innovatie van de publieke informatievoorziening

Het telefoonboek moet definitief dicht

Goede grap op Twitter: “In de goeie ouwe tijd waren hackers nog hardcore. Neem de groep die zich ‘PTT’ noemde. Die wist de adresgegevens te bemachtigen van bijna iedereen, sorteerde die op woonplaats en achternaam, printte dat hele bestand honderdduizenden keren uit en legde het ingebonden bij iedereen voor de deur.”
Das war einmal. Het telefoonboek gaat nu echt verdwijnen. Bij het verschijnen van dat persbericht begin januari zwolg de vaderlandse pers een dag lang in nostalgie. Weet je nog, schreef NRC Handelsblad, de tijd dat wij journalisten met een liniaal over de pagina’s gingen om het woonadres te vinden van een mogelijke bron?

Ik herinnerde me ineens weer dat ik ooit datzelfde deed om achter het adres van mijn latere eerste vriendinnetje te komen. En ik dank het Vliegend Spaghettimonster op mijn blote knieën dat zoonlief, op de drempel van de puberteit, die beproeving niet meer hoeft te doorstaan.

Want het kan zo eenvoudig zijn. Neem nou India. Daar hebben ze een centrale overheidsdatabase, Aadhaar (‘basis’) genaamd. Je kunt er geheel vrijwillig je NAW-gegevens, geboortedatum, pasfoto, vingerafdrukken en irisscan in deponeren. Omdat de Indiërs er voor een bankrekening of een SIM-kaart van afhankelijk zijn, is deelname inmiddels niet meer zo heel vrijwillig. Een journalist van dagblad The Tribune meldde onlangs dat je in een WhatsApp-groep voor omgerekend een paar euro’s de inloggegevens kunt kopen. Binnen twintig minuten had ze toegang tot de data van 1,2 miljard (van de 1,3 miljard) landgenoten.

Binnen twintig minuten had een Indiase journalist voor een paar euro toegang tot de data van 1,2 miljard landgenoten.

Zou zulke toegang in Nederland te koop zijn, hoor ik de hormonen van zoonlief al vragen. Een groep juristen en bezorgde burgers, onder wie schrijvers Tommy Wieringa en Maxim Februari, is er niet gerust op. Dit Platform Bescherming Burgerrechten maakt bezwaar tegen het Systeem Risico Indicatie, SyRI. SyRI is “een instrument waarmee in een beveiligde omgeving op een zorgvuldige manier data worden gekoppeld en vervolgens geanalyseerd” aldus het overheidsbesluit uit 2014. Het Platform is nog niet zo zeker van die beveiliging en zorgvuldigheid. In een column riep Wieringa gemeenteambtenaren op bij hem te biecht te gaan. Hij hoorde verhalen over het niet kunnen weerstaan van de verleiding om tóch even het dossier van je nieuwe date in te kijken. (Los daarvan is het de vraag of de overheid een koppeling mag leggen tussen gegevens die ze voor verschillende doeleinden bij haar burgers heeft verzameld.)

Met gecentraliseerde databanken gaat het nooit lukken om een aanvaardbaar niveau van privacy te krijgen. We hebben zeven miljard persoonsgebonden datakluisjes nodig, en vervolgens toepassingen die een bewerking op (een beperkt deel van) die data kunnen uitvoeren. Alleen deze ontkoppeling van data en applicaties kan voorkomen dat een enkele app de enige toegangspoort tot alle data is. Kortom: het telefoonboek moet definitief dicht.


Deze column verscheen in Vakblad IP (Informatieprofessional), jaargang 22 nummer 1, februari 2018.


Creative Commons License
Het telefoonboek moet definitief dicht by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 7 februari 2018 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , | Reactie

Geen pretenties

Bron: @BerkeleyTrue (Medium), http://tinyurl.com/zlexsvv

Er is iets wat nog harder stijgt dan onze zeespiegel: de vloed aan data. Het is bijna niet meer voor te stellen, maar er is dus een tijd geweest waarin data – niet big, maar small – werden verzameld. Wetenschappers stelden een vragenlijst op. Die werd getest om evidente fouten eruit te halen. Enquêteboekjes werden gedrukt en enquêteurs gingen langs bij een duizendtal willekeurig geselecteerde personen. Ze belden aan.

Als het meezat, was de beoogde respondent thuis en genegen het onderzoek ter plekke te ondergaan. Zo niet, dan werd volgens een vaste instructie (‘sla linksaf en bij de eerste afslag opnieuw, en bel aan bij het derde huis rechts’) een ander huishouden benaderd. Aan het eind van de dag gingen de ingevulde enquêtes in een envelop naar het onderzoeksbureau, waar ze door datatypisten in de computer werden ingevoerd – aanvankelijk met ponskaarten, later rechtstreeks in een bestand.

Alle fasen in het proces werden nauwkeurig gemonitord om bijvoorbeeld fraude tegen te gaan – het was voor enquêteurs, ook maar mensen nietwaar, best verleidelijk om thuis in bed tien enquêtes in te vullen. Ook als de data eenmaal waren ingeklopt, vond er nog een strenge check plaats. Door mij bijvoorbeeld. We spreken over het jaar 1990 en mijn derde bijbaantje. Ik mocht zestig uur besteden aan het opschonen van de data uit een onderzoek met zo’n duizend respondenten. Vond ik al analyserend inconsistenties, zoals in 1800 geboren kleuters, dan dook ik in de ingevulde enquêteboekjes om het lek boven te krijgen.

Er is een race to the bottom van marktonderzoeksbureautjes die voor een prikkie een webenquête leveren.

Schreeuwend duur, dit. Internet en web hebben het een stuk goedkoper en sneller gemaakt, zoveel is zeker. Maar niet noodzakelijk beter. Er is een race to the bottom van marktonderzoeksbureautjes die voor een prikkie een webenquête leveren. En van managers en marketeers die met een persbericht over ‘een onderzoekje’ wat gratis publiciteit willen genereren.

Zou het tot marketing beperkt blijven, dan was het allemaal niet zo erg. Als de leugen ergens regeert, dan is het daar. Maar beleids- en opinieonderzoek, ter ondersteuning van de publieke zaak, raakt inmiddels ook geïnfecteerd. Steeds vaker hoor ik bij de minste kritiek op de opzet zeggen: ‘Ja, maar ons onderzoek had ook geen wetenschappelijke pretenties!’ Dat is als met een vals biljetje van 50 bij de Jumbo proberen te betalen en dan zeggen: ‘ja, maar ik heb ook nooit de pretentie gehad dat het echt was.’

De denkfout is dat het verschil tussen markt- en wetenschappelijk onderzoek gelegen zou zijn in de kwaliteit van de dataverzameling. Als er al verschil is tussen marktonderzoek en wetenschap, is die gelegen in de diepgang van de analyse. Data verzamelen is al zoveel goedkoper en sneller geworden dat we niet minder, maar meer zouden moeten investeren in de kwaliteit ervan. Net zoals bij onze dijken: in het publieke belang.


Deze column is verschenen in IP | Vakblad voor informatieprofessionals, jaargang 21 nummer 2, 9 maart 2017.


Posted by Frank Huysmans on 10 maart 2017 | Posted in columns, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , | Reactie