Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk (1975), artikel 15
Goed, het heeft even geduurd, maar veertig jaar na de invoering van de eerste nationale wet op de openbare bibliotheken krijgt Nederland per 1 januari 2015 een tweede wet. Als de Eerste Kamer er in de herfst niet voor gaat liggen ten minste. Met een stemverhouding in de Tweede Kamer van 130 voor en 20 tegen mag de wet op wat je noemt een ruime meerderheid bogen. En de tegenstemmen van met name de SP kwamen tot stand omdat die partij vond dat de wet de bibliotheken niet genoeg ondersteunde.
Heeft de SP gelijk? Is de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen (WSOB) een slap wetje dat vanwege zijn slapheid geruisloos het parlement passeerde? Vergeleken met de wet van 1975 reikt de ambitie zeker minder ver. Die Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk (WOB) installeerde de bieb als hét instrument voor kennisspreiding. Zo kregen de Provinciale Bibliotheekcentrales de taak om de bibliotheekvoorziening in gemeenten kleiner dan dertigduizend inwoners te verzorgen. Die gegarandeerde voorziening in elke gemeente, door de SP bepleit, komt er nu niet. In tijden van ontvolkend platteland een punt van zorg. Kleinere gemeenten hebben moeite om het geld bijeen te brengen om een bibliotheekvoorziening met minimale kwaliteitseisen overeind te houden. In het uiterste geval draait dat erop uit dat de wethouder de bibliotheekorganisatie voor een onmogelijke taak stelt. ‘Doe het met veertig procent minder, maar houd wel alle filialen open’, dat werk.
Sowieso is de fysieke openbare bibliotheek in de toekomst geen veredelde uitleenbalie meer.
Er zijn meer onzekerheden. De verantwoordelijkheid voor het landelijke stelsel en de landelijke digitale bibliotheek komt bij de Koninklijke Bibliotheek te liggen. De KB is in feite een wetenschappelijke bibliotheek die nog weinig ervaring en affiniteit heeft met de brede publieksfunctie van ‘de openbare’. Ook is onduidelijk of het binnen het auteursrecht mogelijk zal zijn een evenwichtige e-collectie samen te stellen. In onderhandelingen op wereldniveau staan met name de VS en de EU niet te springen om voor bibliotheken en andere publieke instellingen een leenrechtuitzondering te maken. De lobby van uitgevers en makers is nog te sterk. En dan is het nog de vraag of er eindelijk een serieus te nemen legaal aanbod komt van e-boeken voor verkoop, verhuur of streaming (‘Spotify voor e-books’). Komt er een consensusmodel waarbij retailers en bibliotheken de markt netjes opdelen? Of proberen spelers als Amazon, Apple en Google de bibliotheken van de markt te drukken?
Een zelfbewuste bibliotheeksector wacht niet op de uitkomsten maar geeft die uitkomsten mede vorm. Sowieso is de fysieke openbare bibliotheek in de toekomst geen veredelde uitleenbalie meer. De nieuwe wet legt in artikel 5 een breed speelveld vast met vijf kernfuncties: kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, ontmoeting en debat, kunst en cultuur. De bieb zal een lokaal platform zijn waar niet langer voor, maar met de inwoners wordt gewerkt. Waar kennis en cultuur worden aangeboden maar ook, in samenspel met de inwoners, nieuwe kennis en cultuur worden ontwikkeld. De wet nodigt ertoe uit. Nu is de bibliotheek aan zet.
Een bekend gezegde wil dat er leugens zijn, gemene leugens, en als overtreffende trap statistieken. Het wordt aan meerdere personen toegeschreven die het als eerste gebezigd zouden hebben. De grote Winston Churchill is een kandidaat. Ik houd het op Benjamin Disraeli, een negentiende-eeuwse voorganger van Churchill. Alleen al vanwege zijn mooie achternaam die in 1967 door een verspreking van een roadie terecht kwam in de titel van de tweede plaat van het Britse powertrio Cream met ‘Slowhand’ Eric Clapton op gitaar. Een van de beste platen in de geschiedenis van de rockmuziek, maar dat in hoge mate terzijde.
Met statistieken – cijfers – kun je mensen goed op het verkeerde been zetten. Toch zijn het niet de cijfers zelf die dat doen, maar de draai die aan de interpretatie ervan wordt gegeven. Cijfers liegen niet. Hun gebruikers, retorisch begaafde politici en bestuurders voorop, zijn de leugenaars.
De bibliotheeksector bezit met het Bibliotheek Informatie Systeem (BIS) van de Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB), de mede daarop gebaseerde Bibliotheekmonitor, de UKB-statistieken en de Leesmonitor van Stichting Lezen over langjarige cijferreeksen. Al met al geven die een betrouwbaar maar ook tamelijk globaal beeld van de ontwikkelingen binnen de sector. Wat je ermee doet is vers twee. Je kunt uit de cijferreeksen voor je persbericht de twee pikken die op dat moment goed uitkomen en Disraeli als engeltje op je schouder laten plaatsnemen. Of je kunt proberen het totale plaatje te schetsen en zo een vollediger beeld te schetsen. Ieder zijn meug.
Cijfers liegen niet. Hun gebruikers, retorisch begaafde politici en bestuurders voorop, zijn de leugenaars
Voor beide groepen, de naar-compleetheid-strevers en de cherrypickers, is het jammer dat er geen gedetailleerdere cijfers zijn. Rond 2007 ontstond ten burele van de VOB het idee om toe te werken naar een landelijk registratiesysteem. Dat moest het jaarlijkse bedelen bij de bibliotheken om ledentallen en uitleencijfers overbodig gaan maken.
http://stichting.bibliotheek.nl/
Het idee was simpel: stort alle gegevens die bibliotheken sowieso al bijhielden, zoals welke leners welke titels lenen, in een landelijke ‘bak’. Haal daar vervolgens de kengetallen uit die je nodig hebt voor jaarverslagen op lokaal, provinciaal en landelijk niveau. Het kan bijna volledig geautomatiseerd worden. Je kunt regelen wie op welk niveau tot de gegevens toegang heeft. Het is waardevolle input voor beleidsdiscussies, direct marketing, toegepast én wetenschappelijk onderzoek. De privacy van de gebruikers moest uiteraard worden gewaarborgd. Dat bleek binnen de wettelijke kaders goed te regelen.
In 2009 werd er serieus geld in dit project, inmiddels landelijk datawarehouse genaamd, geïnvesteerd. De openbare bibliotheken gingen ermee akkoord dat het vullen van de bak met data van hun kant een extra inspanning zou vergen. Deadline van oplevering: eind 2011. Dat werd eind 2012. Eind 2013. Inmiddels ligt het project nagenoeg stil door gebrek aan… Ja, aan wat eigenlijk? Niet aan geld. Naar ik begrijp wachten de betrokken partijen op elkaars volgende beweging. En gebeurt er niets en zijn er nog altijd geen gedetailleerdere cijfers over de openbare bibliotheken. Zelfs niet om mee te liegen.
Bibliotheken, en zeker de openbare, moeten als informatieontsluiters van alle markten thuis zijn. Waar wetenschappelijke bibliotheken op sommige terreinen een zo volledig mogelijke collectie willen bieden, is het voor de openbare bibliotheken “minder vereischte naar compleetheid te streven, als wel naar algemeenheid en naar het beste wat op elk gebied verschenen is”, aldus aartsvader Henri Greve in zijn proefschrift uit 1906.
Alle terreinen des levens moeten in de collectie aan bod komen. Het is een wel eens onderschatte functie van indelingen als de Nederlandse Basisclassificatie en SISO, denk ik, dat ze niet alleen tot ordening dienen, maar ook als checklist. “Oeps. We hebben nog niets over Mijnbouw en Mijnbouwproducten in 381. Toch maar iets aanschaffen dan?”. Compleetheid die ook in de fictiegenres en in de muziek-, dvd- en gamecollecties tot uitdrukking moet komen. Als uw bieb daar nog aan doet natuurlijk.
Zou het kunnen zijn dat het uitmaakt waar het bibliotheekbeleid is ondergebracht?
Met dat hele palet aan thema’s, genres en dragers vervul je ook wijd uiteenlopende maatschappelijke functies. Een uitgebreide literatuurstudie door Marjolein Oomes van het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken somt ze op: educatief, sociaal, cultureel, economisch en affectief. In landen met een minder fijnmazig huisartsennetwerk dan het onze wordt ook nog een medische informatiefunctie onderscheiden.
Daarmee is het een interessante kwestie waar bibliotheekbeleid binnen de overheden is ondergebracht. De openbare bibliotheek is onderdeel van veel beleidsterreinen en is dus nergens helemaal goed onder te brengen. Bij ons is het onderdeel van het mediabeleid en daarbinnen het boek- en letterenbeleid. In andere landen vindt u ze in de erfgoedhoek bij de musea en de archieven. Of in het lokale welzijnsbeleid, bij het onderwijs of de communicatie-infrastructuur.
Uit Vakkari et al. (2014), te verschijnen
Waarschijnlijk zal het u als lezer van dit blad een zorg zijn in welke beleidskoker de openbare bibliotheek zit. Als het maar ergens goed is ondergebracht en er geld voor is. Toch is het misschien niet triviaal. Een binnenkort te verschijnen studie die Marjolein Oomes en ik deden met Finse en Noorse collega’s levert een intrigerende uitkomst op. We vroegen mensen naar de domeinen des levens waarop zij ooit baat hebben gehad bij de openbare bibliotheek. In Nederland zie je een enorme piek bij ‘lezen voor je plezier’ en enkele lagere piekjes voor reizen/vakantie en zelfstudie. De Finnen profiteren in aanmerkelijk bredere zin van de bieb. Of het nu om werkgerelateerde vaardigheden gaat, gezondheid of het inrichten en verbouwen van je woning.
De volgende stap in dit onderzoek is op zoek te gaan naar verklaringen voor de verschillen. Zou het kunnen zijn dat het uitmaakt waar het bibliotheekbeleid is ondergebracht? Meer aan de welzijnskant, in de educatieve hoek, de culturele (zoals hier te lande)? We gaan het uitzoeken, voor de volledigheid.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid