Het ziet er niet best uit voor de opleidingen in het informatievak in het Nederlandse taalgebied. In Vlaanderen staat de enige nog overgebleven universitaire opleiding tot bibliothecaris, die aan de Universiteit van Antwerpen, op de tocht. De Vlaamse vakorganisatie VVBAD is een petitie gestart tegen de opheffing van de opleiding, die u hier kunt tekenen. In Nederland gaat het niet veel beter.
Hbo-opleidingen Informatiedienstverlening en -management (IDM) worden samengevoegd met andere programma’s tot bredere opleidingen die (hoopt men) meer studenten gaan trekken. En bij de enige academische opleiding aan de Universiteit van Amsterdam, culturele informatiewetenschap, is een soortgelijke verbreding gaande. Omdat dalende inkomsten zullen gaan leiden tot drastische ingrepen in het opleidingenaanbod, moet worden gevreesd dat de masters culturele informatiewetenschap en archiefwetenschap het komend jaar nadrukkelijk onder het vergrootglas zullen worden gelegd.
Is er behoefte aan een nieuw type informatieprofessional met andere competenties dan voorheen?
Doemverhalen als deze lokken vaak de reactie uit: is dat eigenlijk wel zo erg? Een terechte vraag. Kijkend naar de personele bezetting in bibliotheekorganisaties kun je je afvragen of mensen met het beroepsprofiel ‘bibliothecaris’ of ‘informatiewetenschapper’ nog wel zo in trek zijn. We hebben het over geprofessionaliseerde organisaties die ook behoefte hebben aan bedrijfskundigen, marketeers, controllers en IT’ers in de eigen gelederen. Toch blijft er zoiets overeind als ‘het primaire proces’: de mensen die bezig zijn met het selecteren, conserveren, ordenen en ontsluiten van informatiebronnen. Zijn de competenties waarover deze personeelsleden moeten beschikken ook veranderd? Is er met andere woorden behoefte aan een nieuw type informatieprofessional met andere competenties dan voorheen?
Over deze vraag gaat volgende week dinsdag track 2 getiteld ‘De uitvinders’ op het KNVI | NVBA | SOD-congresDaar staat een informatieprofessional voor in Nieuwegein. Sprekers zijn Erik de Vries, lector aan de HAN en mede-auteur van het boek Informatieprofessional 3.0, en Thomas Bruning, secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten die ons een spiegel zal voorhouden van soortgelijke ontwikkelingen in de journalistiek. Studenten van de Hogeschool van Amsterdam presenteren resultaten uit hun onderzoek (onder begeleiding van Margriet van Eck Poppe) naar gewenste beroepsprofielen van IP’ers.
Als opmaat naar de afsluitende paneldiscussie reflecteert emeritus hoogleraar Archiefwetenschap Eric Ketelaar op de beide keynotes en de onderzoeksresultaten. De beide inleiders, de referent en docent Peter Becker van de Haagse Hogeschool gaan tot slot in discussie met elkaar onder leiding van Mirjam Boer.
Kortom: gezien bovenstaande ontwikkelingen zou het wel eens een heel interessante en voor de toekomst relevante track kunnen worden. Komt dus allen naar Track 2: de Uitvinders op het KNVI-congres!
Inschrijven voor het congres kan hier.
Een Huis van de Mediawijsheid. Tijdens de jaarlijkse Week van de Mediawijsheid in november is dat hoe de bibliotheek zich aan de gemeenschap presenteert. Mij schiet dan onwillekeurig die Noorse tv-sketch te binnen waarin een monnik hulpeloos naar een boek zit te staren. Tot een andere monnik van de helpdesk arriveert en hem instrueert hoe je vooruit bladert. (‘Nee, je bent niet alles kwijt als je het boek dichtslaat! Je kunt ook terugbladeren!’)
Mediawijsheid werd een buzzword nadat het in 2005 door de Raad voor Cultuur werd gelanceerd. In het raadsadvies kreeg het concept een brede lading. Het ging over de kennis, vaardigheden en mentaliteit die burgers nodig hebben om zich in informatiesamenleving staande te kunnen houden. Kennis en begrip van hoe mediaorganisaties zijn georganiseerd, hoe de media-economie in elkaar steekt, wat media-ethiek is: dat soort dingen. In de praktijk versmalde het al snel tot computercursussen voor ouderen en tips aan ouders hoe zij de mediaconsumptie van hun kroost kunnen reguleren. Ook in de bibliotheek.
Nooit heb ik een bibliotheek haar gebruikers zien attenderen op de gevaren van het gebruik van het eigen open wifinetwerk.
Waar is het blijven steken? En waarom? Het begon zo goed. Na de een-punt-nul digitale trapveldjes van de late jaren negentig kwamen Hyves en Facebook op. Grote aantallen bibliotheekmedewerkers namen deel aan de cursus 23 Dingen die je als bibliothecaris moet weten over Web 2.0. Die cursus heeft velen over hun reserves bij het sociale web heen geholpen. De volgende stap was het organiseren van cursussen voor bibliotheekgebruikers. Plus het inrichten van een mediabar hier en een gamecorner daar. Veel verder is het, een aantal uitzonderingen daargelaten, niet gekomen.
De bezuinigingen hielpen natuurlijk niet. Net nu er een grote uitstroom op gang komt van mensen met veertig dienstjaren op hun palmares snoeien gemeenten de vrijkomende plaatsen voor de neuzen van jong talent weg. Niet dat ouderen per definitie mediaonwijs zijn en jongeren onwijs mediawijs. Toch stap je als jonge biebgebruiker met je vragen wat makkelijker op een twintiger af dan op een leeftijdgenoot van oma. De bijna exclusieve nadruk op vijftigplussers (volg een cursus Facebook!) is ook niet slim voor een mediawijsheidshuis dat alle leeftijden en sociale lagen zou moeten aanspreken.
Maar we hebben tientallen computers! En gratis wifi voor wie zijn eigen laptop meeneemt! Precies. Het kan aan mij liggen, maar nog nooit heb ik een bibliotheek haar gebruikers zien attenderen op de gevaren van het gebruik van het eigen open wifinetwerk. Gewoon: een lijstje do’s en don’ts presenteren bij het inloggen. Een heel enkele bieb nodigt Bits of Freedom of een hackerscollectief uit om het eens uit te komen leggen. Een enkele medewerker mag een keer op cursus.
Een expertisecentrum voor mediawijsheid zeggen te zijn én je gebruikers verzuimen voor te lichten over de risico’s voor privacy en portemonnee van het gebruik van je wifi. Het grenst aan verwijtbare nalatigheid.
‘De bibliotheek onderneemt’ is een van de pijlers onder de strategie die de openbare bibliotheken met elkaar hebben afgesproken. Niet alle bibliotheken lopen er even warm voor. Ook legt men andere accenten bij ‘ondernemerschap’ en is er wat verwarring over de invulling ervan. Moet er eigen geld verdiend gaan worden? Moeten we ‘de markt’ op en dus concurreren met commerciële bedrijven? En mogen we dat eigenlijk wel, als gesubsidieerde instellingen?
In de praktijk blijkt ondernemerschap vooral te bestaan uit een ondernemende houding bij het management. De ogen open houden voor wat culturele en educatieve instellingen doen. Samenwerkingskansen zien en pakken. De band met bestaande publieksgroepen versterken. Nieuwe groepen binnenhalen. Als het eigen verdienvermogen daarmee groeit – iets dat de politiek in toenemende mate van culturele instellingen verwacht – is het mooi meegenomen, maar indien niet, soit. Vandaar dat zalvend wordt gesproken over ‘maatschappelijk ondernemen’.
Je kunt er weinig op tegen hebben dat bibliotheken zich wat meer openen voor de buitenwereld en zodoende meer en ander publiek aanspreken. Maar – u voelde mijn ‘maar’ al aankomen – er is wel een ‘maar’. Wat als bibliotheken en hun provinciale serviceorganisaties (PSO’s) in elkaars vaarwater belanden? Tussen hen bestaat idealiter een klant-leverancier-relatie. De bibliotheek vraagt, de PSO levert. Tot zover niets aan de hand. De PSO’s zijn echter geen volledig commerciële bedrijven: voor hun ondersteunende functie ontvangen ze provinciale subsidies. Een hybride situatie die tot de dag van vandaag bestaat. En tot de dag van morgen: in de aanstaande Bibliotheekwet zijn logistieke diensten en ontwikkeling van innovaties bij de ‘provinciale ondersteuningsinstellingen’ (zoals ze in de wet heten) belegd.
Welbeschouwd beconcurreren bibliotheken en PSO’s elkaar met gemeentelijke en provinciale subsidies.
Hun klanten, met name de grotere bibliotheekorganisaties, zitten intussen niet stil. Ook op lokaal niveau onderneemt, ontwikkelt en innoveert men. Het communiceert prettig met de wethouder als je innovatieprijzen binnenhaalt en je lokale partners hoog opgeven van je dienstverlening.
En ja, men onderneemt ook maatschappelijk om subsidiegelden binnen te halen om eerdere bezuinigingen mee te compenseren. Als de cultuurwethouder de kraan half dicht draait, paaien we haar collega van onderwijs met educatieve projecten. Of die van sociale zaken met een programma voor laaggeletterden. En als we die programma’s ook in de regio kunnen aanbieden bij collegabibliotheken, laten we dat zeker niet na.
Zo kon de situatie ontstaan dat in een aantal regio’s lokale bibliotheken en provinciale ondersteuningsorganisaties vergelijkbare initiatieven in de maatschappelijke markt zetten. Welbeschouwd beconcurreren ze elkaar met gemeentelijke en provinciale subsidies.
De organisaties zelf kun je het niet kwalijk nemen. Die vechten om hun voortbestaan. Het zal de sterke armen van ministerie en Koninklijke Bibliotheek vergen om de maatschappelijke concurrentie te beteugelen.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid