‘Rebecca works on her something’, by Mike Burns (Flickr, cc by-sa 2.0)
Het begint meteen na de geboorte. Al snel herkennen we klanken. Aandachtig luisteren we naar mama en papa en proberen we de geluiden die ze maken na te bootsen. Het kost een paar jaar oefenen, maar vóór de basisschool lukt het al aardig om volledige, zij het nog korte, zinnen te produceren. Een wonder, als je erover nadenkt wat daarbij komt kijken: luisteren, interpreteren, reageren; trommelvlies, hamer en aambeeld; longen, strottenhoofd, stembanden; tong, kaken en lippen.
Over naar de volgende fase. We leren de symbolen herkennen die horen bij de inmiddels vertrouwde klanken. We leren woorden ontleden in letters en lettergrepen, en andersom vormen we woorden uit de samenstellende onderdelen. Woorden worden zinnen, zinnen worden verhaaltjes. Onze hersenen raken eraan gewend de oogspieren zo aan te sturen dat onze blik soepel over de tekst glijdt. En dat in een tempo dat ons in staat stelt om deze visuele informatie om te zetten in betekenissen.
Dan leren we zelf schrijven: eerst letters, dan woorden, dan zinnen. Teksten en verhalen. Ingewikkelde motoriek: potlood vasthouden, proberen die letters na te tekenen. Spieren in hand en vingers die aanvankelijk maar niet de route willen volgen die ogen en hersenen voor ze uitstippelen. Maar we blijven het proberen, en gaandeweg lukt het, of nou ja, steeds beter.
We kunnen het nu, lezen en schrijven, en we kunnen ons bijna niet meer voorstellen dat we het ooit niet konden.
Als we het eenmaal beheersen, dat complexe samenspel van kijken, luisteren, interpreteren, informatie verwerken en fijne motoriek, voelen we ons groot. We zijn nu lid van een cultuurgemeenschap, al is er geen overgangsritueel om dat heuglijke feit kracht bij te zetten. We kunnen het nu, dat lezen en schrijven, en we kunnen ons bijna niet meer voorstellen dat we het ooit niet konden.
En dát, beste lezer, is het moment waarop we beginnen het belang van taal-, lees- en schrijfvaardigheid te relativeren; voor onszelf en vervolgens voor onze kinderen. Hoe anders is te verklaren dat we in Nederland het opbouwen van leesvaardigheid zo hebben laten verslonzen? Misschien heeft ook de neiging om alle progressie te willen toetsen een rol gespeeld. De leeropbrengst van het ‘vrij’ lezen van langere teksten en boeken laat zich nu eenmaal minder goed toetsen dan het grammaticaal ontleden van zinnen en het benoemen van signaalwoorden.
Mits de hardware (trommelvliezen et cetera) meewerkt, gaat het leren spreken van de moedertaal bijna vanzelf. Lezen en schrijven vergen daarentegen instructie en oefening. Blijvende oefening. Neurobiologen hebben vastgesteld dat als je minder gaat lezen, de eerder opgebouwde verbindingen tussen de visuele, auditieve en motorische gebieden in de hersenen verzwakken. Mensen die meer lezen, schrijven makkelijker – en beter. Studenten die met de hand aantekeningen maken, blijken de stof ook beter te onthouden dan degenen die dit op de laptop doen.
De wetenschap weet er nog lang niet alles van, maar vast staat inmiddels wel dat lezen en schrijven ook fysiek, in ons lichaam, verknoopt zijn met taalbeheersing. Lezen is lichamelijke oefening.
‘ink jar and quills’, Student of Rhythm (Flickr.com, cc by 2.0)
Op het Dominicus College in het katholieke Nijmegen, waar ik de jaren tachtig grotendeels heb doorgebracht, liepen tussen de ‘gewone’ leraren nog enkele paters rond. Van een van hen, pater Bromberg, heb ik zelf nooit les gehad, maar mijn oudere zus was er getuige van dat een klasgenote verdwijnende inkt op zijn crèmekleurige pij spoot. Bromberg, wiens naam ik tot dan toe had geassocieerd met slapende vulkanen, zag er de humor niet van in. Hij barstte uit in vuur en woede en kwam pas tot bedaren lang nadat de blauwe vlek in het niets was opgelost.
Dit voorval kwam me weer voor de geest toen ik onlangs te gast was bij een diploma-uitreiking in de sfeervolle negentiende-eeuwse Artisbibliotheek. Vijf studenten ontvingen er hun masterdiploma Boekwetenschap. Eén thesis sprong er voor mij uit. Student Amber Blewanus ondernam een historische zoektocht naar duurzame inkt. Van Plinius de Oudere in het jaar 77 tot het begin van de negentiende eeuw analyseerde ze tweehonderd recepten voor inkt van vóór het petrochemische tijdperk. Want als we de olie straks in de grond laten zitten moeten we toch wat.
Om te beginnen heb je pigment nodig, leerde ik. Dat moet met lijm of gom aan het perkament of papier worden gehecht. Plus een oplosmiddel voor het drogen en tegen het vlekken. En dan soms nog wat ander spul om de inkt beter hanteerbaar te maken.
Wat gebruikte men voor dit alles? Mineralen en metalen, zoals ijzersulfaat, lood, arseen en kobalt. Geen ingrediënten om je vingers bij af te likken, weten we nu. Allerhande plantaardigs voor de kleur, zoals galnoten, brazielhout en indigoplanten. Arabische gom, azijn, honing en lijnzaadolie als bind- of oplosmiddel. Maar ook stoffen van dierlijke oorsprong. De inkt van inktvissen natuurlijk. Vislijm, eieren en yoghurt. Kamelenmelk en geitengal. Gemalen nagels. En, die zag ik even niet aankomen, ook menselijke ingrediënten: moedermelk (!) en urine.
Alle goorheid op een stokje – welke van deze ingrediënten en inkten zijn duurzaam? Nou, als het spul niet giftig is, de productie het milieu niet belast en het product zelf biologisch afbreekbaar is, mag er van de EU een groen logo op. Ja maar, ho eens even, roepen archivarissen en bibliothecarissen in koor: biologisch afbreekbaar? Duurzaam? Terwijl wij alles doen om papieren erfgoed te redden van de inktvraat!?
Door de e-reader en het digitaal uitlenen van e-books zijn we inmiddels vertrouwd geraakt met spoorloos verdwijnende teksten. Maar zijn we bereid deze mate van vergankelijkheid ook bij gedrukte boeken te accepteren?
De uitbarsting van de Bromberg in het jaar des Heren 1985 vond zijn oorsprong in deze laatste betekenis van ‘duurzaam’: blijvend. Terwijl de prank gebaseerd was op de eerste (al was de inkt hier, toegegeven, wel héél erg vergankelijk).
Door de e-reader en het digitaal uitlenen van e-books zijn we inmiddels vertrouwd geraakt met spoorloos verdwijnende teksten. Maar zijn we bereid deze mate van vergankelijkheid ook bij gedrukte boeken te accepteren, vraagt Amber Blewanus zich concluderend af. En is er wel een markt voor zichzelf uitwissende boeken, hoor ik de uitgever denken.
Plinius de Oudere zal niet hebben voorzien dat het inktrecept uit zijn Naturalis Historia twintig eeuwen later nog eens in een masterthesis terecht zou komen. Afgaand op de bekendste zin uit datzelfde encyclopedische werk, ‘de goede dingen zijn niet opgewassen tegen de kwade’, was hij naast een doemdenker toch wel enigszins helderziend. Twee jaar na voltooiing ervan stierf hij bij de beruchte uitbarsting van de Vesuvius.
Tja. Is uiteindelijk niet alles vergankelijk? Eergisteren werd bekend dat komende zomer na 168 jaar de laatste leerling de deur van het Dominicus College achter zich dicht trekt.
Amber Blewanus (2023). The viability of documented ink recipes in texts predating the petrochemical era: Producing sustainable inks, in a journey towards NetZero. Thesis Book Science, Graduate School of Humanities, University of Amsterdam; supervisor dr. Alice Twemlow; second reader dr. Paul Dijstelberge. De thesis wordt uitgegeven bij Armorica, de uitgeverij van Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Stuur voor meer informatie een mail aan de auteur.
Als bibliothecaris hoefde je deze zomer niet naar Rotterdam af te reizen om te merken dat de internationale bibliotheekfederatie IFLA in een diepe crisis is beland. Communicatie naar buiten stond de laatste jaren bol van termen als global, united en strong. Achter de schermen groeide intussen de verdeeldheid.
De uiteindelijke steen des aanstoots was het vasthouden door het bestuur aan zijn beslissing om het IFLA World Library and Information Congress 2024 in Dubai te houden. Waarbij uiteraard niet de Emiraten zelf het probleem waren. Wel dat IFLA akkoord was gegaan met de eis van het lokale bid om het tijdens de conferentie niet over LHBTQ+-gerelateerde zaken te hebben. Of nou ja, er mocht wel over worden gepraat, zolang het maar niet op de agenda kwam.
Het bestuur verdedigde zijn (overigens niet unanieme) positie met een inclusiviteitsargument. Precies zoals de FIFA dat deed met het WK voetbal (voor mannen!) in Qatar. Het tijdelijk uit de roulatie nemen van gender- en seksuele diversiteit zou de enige manier zijn om de conferentie ook eens in de MENA-regio (Middle East and North Africa) te kunnen organiseren. Protesten uit ‘het westen’ konden in één moeite door als het opdringen van een neokoloniale agenda aan de rest van de wereld worden kaltgestellt.
Flashback naar de jaren negentig. De Bill & Melinda Gates Foundation ziet openbare bibliotheken als de ideale plek waar ’s werelds minder geprivilegieerden toegang kunnen krijgen tot internet en digitale technologie, en begint in diverse landen projecten te financieren. Twintig jaar en een miljard dollar later kondigt de goededoelenstichting van het Microsoft-echtpaar een tikje gedesillusioneerd het einde van haar Global Libraries Initiative aan. Het uitblijven van groter succes wordt geweten aan gebrek aan eenheid en samenwerking in het internationale bibliotheekveld in plaats van aan de eigen (te) hoge ambities. Om toch nog met opgeheven hoofd te kunnen vertrekken, biedt de Gates Foundation IFLA een miljoenenerfenis voor de periode 2016-2026, op voorwaarde dat de bibliotheekfederatie als de sodemieter werk gaat maken van globale bibliothecaire unificatie.
Protesten uit ‘het westen’ konden in één moeite door als het opdringen van een neokoloniale agenda aan de rest van de wereld worden kaltgestellt
Wat volgt is IFLA Global Vision, een nogal amateuristisch aandoende poging tot een ‘globale conversatie’. Library leaders gaan in regiobijeenkomsten aan de slag met viltstiften om hun visie op IFLA’s Globale Visie te visualiseren. Dit mondt uit in de IFLA-strategie voor 2019-2024. Met als globaal gedeelde kernwaarden, het staat er echt, vrijheid van meningsuiting en inclusiviteit.
Een paar weken geleden maakte IFLA bekend dat de Emiraten hun kandidatuur hebben ingetrokken. Geen Dubai 2024, en er is ook nog geen bid voor 2025. Het in Rotterdam gekozen nieuwe bestuur beraadt zich momenteel op de toekomst. Bescheiden suggestie: vanuit de feitelijke diversiteit van talen, culturen en waarden blijven samenwerken en van elkaar leren. Komen tot een globale intervisie leidde in 1927 in Edinburgh tot de oprichting van IFLA. Het lijkt nog altijd een waardige ambitie voor een eeuwfeest.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid