Een kwalitatief hoogstaande en breed samengestelde collectie van papieren boeken én digitale bronnen, ondergebracht in een lokaal georiënteerde fysieke vestiging en een landelijke digitale bibliotheek, die content ordent en ontsluit. In deze vorm kan de bibliotheek in 2020 een belangrijke functie in de maatschappij vervullen.
Bron: www.boekman.nl
‘Hebben we nog openbare bibliotheken nodig?’ Dat deze vraag wordt gesteld in tijden van digitalisering van informatie en media, van e-boeken, informatie-uitwisseling, online encyclopedieën en sociale media, is niet vreemd. Reisbureaus, videotheken en cd-winkels zijn de afgelopen tien jaar goeddeels uit het straatbeeld verdwenen. Zou ‘de bieb’ niet hetzelfde lot beschoren zijn? Er is immers een dalende trend in de uitleen van boeken (en andere materialen zoals cd’s en bladmuziek). Werden er in 1993 nog 185 miljoen materialen, voor het overgrote deel boeken, geleend bij de bibliotheken, twintig jaar later zijn er daar honderd miljoen van verdampt.[1]
Vanuit een ander perspectief bevreemdt het stellen van de vraag wel. De gezamenlijke openbare bibliotheken in Nederland hebben ruim twee miljoen jeugdleden en een kleine twee miljoen volwassen leden. Leden en niet-leden weten de bibliotheek te vinden om er ter plekke te lezen, informatie in te zien en een praatje te maken. Dat doet de gemiddelde Nederlander volgens de laatste schatting zo’n vier keer per jaar.[2] Geen cijfers die duiden op een aanstaand ineenzijgen van een instituut dat zich al ruim honderd jaar staande houdt.
‘Hebben we nog openbare bibliotheken nodig?’ Dat deze vraag wordt gesteld in tijden van digitalisering van informatie en media, van e-boeken, informatie-uitwisseling, online encyclopedieën en sociale media, is niet vreemd.
De bibliotheek manifesteert zich ook op het digitale vlak met de introductie van een landelijk e-book-leenportal en een app waarop leden en niet-leden in de schoolvakanties een selectie van titels gratis konden lezen. En onlangs riep de wetgever weer eens wetgeving speciaal voor het openbare bibliotheekstelsel in het leven. Per 1 januari is de nieuwe Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) in werking getreden. In artikel 5 worden vijf kernfuncties van de openbare bibliotheek genoemd: het bieden van toegang tot (of het stimuleren van) kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, ontmoeting en debat, en kunst en cultuur.[3]
Boeken: middel, geen doel op zich
Deze kernfuncties stellen de centrale plaats die boeken in de openbare bibliotheek innemen al ter discussie. In Engeland en Wales en later ook elders werden public libraries opgericht met als doel volksverheffing of volksontwikkeling (Black et al. 2009). De burgerij die zich in de 18de en 19de eeuw had weten te emanciperen van de feodale en klerikale machthebbers, begon zich het lot van de onderklasse aan te trekken. Mits zij toegang kon krijgen tot informatie en kennis zou zij haar eigen lot kunnen verbeteren, zo was de liberale gedachte (Schneiders 1990). Toen ook in Nederland rond 1900 de eerste openbare bibliotheken ontstonden, waren gedrukte media – boeken, kranten en andere periodieken – de enige beschikbare fysieke informatiedragers. De latere opkomst van film, radio en televisie, geluid- en beelddragers heeft de dominantie van het boek niet aangetast.
Met de sinds de jaren tachtig waargenomen teruggang in de leestijd, vooral onder jonge generaties (De Haan en Sonck 2013: 89; Huysmans et al. 2004; Knulst en Kraaykamp 1996), is de openbare bibliotheek van karakter veranderd. In de jaren zestig en zeventig werd het stelsel van bibliotheken uitgebouwd naar het platteland en stadswijken om sociale spreiding van kennis en zelfontplooiing te stimuleren. Vanaf de jaren tachtig kwam het accent sterker te liggen op het stimuleren van het lezen zelf en de ondersteuning van leesbevordering in het basis- en voortgezet onderwijs. Scherp gesteld zou je kunnen zeggen dat het lezen veranderde van een middel tot in een doel op zich. Het uiteindelijke doel ligt mijns inziens echter in wat dat lezen teweegbrengt: dat je nieuwe dingen leert, dat je je kennis en daarmee je arbeidsmarktkansen vergroot, dat je leesplezier beleeft, dat je emotioneel wordt verrijkt, dat je je smaak voor literatuur, muziek, film, theater of wat voor cultureel genre dan ook verbreedt en verdiept. Kortom: veel en gevarieerd lezen draagt bij aan persoonlijke ontwikkeling van burgers. Om die ontwikkeling was het de voorvechters van de openbare bibliotheek in de 19de eeuw te doen.
‘De bibliotheek onderneemt’ is een van de pijlers onder de strategie die de openbare bibliotheken met elkaar hebben afgesproken. Niet alle bibliotheken lopen er even warm voor. Ook legt men andere accenten bij ‘ondernemerschap’ en is er wat verwarring over de invulling ervan. Moet er eigen geld verdiend gaan worden? Moeten we ‘de markt’ op en dus concurreren met commerciële bedrijven? En mogen we dat eigenlijk wel, als gesubsidieerde instellingen?
In de praktijk blijkt ondernemerschap vooral te bestaan uit een ondernemende houding bij het management. De ogen open houden voor wat culturele en educatieve instellingen doen. Samenwerkingskansen zien en pakken. De band met bestaande publieksgroepen versterken. Nieuwe groepen binnenhalen. Als het eigen verdienvermogen daarmee groeit – iets dat de politiek in toenemende mate van culturele instellingen verwacht – is het mooi meegenomen, maar indien niet, soit. Vandaar dat zalvend wordt gesproken over ‘maatschappelijk ondernemen’.
Je kunt er weinig op tegen hebben dat bibliotheken zich wat meer openen voor de buitenwereld en zodoende meer en ander publiek aanspreken. Maar – u voelde mijn ‘maar’ al aankomen – er is wel een ‘maar’. Wat als bibliotheken en hun provinciale serviceorganisaties (PSO’s) in elkaars vaarwater belanden? Tussen hen bestaat idealiter een klant-leverancier-relatie. De bibliotheek vraagt, de PSO levert. Tot zover niets aan de hand. De PSO’s zijn echter geen volledig commerciële bedrijven: voor hun ondersteunende functie ontvangen ze provinciale subsidies. Een hybride situatie die tot de dag van vandaag bestaat. En tot de dag van morgen: in de aanstaande Bibliotheekwet zijn logistieke diensten en ontwikkeling van innovaties bij de ‘provinciale ondersteuningsinstellingen’ (zoals ze in de wet heten) belegd.
Welbeschouwd beconcurreren bibliotheken en PSO’s elkaar met gemeentelijke en provinciale subsidies.
Hun klanten, met name de grotere bibliotheekorganisaties, zitten intussen niet stil. Ook op lokaal niveau onderneemt, ontwikkelt en innoveert men. Het communiceert prettig met de wethouder als je innovatieprijzen binnenhaalt en je lokale partners hoog opgeven van je dienstverlening.
En ja, men onderneemt ook maatschappelijk om subsidiegelden binnen te halen om eerdere bezuinigingen mee te compenseren. Als de cultuurwethouder de kraan half dicht draait, paaien we haar collega van onderwijs met educatieve projecten. Of die van sociale zaken met een programma voor laaggeletterden. En als we die programma’s ook in de regio kunnen aanbieden bij collegabibliotheken, laten we dat zeker niet na.
Zo kon de situatie ontstaan dat in een aantal regio’s lokale bibliotheken en provinciale ondersteuningsorganisaties vergelijkbare initiatieven in de maatschappelijke markt zetten. Welbeschouwd beconcurreren ze elkaar met gemeentelijke en provinciale subsidies.
De organisaties zelf kun je het niet kwalijk nemen. Die vechten om hun voortbestaan. Het zal de sterke armen van ministerie en Koninklijke Bibliotheek vergen om de maatschappelijke concurrentie te beteugelen.
Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk (1975), artikel 15
Goed, het heeft even geduurd, maar veertig jaar na de invoering van de eerste nationale wet op de openbare bibliotheken krijgt Nederland per 1 januari 2015 een tweede wet. Als de Eerste Kamer er in de herfst niet voor gaat liggen ten minste. Met een stemverhouding in de Tweede Kamer van 130 voor en 20 tegen mag de wet op wat je noemt een ruime meerderheid bogen. En de tegenstemmen van met name de SP kwamen tot stand omdat die partij vond dat de wet de bibliotheken niet genoeg ondersteunde.
Heeft de SP gelijk? Is de Wet Stelsel Openbare Bibliotheekvoorzieningen (WSOB) een slap wetje dat vanwege zijn slapheid geruisloos het parlement passeerde? Vergeleken met de wet van 1975 reikt de ambitie zeker minder ver. Die Wet op het Openbaar Bibliotheekwerk (WOB) installeerde de bieb als hét instrument voor kennisspreiding. Zo kregen de Provinciale Bibliotheekcentrales de taak om de bibliotheekvoorziening in gemeenten kleiner dan dertigduizend inwoners te verzorgen. Die gegarandeerde voorziening in elke gemeente, door de SP bepleit, komt er nu niet. In tijden van ontvolkend platteland een punt van zorg. Kleinere gemeenten hebben moeite om het geld bijeen te brengen om een bibliotheekvoorziening met minimale kwaliteitseisen overeind te houden. In het uiterste geval draait dat erop uit dat de wethouder de bibliotheekorganisatie voor een onmogelijke taak stelt. ‘Doe het met veertig procent minder, maar houd wel alle filialen open’, dat werk.
Sowieso is de fysieke openbare bibliotheek in de toekomst geen veredelde uitleenbalie meer.
Er zijn meer onzekerheden. De verantwoordelijkheid voor het landelijke stelsel en de landelijke digitale bibliotheek komt bij de Koninklijke Bibliotheek te liggen. De KB is in feite een wetenschappelijke bibliotheek die nog weinig ervaring en affiniteit heeft met de brede publieksfunctie van ‘de openbare’. Ook is onduidelijk of het binnen het auteursrecht mogelijk zal zijn een evenwichtige e-collectie samen te stellen. In onderhandelingen op wereldniveau staan met name de VS en de EU niet te springen om voor bibliotheken en andere publieke instellingen een leenrechtuitzondering te maken. De lobby van uitgevers en makers is nog te sterk. En dan is het nog de vraag of er eindelijk een serieus te nemen legaal aanbod komt van e-boeken voor verkoop, verhuur of streaming (‘Spotify voor e-books’). Komt er een consensusmodel waarbij retailers en bibliotheken de markt netjes opdelen? Of proberen spelers als Amazon, Apple en Google de bibliotheken van de markt te drukken?
Een zelfbewuste bibliotheeksector wacht niet op de uitkomsten maar geeft die uitkomsten mede vorm. Sowieso is de fysieke openbare bibliotheek in de toekomst geen veredelde uitleenbalie meer. De nieuwe wet legt in artikel 5 een breed speelveld vast met vijf kernfuncties: kennis en informatie, ontwikkeling en educatie, lezen en literatuur, ontmoeting en debat, kunst en cultuur. De bieb zal een lokaal platform zijn waar niet langer voor, maar met de inwoners wordt gewerkt. Waar kennis en cultuur worden aangeboden maar ook, in samenspel met de inwoners, nieuwe kennis en cultuur worden ontwikkeld. De wet nodigt ertoe uit. Nu is de bibliotheek aan zet.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid