De heer Sonny Perdue was vroeger gouverneur van de staat Georgia. Die staat afficheert zichzelf als de Peach State en misschien wel daarom heeft president Trump de heer Perdue gevraagd minister van land- en tuinbouw te worden. In 2007, hij was nog gouverneur, moest de Republikein Perdue de noodtoestand afkondigen vanwege de droogte die de staat teisterde. De mosselteelt werd gestaakt omdat de inwoners van Atlanta wilden kunnen douchen. De perzikenoogst viel terug van veertig- naar een schamele dertienduizend ton. Het duurde drie jaar voor de productie weer op het oude peil was.
Had u al geraden dat de heer Perdue blank, conservatief en gelovig christen is? Half november van het rampjaar kwamen de heer Perdue en een paar honderd anderen op een middag samen op de trappen van het Capitool in Atlanta om te bidden voor regen. “Het is tijd om een beroep te doen op Hem die een verschil kan en zal maken,” hield hij de aanwezigen voor. Want de heer Perdue gelooft wel in wonderen maar niet in klimaatverandering. ‘Links’ en de gevestigde media die dat wel doen, sprak hij in 2014, “hebben met hun belachelijke argumenten overduidelijk het contact met de werkelijkheid verloren”.
Je kunt het dedain voor experts en de virale verspreiding van nepnieuws ook zien als Enlightenment on steroids.
Ooit geloofden we in de kracht van de rede. De Verlichting. Privé mocht je denken en zeggen wat je wilde, maar in de openbaarheid bediende je je van redelijke argumenten. Om de verlichte burger een handje te helpen, stichtten we scholen, leeszalen, volksuniversiteiten en musea. In de twintigste eeuw deden we er met de leerplicht en het algemeen kiesrecht nog een schep bovenop. En dankzij internet en open data is het in deze eeuw voor elke burger mogelijk de beweringen van experts te controleren.
Bron: http://www.nbcnews.com/id/21767716/
Nog nooit waren kennis, informatie en data zo openbaar toegankelijk als nu. Dus waarom, zo vroeg ik me de afgelopen dagen af terwijl ik me met een naald onder de vingernagels prikte, zetten we de Verlichting bij het grofvuil? Tot ik besefte dat je het dedain voor experts en de virale verspreiding van nepnieuws ook kunt zien als overtreffende trap: the Enlightenment on steroids.
Want “Verlichting is het uittreden van de mens uit de onmondigheid (…), het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder door een ander geleid te worden,” schreef de filosoof Immanuel Kant. “Sapere aude. Heb de moed je eigen verstand te gebruiken!” De heer Perdue is een moedig man.
“Movin’ to the country, gonna eat a lot of peaches,” schreeuwen The Presidents of the United States of America uit mijn laptopspeakers. Van het scherm lees ik dat 2016 het warmste jaar op aarde was sinds het begin van de waarnemingen. In Georgia was het in de herfst kurkdroog.
UPDATE: Op maandag 24 april 2017 is George Ervin “Sonny” Perdue III door de Senaat met 87 stemmen voor en 11 tegen bevestigd als minister van landbouw in de regering Trump.
Deze column verschijnt in Informatieprofessional, jaargang 21 nummer 1, 2 februari 2017.
Mijn favoriete biebfuturoloog is David Weinberger. Onder de bibliotheekgoeroes is hij de antigoeroe. In filmpjes op het web zie je hem zijn gehoor zelden in vervoering brengen. Hij doet me denken aan de eigenaar van de elektronicawinkel in Nijmegen waar ik als soldeerbeginneling mijn condensatoren en weerstanden kocht. Trek Weinberger een stofjas aan en hij sloft naar achteren om net die ene buis voor je gitaarversterker uit een la te vissen die je nodig had.
Maar genoeg over vorm en vent. Inhoud! Daar hebben we Weinberger voor. Hij schreef de bestsellers Everything is miscellaneous en Too big to know (verplichte kost voor mijn studenten, hoewel niet ‘wetenschappelijk’) en werd co-directeur van het Harvard Library Innovation Lab in de Harvard Law School. Toch wel een plek om te zijn als je van bibliotheekvernieuwing houdt.
‘Het zal erom gaan erachter te komen welke filters het web en onszelf slimmer kunnen maken.’
Het sterke van Weinbergers perspectief op bibliotheken is dat hij ze beschouwt als onderdeel van de vernetwerkte kennis op het web. Uitgangspunt van het denken zijn niet de organisaties zelf. Evenmin de collecties die zij beheren. We beginnen de contouren te zien, aldus Weinberger, van een wereldomspannend kennisnetwerk dat de bibliotheken in zich opneemt, maar ook archieven, musea, media, bedrijven en overheden. En ook wiki’s, blogs, YouTube, aggregatiesites en de bouwstenen van het semantisch web.
Dit proces kan twee kanten op werken, heet het in Too big to know: het kan ons veel slimmer maken, maar ook veel dommer. In de pre-digitale wereld hadden we de filters die onbetrouwbare kennis en informatie eruit haalden wel aardig op orde. Maar toen kwam het web. De komende jaren zal het erom gaan erachter te komen welke filters, algoritmische en menselijk-sociale, het web en onszelf slimmer kunnen maken.
De opgave voor bibliotheken, archieven en andere kennisinstituten is daarmee helder. Het is hun taak en verantwoordelijkheid om hun content en (meta)data zo goed mogelijk in het kennisnetwerk te integreren. Opdat het netwerk als geheel slimmer wordt. Daarbij lopen ze uiteraard tegen auteursrechtelijke belemmeringen op. En dus is het hun verantwoordelijkheid actie te ondernemen – argumenteren, overtuigen en waar nodig procederen – om zulke barrières in het publieke belang te slechten.
Het vraagt wel wat. Zichzelf tot onderdeel maken van dat globale netwerk betekent dat instituten met hun vaak eerbiedwaardige verleden nu hun eigen positie moeten gaan relativeren. Maar is er wel een alternatief? We hebben duizenden jaren geïnvesteerd in onze cultuur, zegt Weinberger, ‘and we lose it at our peril’.
Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 3, 2 april 2015.
Een kwalitatief hoogstaande en breed samengestelde collectie van papieren boeken én digitale bronnen, ondergebracht in een lokaal georiënteerde fysieke vestiging en een landelijke digitale bibliotheek, die content ordent en ontsluit. In deze vorm kan de bibliotheek in 2020 een belangrijke functie in de maatschappij vervullen.
Bron: www.boekman.nl
‘Hebben we nog openbare bibliotheken nodig?’ Dat deze vraag wordt gesteld in tijden van digitalisering van informatie en media, van e-boeken, informatie-uitwisseling, online encyclopedieën en sociale media, is niet vreemd. Reisbureaus, videotheken en cd-winkels zijn de afgelopen tien jaar goeddeels uit het straatbeeld verdwenen. Zou ‘de bieb’ niet hetzelfde lot beschoren zijn? Er is immers een dalende trend in de uitleen van boeken (en andere materialen zoals cd’s en bladmuziek). Werden er in 1993 nog 185 miljoen materialen, voor het overgrote deel boeken, geleend bij de bibliotheken, twintig jaar later zijn er daar honderd miljoen van verdampt.[1]
Vanuit een ander perspectief bevreemdt het stellen van de vraag wel. De gezamenlijke openbare bibliotheken in Nederland hebben ruim twee miljoen jeugdleden en een kleine twee miljoen volwassen leden. Leden en niet-leden weten de bibliotheek te vinden om er ter plekke te lezen, informatie in te zien en een praatje te maken. Dat doet de gemiddelde Nederlander volgens de laatste schatting zo’n vier keer per jaar.[2] Geen cijfers die duiden op een aanstaand ineenzijgen van een instituut dat zich al ruim honderd jaar staande houdt.
‘Hebben we nog openbare bibliotheken nodig?’ Dat deze vraag wordt gesteld in tijden van digitalisering van informatie en media, van e-boeken, informatie-uitwisseling, online encyclopedieën en sociale media, is niet vreemd.
De bibliotheek manifesteert zich ook op het digitale vlak met de introductie van een landelijk e-book-leenportal en een app waarop leden en niet-leden in de schoolvakanties een selectie van titels gratis konden lezen. En onlangs riep de wetgever weer eens wetgeving speciaal voor het openbare bibliotheekstelsel in het leven. Per 1 januari is de nieuwe Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in werking getreden. In artikel 5 worden vijf kernfuncties van de openbare bibliotheek genoemd: het bieden van toegang tot (of het stimuleren van) kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, ontmoeting en debat, en kunst en cultuur.[3]
Boeken: middel, geen doel op zich
Deze kernfuncties stellen de centrale plaats die boeken in de openbare bibliotheek innemen al ter discussie. In Engeland en Wales en later ook elders werden public libraries opgericht met als doel volksverheffing of volksontwikkeling (Black et al. 2009). De burgerij die zich in de 18de en 19de eeuw had weten te emanciperen van de feodale en klerikale machthebbers, begon zich het lot van de onderklasse aan te trekken. Mits zij toegang kon krijgen tot informatie en kennis zou zij haar eigen lot kunnen verbeteren, zo was de liberale gedachte (Schneiders 1990). Toen ook in Nederland rond 1900 de eerste openbare bibliotheken ontstonden, waren gedrukte media – boeken, kranten en andere periodieken – de enige beschikbare fysieke informatiedragers. De latere opkomst van film, radio en televisie, geluid- en beelddragers heeft de dominantie van het boek niet aangetast.
Met de sinds de jaren tachtig waargenomen teruggang in de leestijd, vooral onder jonge generaties (De Haan en Sonck 2013: 89; Huysmans et al. 2004; Knulst en Kraaykamp 1996), is de openbare bibliotheek van karakter veranderd. In de jaren zestig en zeventig werd het stelsel van bibliotheken uitgebouwd naar het platteland en stadswijken om sociale spreiding van kennis en zelfontplooiing te stimuleren. Vanaf de jaren tachtig kwam het accent sterker te liggen op het stimuleren van het lezen zelf en de ondersteuning van leesbevordering in het basis- en voortgezet onderwijs. Scherp gesteld zou je kunnen zeggen dat het lezen veranderde van een middel tot in een doel op zich. Het uiteindelijke doel ligt mijns inziens echter in wat dat lezen teweegbrengt: dat je nieuwe dingen leert, dat je je kennis en daarmee je arbeidsmarktkansen vergroot, dat je leesplezier beleeft, dat je emotioneel wordt verrijkt, dat je je smaak voor literatuur, muziek, film, theater of wat voor cultureel genre dan ook verbreedt en verdiept. Kortom: veel en gevarieerd lezen draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling van burgers. Om die ontwikkeling was het de voorvechters van de openbare bibliotheek in de 19de eeuw te doen.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid