Bibliotheek in het Istanbul Modern (CC BY 4.0)
Bibliotheken, en zeker de openbare, moeten als informatieontsluiters van alle markten thuis zijn. Waar wetenschappelijke bibliotheken op sommige terreinen een zo volledig mogelijke collectie willen bieden, is het voor de openbare bibliotheken “minder vereischte naar compleetheid te streven, als wel naar algemeenheid en naar het beste wat op elk gebied verschenen is”, aldus aartsvader Henri Greve in zijn proefschrift uit 1906.
Alle terreinen des levens moeten in de collectie aan bod komen. Het is een wel eens onderschatte functie van indelingen als de Nederlandse Basisclassificatie en SISO, denk ik, dat ze niet alleen tot ordening dienen, maar ook als checklist. “Oeps. We hebben nog niets over Mijnbouw en Mijnbouwproducten in 381. Toch maar iets aanschaffen dan?”. Compleetheid die ook in de fictiegenres en in de muziek-, dvd- en gamecollecties tot uitdrukking moet komen. Als uw bieb daar nog aan doet natuurlijk.
Zou het kunnen zijn dat het uitmaakt waar het bibliotheekbeleid is ondergebracht?
Met dat hele palet aan thema’s, genres en dragers vervul je ook wijd uiteenlopende maatschappelijke functies. Een uitgebreide literatuurstudie door Marjolein Oomes van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken somt ze op: educatief, sociaal, cultureel, economisch en affectief. In landen met een minder fijnmazig huisartsennetwerk dan het onze wordt ook nog een medische informatiefunctie onderscheiden.
Daarmee is het een interessante kwestie waar bibliotheekbeleid binnen de overheden is ondergebracht. De openbare bibliotheek is onderdeel van veel beleidsterreinen en is dus nergens helemaal goed onder te brengen. Bij ons is het onderdeel van het mediabeleid en daarbinnen het boek- en letterenbeleid. In andere landen vindt u ze in de erfgoedhoek bij de musea en de archieven. Of in het lokale welzijnsbeleid, bij het onderwijs of de communicatie-infrastructuur.
Uit Vakkari et al. (2014), te verschijnen
Waarschijnlijk zal het u als lezer van dit blad een zorg zijn in welke beleidskoker de openbare bibliotheek zit. Als het maar ergens goed is ondergebracht en er geld voor is. Toch is het misschien niet triviaal. Een binnenkort te verschijnen studie die Marjolein Oomes en ik deden met Finse en Noorse collega’s levert een intrigerende uitkomst op. We vroegen mensen naar de domeinen des levens waarop zij ooit baat hebben gehad bij de openbare bibliotheek. In Nederland zie je een enorme piek bij ‘lezen voor je plezier’ en enkele lagere piekjes voor reizen/vakantie en zelfstudie. De Finnen profiteren in aanmerkelijk bredere zin van de bieb. Of het nu om werkgerelateerde vaardigheden gaat, gezondheid of het inrichten en verbouwen van je woning.
De volgende stap in dit onderzoek is op zoek te gaan naar verklaringen voor de verschillen. Zou het kunnen zijn dat het uitmaakt waar het bibliotheekbeleid is ondergebracht? Meer aan de welzijnskant, in de educatieve hoek, de culturele (zoals hier te lande)? We gaan het uitzoeken, voor de volledigheid.
Deze column is verschenen in Informatieprofessional, jaargang 18 nummer 4, 1 mei 2014
Posted by Frank Huysmans on 1 mei 2014 | Posted in columns, geen, onderzoek, vakpublicaties | Tagged bibliotheekbeleid, bibliotheekcollectie, evaluatieonderzoek
|
bron: http://www.informatieprofessional.nl
Op 28 februari meldde dagblad The Guardian op basis van door Edward Snowden beschikbaar gestelde bestanden dat de Britse geheime dienst GCHQ afbeeldingen van Yahoo!-gebruikers had vervaardigd door zonder hun medeweten hun webcams foto’s te laten maken. De dienst deed dit om zo aan afbeeldingen van mogelijke terroristen te komen. In een periode van zes maanden in 2008 alleen ging het om 1,8 miljoen afbeeldingen. Analyse van die foto’s liet zien dat 3 tot 11 procent van die afbeeldingen seksueel expliciete handelingen toonde en niet geschikt bleek voor identificatie van mogelijke doelen van de geheime dienst. Waar de wetgeving de GCHQ beperkingen oplegt in het monitoren van de eigen burgers, geldt dat niet voor buitenlanders. In het bijzonder de vele Amerikaanse Yahoo!-gebruikers en wie weet ook een aantal Nederlanders.
Een dag eerder stuurde Reed Elsevier een persbericht uit. Voor het bedrijf was 2013 een goed jaar. De omzet steeg tot 7,1 miljard euro en de nettowinst tot 1,3 miljard. Een belangrijk deel van de omzet en winst verkrijgt het bedrijf uit zijn wetenschappelijke uitgaven. Wetenschappelijk onderzoek, grotendeels met publiek geld betaald, vindt zijn weg naar tijdschriften. Omdat de uitgevers in de regel het auteursrecht op de publicaties verkrijgen, kunnen zij deze tijdschriften weer verkopen aan universiteiten en andere onderzoeksinstituten. De winst die zij daarmee maken, vloeit via dividenduitkeringen naar private aandeelhouders.
In ons vak staan we niet zo vaak stil bij de politieke en economische belangen van informatiestromen
Informatievrijheid en neutraliteit
Het zijn twee heel verschillende nieuwsberichten. Toch hebben ze iets gemeen: de gevolgen voor de vrijheid van informatie. Van het bespioneren van burgers in hun privédomein gaat een zogenaamd ‘chilling effect’ uit. Als de overheid in staat is je communicatie te onderscheppen en monitoren, ben je minder geneigd om je kritisch te uiten tegenover diezelfde overheid. En het auteursrecht op met belastinggeld gefinancierde wetenschappelijke publicaties verhindert het kennisnemen ervan door gewone burgers, maar (vooral) ook door startende bedrijfjes die zich – in tegenstelling tot grotere bedrijven – de dure licenties niet kunnen veroorloven.
In de informatieprofessie staan we niet zo vaak stil bij de politieke en economische belangen die met informatiestromen gepaard gaan. We zien informatie doorgaans als iets neutraals. Informatie is er, is ondergebracht in bestanden en voorzien van metadata. Als iemand een informatievraag heeft, proberen we die te vertalen naar het zoeksysteem en leveren we de informatie aan die we vinden. Onszelf zien we graag als neutrale informatiebemiddelaars. We streven daarbij naar juistheid, volledigheid, evenwichtigheid en indien gewenst ook actualiteit. Bij het opslaan en terugvinden van informatie hanteren we liever geen premissen van wenselijkheid en gekleurdheid.
Lees verder »
Posted by Frank Huysmans on 6 april 2014 | Posted in beleid, opinie, vakpublicaties, WareKennis | Tagged big data, ethiek, free culture, informatie, informatiesamenleving, informatievrijheid, innovatie, intellectueel eigendomsrecht, kapitalisme, privacy
|
WOORD VOORAF (MEI 2024)
Dit artikel is geschreven als bijdrage aan een discussie over de wenselijkheid van commerciële aanbieders in het Nederlandse openbaar bibliotheekwerk die in 2013-2014 speelde. Inmiddels, tien jaar verder, is de discussie – en deze bijdrage daaraan – allang niet meer actueel. Een Karmac-uitleenbibliotheek vind je bij mijn weten alleen nog in de gemeente Lopik, en Quaestum is al lang geleden gestopt met het aanbieden van bibliotheekdiensten. Het artikel blijft hier online beschikbaar om historische en webarchivistische redenen.
Bron: http://www.schrijf.be/
Gemeentelijke bezuinigingen, een roep om meer cultureel ondernemerschap, en nu ook nog commerciële bedrijven die de openbare bibliotheek direct beconcurreren. De bibliotheek zit in de hoek waar de klappen vallen. Of kan de combinatie van minder geld en meer concurrentie juist een blessing in disguise zijn?
Drie thema’s beheersten de gesprekken in openbaar bibliotheekland in het afgelopen jaar. Ten eerste de landelijke digitale bibliotheek die maar moeilijk op gang kwam. De white label website deed het wel goed, maar de oplevering van de twee andere kroonjuwelen – de Nationale Bibliotheekcatalogus plus en het landelijke datawarehouse – werd herhaaldelijk uitgesteld. Gelukkig waren er ook lichtpuntjes als de Vakantiebieb-app en de lancering van het e-books-uitleenplatform in januari jongstleden (hoewel). Die laatste ‘event’ viel samen met de presentatie van het rapport van de commissie-Cohen over de bibliotheek van de toekomst en genereerde een hoop publiciteit ten gunste van de sector.
Ten tweede natuurlijk de gemeentelijke bezuinigingen. Die hakten er hier en daar flink in, al bleven er genoeg plekken gespaard. Maar ook was er de casus Buren, een gemeente die aankondigde de subsidie aan de Bibliotheek Rivierenland naar nul terug te brengen en haar naam eer aandeed door haar inwoners naar de omringende gemeenten te verwijzen. In de landelijke CBS-cijfers, waarin 2013 nog ontbreekt, is van de teruggang in subsidie vooralsnog niet veel te bespeuren. Dat zou een oorzaak kunnen hebben in de frictiekosten die met bezuinigingen gepaard gaan – het opzeggen van huurcontracten en de kosten van een sociaal plan bij de afvloeiing van medewerkers. Mogelijk ook dat als de cijfers voor 2013 eenmaal beschikbaar zijn, de terugval wel duidelijk zichtbaar wordt.
Goedkoper werd het dus niet; er werden alleen functies afgestoten die tot het gangbare pakket van een openbare bibliotheek behoorden.
En ten derde de intrede van commerciële partijen in het bibliotheeklandschap. De gemeente Waterland trok de stoute schoenen aan, schoof de Stichting Openbare Bibliotheek Waterland opzij als ‘preferred supplier’ en ging met een commerciële partij, Karmac, in zee. Critici stelden dat de besparing die de gemeente wist te realiseren geen echte besparing was. De overeenkomst met Karmac behelsde alleen het continueren van een viertal uitleenbibliotheken die grotendeels door vrijwilligers gerund zouden gaan worden. Sociale en educatieve programma’s, bijvoorbeeld gericht op basisscholen en hun leerlingen, gingen verdwijnen. Goedkoper werd het dus niet; er werden alleen functies afgestoten die tot het gangbare pakket van een openbare bibliotheek behoorden. De bibliotheek wilde dat niet voor haar rekening nemen; de commerciële partner zag er geen probleem in. Hetzelfde gebeurde recent overigens ook in de gemeente Buren, waar het dorp Lienden een Karmacvestiging kreeg. Mogelijk volgen er meer dorpen zodat ook in deze gemeente de uitleenfunctie overeind blijft.
Contradictio in terminis?
Over het laatste, derde onderwerp wil ik het hier hebben, in combinatie met het tweede. Is het geen contradictio in terminis, dat ‘commercieel’ én ‘openbaar’?
Nee. ‘Openbaar’ in ‘openbare bibliotheek’ verwijst naar het publieke karakter van de instelling, het mede vorm geven aan het publieke domein. Een plek waar niemand de toegang wordt geweigerd. Waar iedereen, ongeacht rang, stand of levensovertuiging, binnen kan gaan om iets van zijn of haar gading te vinden. ‘Openbaar’ verwijst niet naar het publiekrechtelijke karakter van de instelling. Verreweg de meeste openbare bibliotheken in Nederland zijn stichtingen, dus privaatrechtelijke rechtspersonen. Ook de provinciale serviceorganisaties zijn dat. En er zijn meer bedrijven werkzaam in de bibliotheekwereld. Denk bijvoorbeeld aan Shared Library Services BV, een commerciële dienstverlener opgericht door bibliotheekprofessionals, plus nog een zwerm een- en tweepitters die zich, net als ondergetekende, als onderzoeker/adviseur afficheren (zie de disclaimer aan het einde van deze tekst!).
Het verschil tussen stichtingen en de meeste andere private rechtspersonen, zoals BV’s, is dat de eersten geen winstoogmerk hebben. Winst maken en rijk worden is niet het doel. Dat principe van non-commercialiteit sluit natuurlijk goed aan bij het publieke karakter van de openbare bibliotheek als instelling. Alles wat er aan financiën binnenkomt, kan worden besteed aan het doel van de stichting: het verzorgen van kwalitatief goed openbaar bibliotheekwerk. Sommigen leiden hieruit af dat openbaar bibliotheekwerk en commercialiteit per definitie op gespannen voet met elkaar staan.
Dat lijkt me een onhoudbare stelling. Velen voelen zich ongemakkelijk bij het idee dat publiek geld in de zakken van ondernemers en kapitaalverschaffers belandt en niet bij dienstverlening aan burgers. Alleszins begrijpelijk dat gevoel, maar kijk even iets verder en je ziet dat zulks in de publieke dienstverlening de normaalste zaak van de wereld is. Denk alleen maar aan de licenties op wetenschappelijke tijdschriften die universiteits-, hogeschool- en nationale bibliotheken jaar na jaar betalen aan grote uitgevers als Reed Elsevier, Thomson Reuters en Wiley. De winstmarges van concerns als deze liggen rond de 35-40 procent. Van elke in wetenschappelijke content geïnvesteerde euro belandt dus bijna veertig cent op de effectenrekening van hun aandeelhouders. En over de architecten en bouwbedrijven die verdienen aan het bouwen, renoveren en herinrichten van bibliotheekgebouwen hebben we het dan nog niet. Denk ook aan de publieke omroep, waar op jaarbasis ongeveer evenveel publiek geld heen gaat als naar de openbare bibliotheeksector. In Hilversum en wijde omstreken wemelt het van de productiebedrijven die in opdracht van publieke omroepinstellingen programma’s maken en daar leuk aan verdienen. En laten we – buiten de informatiesector – ook niet de huisartsen, tandartsen en medisch specialisten vergeten. Net zo min als onze weg- en waterbouwers, die het zonder overheidsopdrachten wel kunnen schudden. Je kunt het ook anders zeggen: zonder commerciële bedrijvigheid ligt de dienstverlening van de overheid aan burgers op haar gat. Het opiniestuk van Wim Keizer waarin hij het ondernemerschap als een beleidsmodieuze gril beschrijft, gaan hieraan ten onrechte voorbij. Daarbij komt nog dat veel publieke taken geheel zonder overheidssubsidie door bedrijven worden uitgevoerd. De uitgeverijsector bijvoorbeeld, die boeken, kranten, tijdschriften en webdiensten publiceert. Denk ook aan commerciële nieuwszenders en -bulletins als Business Nieuws Radio en RTL Nieuws/RTL-Z.
‘Eigen verdienvermogen’ – het is allang geen vies latijns woord meer. Het is een kwestie van tijd voor men de omheining neerhaalt.
Anno 2014 is de openbare bibliotheeksector wat dit betreft een soort Asterixdorpje. De almachtige commercie kan nog net buiten de deur gehouden worden dankzij een op leeftijd geraakte overheid die toverdrank in de vorm van subsidiegelden serveert. In het dorp lopen de Galliërs zich niettemin al warm voor het van hen verlangde cultureel ondernemerschap. ‘Eigen verdienvermogen’ – het is allang geen vies latijns woord meer. Het is een kwestie van tijd voor men de omheining neerhaalt. Van binnenuit, wel te verstaan.
Commerciële publieke diensten
De kwestie is dus niet of commercieel bibliotheekwerk er komt (het is er al) en ook niet of het het publieke karakter van de instelling ondermijnt (dat kan, maar hoeft zeker niet). De kwestie is wat dat commerciële bibliotheekwerk gaat betekenen voor de publieke diensten die aan burgers worden aangeboden. Als die diensten vanuit dezelfde professionele ethiek worden vormgegeven, kan de kwaliteit ervan zelfs toenemen bij lagere kosten, zoals het Amerikaanse bedrijf Library Systems and Services heeft laten zien.
De toekomst van het openbaar bibliotheekwerk zal afhangen van de beleidsmakers die het belastinggeld inzetten om publieke diensten te realiseren. Als die beleidsmakers denken dat het uitlenen van boeken de belangrijkste taak of functie van de bibliotheek is, dan kunnen ze Karmac inhuren. Ze krijgen in hun gemeente dan een bibliotheekvoorziening die ik als Auslaufmodell zou kenschetsen. Als dit de uitkomst is van democratische besluitvorming op lokaal niveau, soit.
Ik zal niet verhelen dat ik liever zie dat mensen met hart voor de maatschappelijke opdracht van de openbare bibliotheek, het faciliteren van de persoonlijke ontwikkeling van burgers, worden ingezet. Dit is de reden dat ik een paar maanden geleden me bereid heb verklaard toe te treden tot de Raad van Advies van Questum. Questum is een initiatief van Thijs Kuipers en Rick Verheijen, beiden tot voor kort werkzaam in de Bibliotheek Eindhoven. Questum wordt ingericht als een maatschappelijke onderneming. Dat wil zeggen dat gekozen worden voor een ideële koers en dat een aanzienlijk deel van de eventuele winst ten goede komt aan maatschappelijk relevante doelen. Anderzijds kiezen de oprichters nadrukkelijk voor een ondernemende aanpak. De dienstverlening van het nieuwe bedrijf zal voornamelijk gericht zijn op het versterken van de educatieve component van het openbaar bibliotheekwerk. Dienstverlening op het gebied van taalverwerving, leesbevordering en de ontwikkeling van informatievaardigheid en mediawijsheid bij kinderen van (in eerste instantie) 0-12 jaar. Als de voornemens werkelijkheid worden, wordt het een soort de Bibliotheek op School, maar dan on acid.
Concurrentie en co-existentie
Als u in de buurt van Eindhoven woont of de site van Bibliotheekblad bijhoudt, zal het u niet zijn ontgaan dat de start van het bedrijf Questum nogal wat beroering heeft veroorzaakt. De onrust die in het Brabantse land ontstond, hield ermee verband dat Questum zich positioneerde als concurrent van de openbare bibliotheek. Wim Keizer meldde dat ik adviseur van Questum ben. Bijgevolg ontving ik de dagen erna uit het Brabantse verontruste mails van bibliotheekvrienden die beleefd doch dringend toelichting vroegen waarom ik me met een concurrent had ingelaten.
Wat ik van de gebeurtenissen en ontwikkelingen in Someren vind, doet eigenlijk niet ter zake, maar ik wil hier wel kwijt dat ik van mening ben dat de openbare bibliotheek, Questum, Karmac en alle andere bedrijven die nog gaan komen prima naast elkaar kunnen bestaan zonder dat de kwaliteit van het openbaar bibliotheekwerk eronder lijdt. Het zou best kunnen dat er na Waterland en Buren meer gemeenten gaan komen die de plaatselijke Stichting Openbare Bibliotheek de wacht aanzeggen en met Karmac (voor de uitleenfunctie) en/of met Questum (voor de maatschappelijk-educatieve dienstverlening) in zee gaan. Ik kan me ook voorstellen dat een openbare bibliotheek Questum in de arm neemt om een bepaald deel van haar taken te verrichten waarin het bedrijf zich specialiseert.
Ik denk dat dit de prikkel die het openbaar bibliotheekwerk in Nederland op dit moment nodig heeft.
Het is aan de bibliotheekorganisaties om de handschoen op te pakken. Hoe? Door aan te tonen dat de gemeente bij hen voor hetzelfde of iets meer geld beter af is. Ik denk dat dit de prikkel die het openbaar bibliotheekwerk in Nederland op dit moment nodig heeft. Ik hoor veel mensen klagen over de inertie en het uitblijven van inhoudelijke vernieuwing van het bibliotheekwerk in hun eigen organisatie. Bedrijvigheid (denk ook aan het Delftse DOKLAB) kan de boel eens lekker opschudden.
Als gesubsidieerde organisaties hebben de bibliotheken vooralsnog een behoorlijke voorsprong op de commerciële organisaties die net komen kijken en het op eigen kracht moeten doen. Zoals ik het een bibliotheekdirecteur onlangs hoorde zeggen: “Als wij als zwaar gesubsidieerde organisaties straks niet in staat zijn gebleken om het beter te doen dan de commercie, dan hebben we het echt aan onszelf te wijten.” En zo is het maar net.
Disclaimer
Mijn positiebepaling ten opzichte van bedrijvigheid in de publieke sector is niet vreemd aan het feit dat ik met mijn eenmanszaak WareKennis voor een belangrijk deel werk voor gesubsidieerde instellingen. Zie mijn opdrachtgevers http://warekennis.nl/wordpress/portfolio/ en mijn affiliaties
Tegelijkertijd zie ik WareKennis als een maatschappelijke onderneming, die erop is gericht de publieke informatievoorziening door een periode van digitale disruptie te helpen loodsen. Kennisverspreiding en kennisdeling zie ik als belangrijke instrumenten daarbij. Bij mijn opdrachtgevers dring ik er daarom op aan de uit mijn opdrachten voortkomende publicaties in open access te publiceren.
+++
Bewerkingsgeschiedenis
- 1 april 2014: correctie passage over huisartsen etc. (verplaatst naar eerder in de tekst); verwijzing naar blog Jeanine Deckers geschrapt (zie comments)
- 2 april 2014: twee links toegevoegd en enkele kleine tekstuele wijzigingen
Posted by Frank Huysmans on 1 april 2014 | Posted in geen, opinie, vakpublicaties, WareKennis | Tagged businessmodellen, commercie, openbare bibliotheken, publiek-privaat
|