Hoe gaan toppers uit het bedrijfsleven met informatie om? Het is een even eenvoudige als relevante vraag. Als CEO’s en commissarissen inderdaad bepalen welke koers een groot bedrijf inslaat, op grond van welke inzichten doen ze dat dan? Hebben ze tijd om de krant te lezen, of een boek, of beperken ze zich (zoals die andere beslisser) tot praatprogramma’s op hun favoriete tv-kanaal? Welke informatie vanuit de onderneming zelf bereikt hen – en welke niet? En helpt die informatie hen om voor het bedrijf betere beslissingen te nemen?
Slim behandelde hij de zaak van twee kanten. Het ging hem er niet alleen om het informatiegebruik van de CEO bloot te leggen. De promovendus vroeg ook naar het nemen van beslissingen en de rol die informatie speelt in de totale decision mix. (Dat woord kent Google nauwelijks, want ik verzon het zo-even en het bekt wel lekker – bij dezen gooi ik het in het publieke domein, veel plezier ermee.)
De eindbazen schroomden niet te beweren dat hun intuïtie een veel doorslaggevender rol speelt dan informatie.
Grote ondernemingen zijn volledig doorgerationaliseerde machines, meende ik te weten. Na zorgvuldige bestudering van de beschikbare kennis en informatie over marktomstandigheden en concurrentie en na weging van alle voors en tegens zet de topmens de koers uit. Emoties worden daarbij in een serie vergaderingen op steeds hoger niveau vakkundig kaltgestellt.
Dat had ik gedacht. Junghans’ eindbazen schroomden niet te beweren dat hun intuïtie een veel doorslaggevender rol speelt dan informatie. Als informatie al een rol speelt, dan hebben ze die verkregen uit hun netwerken. Met de groeten uit Davos en droom lekker in het Bilderberghotel.
Als je erover doordenkt wordt het nog logisch ook. Als je op de apenrots een goed deel van de dag bezig bent de andere alfamannetjes naar beneden te trappen, kun je niet beweren dat informatie is wat je stuurt. Informatie verwerken kunnen die Bokito’s immers ook. Het gaat erom wat jou van hen onderscheidt. Dat moet dan wel zoiets unieks en ongrijpbaars zijn als intuïtie.
Er was een CEO die ondanks zijn drukke baan elke week een sciencefictionboek recenseerde voor een krant. Want, verklapte hij, door het lezen van science fiction slaagde hij erin helemaal los te komen van de werkelijkheid in het bepalen van strategische keuzes. Verbeeldingskracht, daar ging het om. In de week dat hij plaats maakte voor zijn opvolger schreef hij zijn laatste recensie.
De heer Sonny Perdue was vroeger gouverneur van de staat Georgia. Die staat afficheert zichzelf als de Peach State en misschien wel daarom heeft president Trump de heer Perdue gevraagd minister van land- en tuinbouw te worden. In 2007, hij was nog gouverneur, moest de Republikein Perdue de noodtoestand afkondigen vanwege de droogte die de staat teisterde. De mosselteelt werd gestaakt omdat de inwoners van Atlanta wilden kunnen douchen. De perzikenoogst viel terug van veertig- naar een schamele dertienduizend ton. Het duurde drie jaar voor de productie weer op het oude peil was.
Had u al geraden dat de heer Perdue blank, conservatief en gelovig christen is? Half november van het rampjaar kwamen de heer Perdue en een paar honderd anderen op een middag samen op de trappen van het Capitool in Atlanta om te bidden voor regen. “Het is tijd om een beroep te doen op Hem die een verschil kan en zal maken,” hield hij de aanwezigen voor. Want de heer Perdue gelooft wel in wonderen maar niet in klimaatverandering. ‘Links’ en de gevestigde media die dat wel doen, sprak hij in 2014, “hebben met hun belachelijke argumenten overduidelijk het contact met de werkelijkheid verloren”.
Je kunt het dedain voor experts en de virale verspreiding van nepnieuws ook zien als Enlightenment on steroids.
Ooit geloofden we in de kracht van de rede. De Verlichting. Privé mocht je denken en zeggen wat je wilde, maar in de openbaarheid bediende je je van redelijke argumenten. Om de verlichte burger een handje te helpen, stichtten we scholen, leeszalen, volksuniversiteiten en musea. In de twintigste eeuw deden we er met de leerplicht en het algemeen kiesrecht nog een schep bovenop. En dankzij internet en open data is het in deze eeuw voor elke burger mogelijk de beweringen van experts te controleren.
