Wat me het meeste opviel bij het lezen van de berichtgeving over Charlie Hebdo is dat de tijdgeest geen vat heeft gekregen op het blad en de makers. Jamais. Dat moet de tijdgeest pijn hebben gedaan.
Bibliotheek Angers. Foto www.courrierdelouest.fr
De historie van het blad, begonnen onder de naam Hara-kiri, laat zich lezen als een parade van incidenten, verontwaardiging, verschijningsverboden en onderlinge ruzies. Precies zoals je het verwacht van een dwars clubje anarchistische achtenzestigers die er genoegen in scheppen hun lezers wekelijks op een portie vlijmscherpe en als het moet smakeloze satire te trakteren. De bedreigingen en aanslagen werden schouderophalend voor kennisgeving aangenomen. “Liever sterf ik staand dan dat ik op mijn knieën moet leven,” zei hoofdredacteur Charb. En dat was dan dat.
Bibliotheekorganisaties stonden niet vooraan bij het #JeSuisCharlie-protest. Pal staan voor de vrijheid van meningsuiting verhoudt zich slecht tot de neutraliteit die men ook wil uitstralen. Door de massaliteit van de protesten hadden ze uiteindelijk geen keus. Geen positie kiezen werd óók positie kiezen. En dus verschenen er verklaringen op sites van bibliotheekkoepels als IFLA en EBLIDA. De voorzichtigheid, het moet gezegd, droop ervan af. Geen statement in de trant van ‘het uiten van een mening, hoe beledigend en abject die ook wordt gevonden, mag nooit worden bestreden met censuur en terreur’. Alleen de American Library Association liet bij monde van haar voorzitter minder aan duidelijkheid te wensen over.
Je zegt niet meer wat je denkt, maar je zegt wat je denkt dat de buitenwereld van je wil horen.
Waarom die zalvendheid? Ik denk omdat verenigingen een grootste gemene deler moet zien te vinden in de opinies van haar leden. ‘Met elkaar in gesprek blijven wanneer onze principes worden aangetast’ (IFLA) is dan het hoogst haalbare. Een andere reden, vrees ik, is dat bibliotheken te zeer mee zijn gegaan met de tijdgeest. Het public relations-denken in termen van ‘communicatiemanagement’ heeft de bieb in zijn greep. Gevolg: je zegt niet meer wat je denkt, maar je zegt wat je denkt dat de buitenwereld van je wil horen.
Bibliotheken zijn te ver meegedreven met het neoliberale denken in termen van consument en markt. Zeker in Nederland waar ze – niet toevallig – Charlie bijna geheel aan zijn lot overlieten. Neem het strategisch beleidsplan van de Koninklijke Bibliotheek. In de missie wordt gelukkig nog gesproken over ‘mensen’. In de doelstellingen verengt de KB ze tot ‘klanten’. Terwijl ze de komende jaren een belangrijke taak heeft in het omvormen van openbare bibliotheken tot knooppunten in stad, wijk en dorp waar “kennis samenkomt, actief wordt gedeeld en doorontwikkeld,” aldus het rapport-Cohen. Waar met mensen en het maatschappelijk middenveld wordt samengewerkt. Dat is toch echt iets anders dan mensen als klanten behandelen.
Wat heerlijk dat er nog onverstoorbare clubs als Charlie Hebdo zijn. Ik probeer me het blad voor te stellen als een organisatie met een missie, een visie, een afdeling PR en een klantenservice met webcare. En moet lachen.
Een Huis van de Mediawijsheid. Tijdens de jaarlijkse Week van de Mediawijsheid in november is dat hoe de bibliotheek zich aan de gemeenschap presenteert. Mij schiet dan onwillekeurig die Noorse tv-sketch te binnen waarin een monnik hulpeloos naar een boek zit te staren. Tot een andere monnik van de helpdesk arriveert en hem instrueert hoe je vooruit bladert. (‘Nee, je bent niet alles kwijt als je het boek dichtslaat! Je kunt ook terugbladeren!’)
Mediawijsheid werd een buzzword nadat het in 2005 door de Raad voor Cultuur werd gelanceerd. In het raadsadvies kreeg het concept een brede lading. Het ging over de kennis, vaardigheden en mentaliteit die burgers nodig hebben om zich in informatiesamenleving staande te kunnen houden. Kennis en begrip van hoe mediaorganisaties zijn georganiseerd, hoe de media-economie in elkaar steekt, wat media-ethiek is: dat soort dingen. In de praktijk versmalde het al snel tot computercursussen voor ouderen en tips aan ouders hoe zij de mediaconsumptie van hun kroost kunnen reguleren. Ook in de bibliotheek.
Nooit heb ik een bibliotheek haar gebruikers zien attenderen op de gevaren van het gebruik van het eigen open wifinetwerk.
Waar is het blijven steken? En waarom? Het begon zo goed. Na de een-punt-nul digitale trapveldjes van de late jaren negentig kwamen Hyves en Facebook op. Grote aantallen bibliotheekmedewerkers namen deel aan de cursus 23 Dingen die je als bibliothecaris moet weten over Web 2.0. Die cursus heeft velen over hun reserves bij het sociale web heen geholpen. De volgende stap was het organiseren van cursussen voor bibliotheekgebruikers. Plus het inrichten van een mediabar hier en een gamecorner daar. Veel verder is het, een aantal uitzonderingen daargelaten, niet gekomen.
De bezuinigingen hielpen natuurlijk niet. Net nu er een grote uitstroom op gang komt van mensen met veertig dienstjaren op hun palmares snoeien gemeenten de vrijkomende plaatsen voor de neuzen van jong talent weg. Niet dat ouderen per definitie mediaonwijs zijn en jongeren onwijs mediawijs. Toch stap je als jonge biebgebruiker met je vragen wat makkelijker op een twintiger af dan op een leeftijdgenoot van oma. De bijna exclusieve nadruk op vijftigplussers (volg een cursus Facebook!) is ook niet slim voor een mediawijsheidshuis dat alle leeftijden en sociale lagen zou moeten aanspreken.
Maar we hebben tientallen computers! En gratis wifi voor wie zijn eigen laptop meeneemt! Precies. Het kan aan mij liggen, maar nog nooit heb ik een bibliotheek haar gebruikers zien attenderen op de gevaren van het gebruik van het eigen open wifinetwerk. Gewoon: een lijstje do’s en don’ts presenteren bij het inloggen. Een heel enkele bieb nodigt Bits of Freedom of een hackerscollectief uit om het eens uit te komen leggen. Een enkele medewerker mag een keer op cursus.
Een expertisecentrum voor mediawijsheid zeggen te zijn én je gebruikers verzuimen voor te lichten over de risico’s voor privacy en portemonnee van het gebruik van je wifi. Het grenst aan verwijtbare nalatigheid.
Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk (1975), artikel 15
Goed, het heeft even geduurd, maar veertig jaar na de invoering van de eerste nationale wet op de openbare bibliotheken krijgt Nederland per 1 januari 2015 een tweede wet. Als de Eerste Kamer er in de herfst niet voor gaat liggen ten minste. Met een stemverhouding in de Tweede Kamer van 130 voor en 20 tegen mag de wet op wat je noemt een ruime meerderheid bogen. En de tegenstemmen van met name de SP kwamen tot stand omdat die partij vond dat de wet de bibliotheken niet genoeg ondersteunde.
Heeft de SP gelijk? Is de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen (WSOB) een slap wetje dat vanwege zijn slapheid geruisloos het parlement passeerde? Vergeleken met de wet van 1975 reikt de ambitie zeker minder ver. Die Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk (WOB) installeerde de bieb als hét instrument voor kennisspreiding. Zo kregen de Provinciale Bibliotheekcentrales de taak om de bibliotheekvoorziening in gemeenten kleiner dan dertigduizend inwoners te verzorgen. Die gegarandeerde voorziening in elke gemeente, door de SP bepleit, komt er nu niet. In tijden van ontvolkend platteland een punt van zorg. Kleinere gemeenten hebben moeite om het geld bijeen te brengen om een bibliotheekvoorziening met minimale kwaliteitseisen overeind te houden. In het uiterste geval draait dat erop uit dat de wethouder de bibliotheekorganisatie voor een onmogelijke taak stelt. ‘Doe het met veertig procent minder, maar houd wel alle filialen open’, dat werk.
Sowieso is de fysieke openbare bibliotheek in de toekomst geen veredelde uitleenbalie meer.
Er zijn meer onzekerheden. De verantwoordelijkheid voor het landelijke stelsel en de landelijke digitale bibliotheek komt bij de Koninklijke Bibliotheek te liggen. De KB is in feite een wetenschappelijke bibliotheek die nog weinig ervaring en affiniteit heeft met de brede publieksfunctie van ‘de openbare’. Ook is onduidelijk of het binnen het auteursrecht mogelijk zal zijn een evenwichtige e-collectie samen te stellen. In onderhandelingen op wereldniveau staan met name de VS en de EU niet te springen om voor bibliotheken en andere publieke instellingen een leenrechtuitzondering te maken. De lobby van uitgevers en makers is nog te sterk. En dan is het nog de vraag of er eindelijk een serieus te nemen legaal aanbod komt van e-boeken voor verkoop, verhuur of streaming (‘Spotify voor e-books’). Komt er een consensusmodel waarbij retailers en bibliotheken de markt netjes opdelen? Of proberen spelers als Amazon, Apple en Google de bibliotheken van de markt te drukken?
Een zelfbewuste bibliotheeksector wacht niet op de uitkomsten maar geeft die uitkomsten mede vorm. Sowieso is de fysieke openbare bibliotheek in de toekomst geen veredelde uitleenbalie meer. De nieuwe wet legt in artikel 5 een breed speelveld vast met vijf kernfuncties: kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, ontmoeting en debat, kunst en cultuur. De bieb zal een lokaal platform zijn waar niet langer voor, maar met de inwoners wordt gewerkt. Waar kennis en cultuur worden aangeboden maar ook, in samenspel met de inwoners, nieuwe kennis en cultuur worden ontwikkeld. De wet nodigt ertoe uit. Nu is de bibliotheek aan zet.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid