen bij zaken als onthouden, organiseren en controleren. Met als voor de hand liggend bewijsstuk de gang van zaken rond de ontnemingsschikking met Cees H., beter bekend als ‘het bonnetje van Teeven’.

Lees verder »

Posted by Frank Huysmans on 29 april 2016 | Posted in beleid, essay, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , | Reactie

Onzichtbare inkt

Bron: http://illumin.usc.edu/

Bron: http://illumin.usc.edu/

De uitvinders van het e-ink-scherm moeten gedacht hebben dat ze de leescultuur een enorme impuls gingen geven. Het had alles in zich van een disruptive technology die de markt op z’n kop ging zetten. Het leek op bedrukt papier, had het contrast van bedrukt papier, maar bood zoveel meer. Het paste helemaal in de duurzaamheidshype – en nog steeds. Met e-ink hoef je geen toxische inkt meer op papier te plempen. Het opbouwen van een nieuwe pagina kost maar een pietsie energie. Er is geen backlight meer nodig en dus veel minder elektriciteit en batterijen.

Bovendien vliegen we de hele wereld rond (over duurzaamheid gesproken) en is een e-readertje met duizend boeken erop een stuk makkelijker mee te nemen dan een stapel boeken – ook naar het strand trouwens. En: nooit meer met de auto naar de dure parkeergarage de stad. Nooit meer wachten tot de boekhandel opengaat of tot de postbode het Bol-pakketje komt brengen. Het bestellen, betalen en binnenhalen kan binnen de minuut gepiept zijn.

Het patent op het e-ink-scherm werd in 1996 gevestigd door een student en een professor aan het Media Lab van het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Samen met drie anderen, onder wie een medeoprichter van LexisNexis, richtten ze een jaar later het bedrijf E-Ink Corporation op. Weer twee jaar later gingen ze een partnerschap aan met Philips. Juist, het bedrijf zonder welke het kerkhof van mislukte mediatechnologieën wel geruimd zouden kunnen worden. Video 2000. De beeldplaat. En weet u nog, informatieprofessionals: de cd-i! Technisch goede producten, maar de tijd was er telkens nog niet rijp voor.
Misschien kopschuw geworden door deze flaters deed Philips de e-ink-technologie in 2005 weer van de hand. En opnieuw waren ze hun tijd vooruit. In november 2007 bracht Amazon de eerste Kindle e-reader op de markt voor een slordige 400 dollar. Het ding bleef door de overweldigende vraag een half jaar lang niet leverbaar en er zouden er tot 2010 zo’n drie miljoen van worden verkocht.

Het heeft er alle schijn van dat de e-ink-technologie gaat sterven in schoonheid.

Toch heeft het er alle schijn van dat de e-ink-technologie gaat sterven in schoonheid. Terwijl de markt voor smartphones en tablets nog altijd groeit, daalt het aandeel mensen dat in het bezit is van een e-reader snel. De reden? De mens met zijn evolutionaire bagage en weerbarstige sociale structuren. We zijn gewoontedieren en verknocht aan papier. Fervente lezers missen de geur van het boek en de tactiliteit: de structuur van het papier en hoe lekker het boek in de hand ligt. Digitale studieliteratuur blijkt massaal te worden uitgeprint. Nieuws en zelfs hele boeken lezen we op de telefoon die we toch altijd bij de hand hebben. E-ink gaat het nieuwe vinyl worden. Geliefkoosd door de kenners maar onzichtbaar in de verkoopcijfers.


Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 20 nummer 3, 7 april 2016.


Posted by Frank Huysmans on 7 april 2016 | Posted in columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , | 2 Comments