Bron: http://www.nbcnews.com/id/21767716/
Nog nooit waren kennis, informatie en data zo openbaar toegankelijk als nu. Dus waarom, zo vroeg ik me de afgelopen dagen af terwijl ik me met een naald onder de vingernagels prikte, zetten we de Verlichting bij het grofvuil? Tot ik besefte dat je het dedain voor experts en de virale verspreiding van nepnieuws ook kunt zien als overtreffende trap: the Enlightenment on steroids.
Want “Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid (…), het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder door een ander geleid te worden,” schreef de filosoof Immanuel Kant. “Sapere aude. Heb de moed je eigen verstand te gebruiken!” De heer Perdue is een moedig man.
“Movin’ to the country, gonna eat a lot of peaches,” schreeuwen The Presidents of the United States of America uit mijn laptopspeakers. Van het scherm lees ik dat 2016 het warmste jaar op aarde was sinds het begin van de waarnemingen. In Georgia was het in de herfst kurkdroog.
UPDATE: Op maandag 24 april 2017 is George Ervin “Sonny” Perdue III door de Senaat met 87 stemmen voor en 11 tegen bevestigd als minister van landbouw in de regering Trump.
Deze column verschijnt in Informatieprofessional, jaargang 21 nummer 1, 2 februari 2017.
Shannon Christine Mattern is associate professor (universitair hoofddocent) aan de New School in New York, een universiteit voor geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en design. Dit semester is ze senior fellow aan de Bauhaus Universität in Weimar. Ze schreef haar masterscriptie over de spreiding van bibliotheekvestigingen en promoveerde op de ontwikkeling en het ontwerp van de centrale bibliotheek in Seattle. In 2007 publiceerde ze het boek The New Downtown Library. Ze blogt, twittert en schrijft voor diverse tijdschriften. Een aanrader is haar artikel ‘Library as infrastructure‘ in het tijdschrift Places. Daarnaast is ze actief op het snijvlak van wetenschap, praktijk en design/architectuur van bibliotheken, archieven en andere media- en informatie-instituties.
Voor vakblad Informatieprofessional (IP) sprak ik met Shannon over haar wetenschappelijke werk, waarbij ze – vanuit het perspectief van de bibliotheek – design en de geesteswetenschappen met elkaar verbindt. Ook aan bod kwamen de huidige rollen van de bibliotheek en bibliotheekorganisaties die wat al te graag in het voetspoor van Silicon Valley willen treden.
Allereerst: hoe zou je je werk aan de New School omschrijven?
‘Mijn specialisatie is dat ik eigenlijk geen echte specialisatie heb. Ik ben behoorlijk vrij in wat ik kan doen nu ik een vaste aanstelling heb als associate professor bij de New School in New York. Maar wat ik echt leuk vind is design te verbinden met de invalshoek van geesteswetenschappen. Data, informatie en kennis dragen intellectuele vormen en infrastructuren in zich, die al dan niet samenvallen met fysieke vormen en infrastructuren. Dit onderwerp heb ik op verschillende niveaus bekeken en loopt als een rode draad door mijn werk. Zonder dat we het ons bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat. Je kunt namelijk als gebruiker bepaalde instellingen aanpassen, maar andere weer niet, omdat dit door ontwerpers en programmeurs voor jou wordt bepaald.’
‘Zonder dat we het ons bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat.’
‘Momenteel houd ik me bezig met het ontwerp van meubels die we door de eeuwen heen hebben gebruikt om media in of op te zetten. In eerder werk heb ik ook naar bibliotheekgebouwen gekeken, dat wil zeggen: naar architectuur. Het is ook mogelijk om op het niveau van een hele stad of een heel land de organisatie van informatie te bestuderen. Te denken valt bijvoorbeeld aan gedeelde boekencollecties of sorteermachines, lokale knooppunten in een grote infrastructuur die meerdere steden of vestigingen bedienen.’
Je ziet veel overeenkomsten tussen bibliotheken en de andere onderwerpen waar je aan werkt?
‘Ja, zeer zeker. De uitdaging waar ik voor sta is studenten ervan te overtuigen dat bibliotheken raakvlakken hebben met mediastudies. Of dat bibliotheken interessant zijn om te bestuderen, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van architectuur, of ook vanuit programmeren. De laatste paar jaar zijn er in New York een aantal belangrijke projecten geweest die bibliotheken op de kaart hebben gezet bij architecten en designers. Zij zijn zich ervan bewust geworden dat bibliotheken een mooie plek zijn om hun vaardigheden en experimenten op los te laten. En dat dit gebeurt in de context van de samenleving, niet in die van een commercieel bedrijf.’
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid