Woensdagavond 7 januari. Op de Place de la République houdt een dame op leeftijd zwijgend een pen in de lucht. De spieren in haar arm en schouder moeten langzaamaan pijn doen, maar ze geeft niet op. Solidariteit wordt betuigd in de straten van vele Franse en andere Europese steden, op redacties, in de westerse pers en op sociale media: #JeSuisCharlie. De vrijheid van meningsuiting is in gevaar als op een woensdagochtend een groot deel van de redactie van een satirisch weekblad in een aanslag door radicale moslims wordt vermoord.
Een soortgelijke massale uiting van solidariteit in verdediging van de vrije meningsuiting deed zich vijfentwintig jaar geleden voor. Ayatollah Khomeini sprak een fatwa uit over de auteur van het boek The Satanic Verses. Salman Rushdie werd een martelaar van het vrije woord en verloor ook zijn persoonlijke vrijheid. Hij was gedurende vele jaren gedwongen zich schuil te houden. Ook toen keerden publicisten en politici zich massaal tegen de bedreiging van het vrije woord. Het Verenigd Koninkrijk verbrak vanwege de controverse zelfs de diplomatieke relaties met Iran.
Niet alleen als schrijver en spreker houden velen zich in, maar ook op sociale media, in e-mailcorrespondentie en aan de telefoon
Een reactie van Rushdie op de moordaanslag in de burelen van Charlie Hebdo bleef niet lang uit. Hij riep iedereen op de kunst van de satire te verdedigen ‘die altijd een kracht is geweest voor vrijheid en tegen tirannie, onwaarachtigheid en stupiditeit.’
Zijn korte maar ferme verklaring verscheen al op woensdagmiddag op de website van de Engelse afdeling van PEN, een vereniging die opkomt voor de (literaire) vrijheid van meningsuiting.
Schaar in het hoofd
Het toeval wil dat PENs Amerikaanse tak – waarvan Rushdie enige jaren voorzitter was – twee dagen eerder een onderzoeksrapport had uitgebracht over bedreigingen van die vrijheid. Een niet-representatieve enquête onder schrijvers uit vijftig landen laat zien dat een aanzienlijk aantal van de 772 respondenten in het schrijven of spreken bepaalde onderwerpen mijdt. Van de schrijvers in onvrije landen zegt 61 procent te kampen met een schaar in het hoofd, tegenover nog altijd 34 procent in vrije landen.
Bron afbeelding: badassdigest.com
Uit angst voor bedreigingen of aanslagen? Nee. De enquêtevragen in het rapport Global Chilling gaan over overheidssurveillance door geheime diensten als de Amerikaanse NSA, de Britse GCHQ en onze eigen AIVD. De onthullingen door The Guardian, The Washington Post en Der Spiegel op basis van de documenten van klokkenluider Edward Snowden blijken tot zelfcensuur te hebben geleid. Chilling effects in het Engels genoemd, vandaar de term Global Chilling. Niet alleen als schrijver en spreker houden velen zich in, maar ook op sociale media, in e-mailcorrespondentie en aan de telefoon.
National Taiwan Normal University Library (www.ealrga.org.au)
Taiwan kennen we als een van de vier Aziatische tijgers. Het eiland, dat wij in de zeventiende eeuw Formosa noemden en nog een tijdje hebben gekoloniseerd, telt 23 miljoen inwoners op een oppervlakte vergelijkbaar met die van Nederland. Er zijn 22 algemene universiteiten, waarvan er elf bachelor- en masterprogramma’s in de library and information science (LIS) aanbieden. Er worden vier LIS-tijdschriften uitgegeven.
Toen ik die getallen hoorde, tijdens een paperpresentatie op een conferentie, belandde mijn onderkaak op de vloer. We hebben het over een land met evenveel inwoners als Nederland en Vlaanderen samen. Ook het welvaartsniveau is vergelijkbaar. Toch zijn er hier maar twee universiteiten, in Antwerpen en Amsterdam, die een universitaire graad in dit vak aanbieden.
Nog wel. In Antwerpen wordt een streep gezet door de master Informatie- en Bibliotheekwetenschap, zoals elders in dit blad is te lezen. In Amsterdam zit de faculteit Geesteswetenschappen door teruglopende studententallen en een ander financieringsmodel in de problemen. Dunbevolkte masters, zoals die in de culturele informatiewetenschap waaraan ik bijdraag, moeten vrezen voor het ergste. Waarmee de enige van wereldwijd 59 ‘iSchools‘ uit ons taalgebied zou verdwijnen.
Geen bibliotheek in Kroatië neemt je aan in vaste dienst zonder een universitaire graad
En Nederlandstalige bibliotheekwetenschappelijke tijdschriften – daaraan wagen we ons niet eens. Er zijn niet genoeg mensen om ze vol te schrijven, laat staan geïnteresseerden die ze zouden willen lezen. Die lezers zijn er straks wellicht evenmin in het hoger beroepsonderwijs. Daar voegt men de opleidingen IDM samen met opleidingen in de IT, bedrijfskunde en andere populairdere studies tot brede bachelors waar je hooguit nog een IDM-achtige specialisatie kunt volgen.
Aberystwyth University (www.aber.ac.uk/en)
In het Verenigd Koninkrijk, waar de bibliotheken het ook niet makkelijk hebben, staan de opleidingen bij mijn weten niet onder druk. Ook niet in ‘kleinere’ steden als Sheffield en Edinburgh, laat staan Aberystwyth (18.965 zielen). Ik zie althans geregeld vacatures voor jong aanstormend talent voorbij komen op Twitter en LinkedIn. Ook in de VS is kritieke massa genoeg. Bijna iedere zichzelf respecterende universiteit heeft een LIS-opleiding, al was het maar om de toekomstige medewerkers van de eigen universiteitsbibliotheek op te leiden. En neem de jongste EU-lidstaat, Kroatië. Nog geen vijf miljoen inwoners, een welvaartsniveau de helft van het onze, maar wel drie universiteiten waar je bibliotheek- en informatiewetenschap kunt studeren. Omdat, en nu komt het, geen bibliotheek je aanneemt in vaste dienst zonder een universitaire graad of althans de belofte er binnen afzienbare tijd een te halen. Eenmaal binnen verdien je een salaris waar je op verjaardagsfeestjes mee voor de dag kunt komen.
Bij ons in Nederland daalt in één jaar tijd het aantal werknemers in openbare bibliotheken met vijftien procent, veel harder dan het aantal volwaardige vestigingen.
We zijn een vreemd volk. Tegen hoog water bouwen we een dijk. Infobesitas denken we tegen te kunnen houden met bibliorexia.
Een Huis van de Mediawijsheid. Tijdens de jaarlijkse Week van de Mediawijsheid in november is dat hoe de bibliotheek zich aan de gemeenschap presenteert. Mij schiet dan onwillekeurig die Noorse tv-sketch te binnen waarin een monnik hulpeloos naar een boek zit te staren. Tot een andere monnik van de helpdesk arriveert en hem instrueert hoe je vooruit bladert. (‘Nee, je bent niet alles kwijt als je het boek dichtslaat! Je kunt ook terugbladeren!’)
Mediawijsheid werd een buzzword nadat het in 2005 door de Raad voor Cultuur werd gelanceerd. In het raadsadvies kreeg het concept een brede lading. Het ging over de kennis, vaardigheden en mentaliteit die burgers nodig hebben om zich in informatiesamenleving staande te kunnen houden. Kennis en begrip van hoe mediaorganisaties zijn georganiseerd, hoe de media-economie in elkaar steekt, wat media-ethiek is: dat soort dingen. In de praktijk versmalde het al snel tot computercursussen voor ouderen en tips aan ouders hoe zij de mediaconsumptie van hun kroost kunnen reguleren. Ook in de bibliotheek.
Nooit heb ik een bibliotheek haar gebruikers zien attenderen op de gevaren van het gebruik van het eigen open wifinetwerk.
Waar is het blijven steken? En waarom? Het begon zo goed. Na de een-punt-nul digitale trapveldjes van de late jaren negentig kwamen Hyves en Facebook op. Grote aantallen bibliotheekmedewerkers namen deel aan de cursus 23 Dingen die je als bibliothecaris moet weten over Web 2.0. Die cursus heeft velen over hun reserves bij het sociale web heen geholpen. De volgende stap was het organiseren van cursussen voor bibliotheekgebruikers. Plus het inrichten van een mediabar hier en een gamecorner daar. Veel verder is het, een aantal uitzonderingen daargelaten, niet gekomen.
De bezuinigingen hielpen natuurlijk niet. Net nu er een grote uitstroom op gang komt van mensen met veertig dienstjaren op hun palmares snoeien gemeenten de vrijkomende plaatsen voor de neuzen van jong talent weg. Niet dat ouderen per definitie mediaonwijs zijn en jongeren onwijs mediawijs. Toch stap je als jonge biebgebruiker met je vragen wat makkelijker op een twintiger af dan op een leeftijdgenoot van oma. De bijna exclusieve nadruk op vijftigplussers (volg een cursus Facebook!) is ook niet slim voor een mediawijsheidshuis dat alle leeftijden en sociale lagen zou moeten aanspreken.
Maar we hebben tientallen computers! En gratis wifi voor wie zijn eigen laptop meeneemt! Precies. Het kan aan mij liggen, maar nog nooit heb ik een bibliotheek haar gebruikers zien attenderen op de gevaren van het gebruik van het eigen open wifinetwerk. Gewoon: een lijstje do’s en don’ts presenteren bij het inloggen. Een heel enkele bieb nodigt Bits of Freedom of een hackerscollectief uit om het eens uit te komen leggen. Een enkele medewerker mag een keer op cursus.
Een expertisecentrum voor mediawijsheid zeggen te zijn én je gebruikers verzuimen voor te lichten over de risico’s voor privacy en portemonnee van het gebruik van je wifi. Het grenst aan verwijtbare nalatigheid.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid