innovatie van de publieke informatievoorziening

Wie niet leest is ziende blind

De bril in kwestie


Ineens was-ie daar, op mijn neus. Bijna achtenveertig jaar heb ik zonder gekund maar de laatste maanden dutte ik na een kwartiertje lezen met vermoeid hoofd in. Ik dus naar de brillensuper. Binnen luttele minuten een trits nieuwe woorden geleerd: presbyopie, dioptrie, antireflectiecoating. Mjah, nou, het is niet veel wat u nodig heeft. Plus anderhalf, plus een. Ik wil u niets aansmeren hoor.

Goed bedoeld natuurlijk van de brillenmeneer, maar niet wat je wilt horen als je je net bij het onvermijdelijke hebt neergelegd. Althans ik niet. Ik wil kunnen lezen verdomme, dus doe waarvoor je baas je hypotheek betaalt en draai me een poot uit. Aldus geschiedde.

Het toeval wilde dat ik net bezig was met een rapport over de tijdsbesteding aan lezen. Een van de bevindingen was dat de kloof tussen jongere en oudere Nederlanders sinds 2006 is gegroeid. Het percentage lezers onder tieners, twintigers en dertigers daalde stevig, terwijl het onder zestigplussers op hetzelfde hoge niveau bleef. Stel je voor, dacht ik, wat er was gebeurd als alle Hansen Anders, Eyewishes, Pearles en Specsavers zich van hun nobele kant hadden laten zien met een u-kunt-nog-wel-even-zonder. Dan was ook de grijze golf gaan Netflixen en hadden uitgevers en boekhandels helemaal kunnen inpakken.

Je weet dat je in een beschaafd land woont als de overheid blinden, slechtzienden en dyslectici voorziet van leesvoer op maat, naar keuze.

Hoewel… Er is natuurlijk ook nog zoiets als het luisterboek. En de Bibliotheekservice Passend Lezen. Je weet dat je in een beschaafd land woont als de overheid blinden, slechtzienden en dyslectici voorziet van leesvoer op maat, naar keuze in gesproken vorm, braille, grote letters, voelboekjes voor blinde kids, of als karaokeboeken. Ja, dat leest – of hoort – u goed: voor mensen met dyslexie is er een vorm waarbij een balkje de woorden doet oplichten die tegelijkertijd door de voorlezer worden uitgesproken. Over beschaving gesproken: die voorlezer is vaak een vrijwilliger met aangename stem en verzorgde dictie. Want we willen de medemens met een leesuitdaging niet afschepen met een synthetische stem met klemtoonbeperking.

En dat voor een eigen bijdrage van 28 euro per jaar, lees ik (inmiddels weer scherp) op de site van Passend Lezen. Maar Nederland zou Nederland niet zijn als we niet zouden doorschieten in onze goedheid. Na het aftikken van dat bedrag, meldt de FAQ-pagina, kun je namelijk een royale vijftien boeken, hoorspelen of hoorcolleges tegelijk streamen. Nu komen we op familiefeesten allemaal wel eens aan de simultane input van een stuk of vijf tantes bloot te staan, maar je kunt in je voorbereiding daarop ook overdrijven.

In de zeventiende eeuw slepen Descartes, Spinoza en Van Leeuwenhoek hun eigen lenzen. Wij laten onze ogen op een achternamiddag doormeten, trekken de portemonnee en hebben een week later een op maat gemaakte leesbril in huis met gratis montuur. Plus anderhalf, plus een, met cilindercorrectie. En we hebben de voorleesweelde van Passend Lezen. Wie dan nóg niet leest, is ziende blind.

Deze column verscheen in Vakblad IP (Informatieprofessional), jaargang 21 nummer 2, maart 2018.

Creative Commons License
Wie niet leest is ziende blind by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 26 februari 2018 | Posted in columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , | Reactie

Het telefoonboek moet definitief dicht

Goede grap op Twitter: “In de goeie ouwe tijd waren hackers nog hardcore. Neem de groep die zich ‘PTT’ noemde. Die wist de adresgegevens te bemachtigen van bijna iedereen, sorteerde die op woonplaats en achternaam, printte dat hele bestand honderdduizenden keren uit en legde het ingebonden bij iedereen voor de deur.”
Das war einmal. Het telefoonboek gaat nu echt verdwijnen. Bij het verschijnen van dat persbericht begin januari zwolg de vaderlandse pers een dag lang in nostalgie. Weet je nog, schreef NRC Handelsblad, de tijd dat wij journalisten met een liniaal over de pagina’s gingen om het woonadres te vinden van een mogelijke bron?

Ik herinnerde me ineens weer dat ik ooit datzelfde deed om achter het adres van mijn latere eerste vriendinnetje te komen. En ik dank het Vliegend Spaghettimonster op mijn blote knieën dat zoonlief, op de drempel van de puberteit, die beproeving niet meer hoeft te doorstaan.

Want het kan zo eenvoudig zijn. Neem nou India. Daar hebben ze een centrale overheidsdatabase, Aadhaar (‘basis’) genaamd. Je kunt er geheel vrijwillig je NAW-gegevens, geboortedatum, pasfoto, vingerafdrukken en irisscan in deponeren. Omdat de Indiërs er voor een bankrekening of een SIM-kaart van afhankelijk zijn, is deelname inmiddels niet meer zo heel vrijwillig. Een journalist van dagblad The Tribune meldde onlangs dat je in een WhatsApp-groep voor omgerekend een paar euro’s de inloggegevens kunt kopen. Binnen twintig minuten had ze toegang tot de data van 1,2 miljard (van de 1,3 miljard) landgenoten.

Binnen twintig minuten had een Indiase journalist voor een paar euro toegang tot de data van 1,2 miljard landgenoten.

Zou zulke toegang in Nederland te koop zijn, hoor ik de hormonen van zoonlief al vragen. Een groep juristen en bezorgde burgers, onder wie schrijvers Tommy Wieringa en Maxim Februari, is er niet gerust op. Dit Platform Bescherming Burgerrechten maakt bezwaar tegen het Systeem Risico Indicatie, SyRI. SyRI is “een instrument waarmee in een beveiligde omgeving op een zorgvuldige manier data worden gekoppeld en vervolgens geanalyseerd” aldus het overheidsbesluit uit 2014. Het Platform is nog niet zo zeker van die beveiliging en zorgvuldigheid. In een column riep Wieringa gemeenteambtenaren op bij hem te biecht te gaan. Hij hoorde verhalen over het niet kunnen weerstaan van de verleiding om tóch even het dossier van je nieuwe date in te kijken. (Los daarvan is het de vraag of de overheid een koppeling mag leggen tussen gegevens die ze voor verschillende doeleinden bij haar burgers heeft verzameld.)

Met gecentraliseerde databanken gaat het nooit lukken om een aanvaardbaar niveau van privacy te krijgen. We hebben zeven miljard persoonsgebonden datakluisjes nodig, en vervolgens toepassingen die een bewerking op (een beperkt deel van) die data kunnen uitvoeren. Alleen deze ontkoppeling van data en applicaties kan voorkomen dat een enkele app de enige toegangspoort tot alle data is. Kortom: het telefoonboek moet definitief dicht.


Deze column verscheen in Vakblad IP (Informatieprofessional), jaargang 22 nummer 1, februari 2018.


Creative Commons License
Het telefoonboek moet definitief dicht by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 7 februari 2018 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , | Reactie

Algemene stemmen

Screenshot uit de app Debat Direct

“…verzoekt de regering, zich in te spannen voor het behoud van bibliotheken in kleine gemeenten en om bij de aangekondigde midterm review over de positie van bibliotheken een plan voor te leggen om de ambitie ‘iedereen heeft toegang tot de bibliotheek’ nader vorm te geven,


en gaat over tot de orde van de dag.”


U las de laatste zin van de motie-Asscher c.s. (TK 2017-2018 34 775 VIII Nr. 27 – laat het op uw onderarm tatoeëren). Deze werd op 21 november jl. met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. Niemand tegen, nul onthoudingen. Hoewel de zin stilistisch niet echt fraai te noemen is. Die komma na ‘regering’ is overbodig. Die is er waarschijnlijk neergezet om het woordje ‘om’ op die plaats te vermijden. Des te vreemder is het dat datzelfde woordje dertien woorden verderop toch opduikt en ook daar heel goed gemist kan worden.

Los van dat alles is deze motie er een voor de bühne. Zich inspannen. Een plan voorleggen. De goede verstaander snapt meteen dat de regering evenveel invloed heeft op het open houden van bibliotheken als het ministerie van Infrastructuur op de waterstanden. Bovendien “constateren” onze honderdvijftig volksvertegenwoordigers “dat steeds meer bibliotheken in kleine gemeenten sluiten”.
Nu heeft eenieder recht op zijn eigen werkelijkheid. Maar wat zeg je met dat ‘steeds meer’ nu eigenlijk? Heb je het over een constante toename van het aantal gesloten bibliotheken? Of beweer je dat het tempo waarin bibliotheken gesloten worden toeneemt? Dat maakt nogal wat uit.

De regering heeft evenveel invloed op het open houden van bibliotheken als het ministerie van Infrastructuur op de waterstanden.

De Kamerleden hadden ook even de “aangekondigde midterm review” uit de motie kunnen afwachten. Dan hadden ze gezien dat de kaalslag in de periode 2010-2015 tot stilstand is gekomen. Bovendien zijn er in dezelfde periode honderden Bibliotheken op school geopend. In aardig wat gemeenten was dit de strategie om kinderen te behoeden voor de sluiting van hoofd- en wijkvestigingen. Of je dat nu een goede of een slechte ontwikkeling vindt, de bibliotheken zijn er ondanks alles in geslaagd om boeken dicht bij de kinderen te houden. En dan hebben we het nog niet gehad over de landelijke digitale bibliotheek, de eveneens digitale Vakantiebieb, en de gestegen populariteit van de bibliotheken als studieplek.

Het echte probleem – ik blijf erop hameren – zijn niet de gebouwen en collecties. Het zijn de mensen. Het aantal gekwalificeerde bibliothecarissen is in vijf jaar tijd met een kwart gedaald. Onderzoekers stellen keer op keer vast hoe belangrijk professionele begeleiding bij het zoeken van leesboeken en het bevorderen van informatievaardigheid is.

Unanieme Kamer: mooi. Bibliotheken behouden: fantastisch. Maar laat de volgende motie alsjeblieft gaan over een masterplan voor het aanstellen van (school)bibliothecarissen. En dan snel over tot de orde van de dag: het in de praktijk brengen van dat plan.


Deze column verschijnt in IP, Vakblad voor Informatieprofessionals, jaargang 21 nummer 9, december 2017.


Posted by Frank Huysmans on 8 december 2017 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , | 4 Comments