innovatie van de publieke informatievoorziening

Juridische kwesties: sociale media onder druk – censuur?

Twitter-account @LangeFrans, 21 okt 2020 (screenshot 17 nov 2020)

Het YouTube-kanaal van Lange Frans gaat op zwart. Tweets van de Amerikaanse president worden door Twitter van waarschuwingen voorzien. Facebook weert advertenties van politieke actoren. Is dat niet in strijd met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting? Is dit geen censuur?

Niet absoluut

Zoals zo vaak is er geen eenduidig antwoord op zulke vragen. Vanuit juridisch perspectief zou je zeggen dat van censuur in deze gevallen geen sprake is. Drie aspecten zijn daarbij van belang. Ten eerste is de vrijheid van meningsuiting, ook al is het een grondrecht, niet absoluut. Er zijn grenzen aan wat je aan informatie mag verspreiden. In de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden, voor het laatst gewijzigd in 2018, kom je in veel artikelen een voorbehoud tegen: “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”, “behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen en beperkingen” en passages van gelijke strekking.

Vanuit juridisch perspectief zou je zeggen dat in deze gevallen van censuur geen sprake is.

Zo ook in de artikelen over de vrijheid van meningsuiting, bescherming van de privacy en het briefgeheim. Je mag als burger heel veel dingen in het openbaar zeggen zonder dat je met de sterke arm te maken krijgt (artikel 7). Anderzijds mag je meningen koesteren (artikel 10) en die meningen met anderen delen zonder dat er over je schouder wordt meegekeken (artikel 13) – maar er zijn dus ook in de privésfeer wettelijke grenzen aan wat mag en wat niet.[1]

Kwetsbaar

Waarom zijn die beperkingen en uitzonderingen er? Als je je daarin gaat verdiepen, kom je al snel in aanraking met begrippen als ‘het algemeen belang’ en ‘het (kunnen) functioneren van de democratie’. Kern van de zaak is het besef dat de democratie als staatsvorm kwetsbaar is. In een democratisch bestel komen wetten en regels tot stand die door een meerderheid van de kiezers worden gesteund. Die meerderheid zou in de verleiding kunnen komen om haar wil aan de minderheid op te leggen door de wetten te veranderen. Iets dergelijks is aan de hand in Hongarije en Polen waar de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de media de afgelopen tijd is ingeperkt of onder druk staat. Minderheden hebben in zo’n situatie moeite om hun stem te laten horen en (delen van de) meerderheid van hun argumenten te overtuigen.

Rem

Om de positie van minderheden te beschermen is het daarom niet zo eenvoudig om de grondwettelijke vrijheden te veranderen. In ons land kan een ‘gewone’ wet binnen één regeerperiode worden aangenomen of veranderd met een ‘gewone’ meerderheid van stemmen in de Tweede Kamer en daarna de Eerste Kamer.

Bij de Grondwet kan dat niet. Een Grondwetswijziging vereist eerst een gewone meerderheid in beide Kamers. Nadat het parlement is ontbonden en er nieuwe verkiezingen zijn geweest, is er ‘in tweede lezing’ een gekwalificeerde – twee derde – meerderheid in beide Kamers nodig om de wijziging in te laten gaan. Dat deze rem ook echt werkt, bleek bijvoorbeeld in 1999 en in 2005. Tijdens de ‘Nacht van Wiegel’ respectievelijk het ‘Avondje van Van Thijn’ sneuvelden er Grondwetswijzigingen op het allerlaatste moment toen er in de Eerste Kamer geen twee derde meerderheid voor kon worden gevonden.

De rem voorkomt ook dat een – per definitie tijdelijke – meerderheid het geweldsmonopolie dat de staat heeft kan misbruiken. Door inzet van politie en leger zou ze dissidenten kunnen laten oppakken en vervolgen. Of, iets minder radicaal, door te laten merken dat hun gesprekken en correspondentie worden gevolgd en daardoor bij hen een zekere mate van zelfcensuur af te dwingen.

Lees verder »

Posted by Frank Huysmans on 17 november 2020 | Posted in beleid, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , | Reactie

Zonder reporters zonder grenzen

Bron: persinnovatie.nl

Bron: persinnovatie.nl

Vierde staan we. Een plaatsje hoger nog dan bij het voetballen, waar we de Duitsers en Belgen voor ons moeten dulden. De mooie vierde plek op de 2015 World Press Freedom Index van Reporters Zonder Grenzen laat zien dat het in Nederland goed gesteld is met de persvrijheid.

Goed, van 2002-2006 en in 2010 hadden we goud en van 2012-2014 zilver. Maar als van de 180 onderzochte landen alleen Finland, Noorwegen en Denemarken het nog ietsje beter doen, mag je tevreden achterover leunen. Journalisten en netizens – bloggers en twitteraars tellen ook mee – hebben hier weinig inmenging te vrezen van politiek, overheid, commercie en religie. Ze zien maar zelden een gevangenis van binnen en krijgen evenmin zweepslagen, vuistslagen of kogels te verduren. Een diversiteit aan groepen en stromingen is vertegenwoordigd in het medialandschap. De media zelf zijn transparant over hun werkwijze en staan open voor kritiek en weerwoord.

Een beetje stad had in de jaren zeventig twee of meer elkaar beconcurrerende dagbladen.

Dit nieuws las ik op 12 februari op NRC.nl. De pixels waren nog niet droog of er verscheen een nieuw bericht boven: ‘Bijna helft Nederlanders krijgt nauwelijks of geen nieuws over woonplaats‘. Het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek liet onderzoek verrichten naar de nieuwsvoorziening over woonplaats en regio. Daar gaat het niet bijster goed mee, vooral in gemeenten beneden de vijftigduizend inwoners. Een beetje stad had in de jaren zeventig twee of meer elkaar beconcurrerende dagbladen. Tegenwoordig mag je blij zijn als er een huis-aan-huisblad wordt bezorgd dat naast alle advertorials nog wat redactionele inhoud biedt over de gemeentepolitiek en het wijkgebeuren.

Ja, hoor ik u mompelen, maar er is toch wat voor in de plaats gekomen? Dichtbij- en 112-sites evenals kritische en goed ingevoerde bloggers? Zeker, maar die kunnen het verschil niet maken, bleek vorig jaar uit onderzoek van hetzelfde fonds. De typische lokale mediaondernemer is een eenpitter. Die kan soms tijdelijk iemand in dienst nemen of een freelanceopdracht verstrekken. Het meeste werk rust op de schouders van vrijwilligers.
Het starten van zo’n lokale nieuwssite lukt nog wel. Als de nieuwigheid er na een jaar of twee, drie vanaf is, begint de overlevingsstrijd. Hooguit anderhalf modaal inkomen valt er uit de reclamebanners te persen.
Inhoudelijk is het ook armoe troef. De informatie beperkt zich doorgaans tot het recyclen van nieuws van persbureaus en bewerkte persberichten. Als er nog journalisten op de publieke tribune bij raadsvergaderingen zitten, zwermen er vijf tot tien keer zoveel voorlichters en woordvoerders omheen wier dagtaak het is de baas positief in het nieuws te krijgen en onwelgevallige publiciteit af te vangen.

Als dit de staat is waarin de lokale en regionale nieuwsvoorziening verkeert, is die vierde plek zo vreemd niet. Die beloont een land waarin de journalistiek in alle vrijheid kan opereren omdat er geen bedreiging meer van uitgaat.

Deze column verscheen in IP Vakblad voor Informatieprofessionals, jaargang 19 nummer 2, 6 maart 2015.

Creative Commons License
Zonder reporters zonder grenzen by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 7 maart 2015 | Posted in columns, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , | Reactie