Bron: www.screwydecimal.com (2012)
Komt een vrouw in de openbare bibliotheek (of een man, doet er niet toe). Hoe noem je zo’n dame? Een bezoeker? Kan. Maar wat als die bezoeker aan de leestafel plaatsneemt en een tijdschrift gaat doorbladeren? Dan is zij meer dan een bezoeker, want ze maakt gebruik van een van de diensten. Ze wordt een gebruiker. Hoewel: voor sommigen is de associatie met geestverruimende middelen te sterk. Goed, laten we er dan een bibliotheekgebruiker van maken. Dat is weer zo’n lang woord en bekt niet lekker. Maar we zijn er nog niet. Wat als onze bezoeker-gebruiker een bibliotheekpasje op zak blijkt te hebben? Dan is ze naast bezoeker en gebruiker ook nog lid en kan ze, als ze wil, boeken en andere materialen mee naar huis nemen.
Het onderscheid tussen bezoekers, gebruikers en leden is niet alleen maar semantisch. Openbare bibliotheken onderscheiden zich van andere bibliotheken doordat ze er zijn voor de gehele bevolking, momenteel 16,9 miljoen mensen. Of exacter, in de woorden van artikel 1 van de Grondwet: voor allen die zich in Nederland bevinden (immers: ook de toerist is op het Oosterdokseiland welkom om, wel tegen betaling inmiddels, zijn Facebook te komen checken).
Vijf en een halve euro
Bibliotheekvestigingen bedienen dus uitdrukkelijk niet alleen hun leden. Dat wordt wel eens vergeten door mensen die prestatieindicatoren als ‘kosten per uitlening’ gaan uitrekenen. Zij delen het totale subsidiebedrag dat gemeenten, provincies en het Rijk in de openbare bibliotheken steken door het aantal uitleningen. In 2014 was het totale subsidiebedrag 431,6 miljoen euro. Deel dit bedrag door het aantal uitleningen, 78,4 miljoen, en je komt uit op een bedrag van 5,50 euro per uitlening (bron: CBS Statline).
Bibliotheekvestigingen bedienen dus uitdrukkelijk niet alleen hun leden.
Daarbij wordt dan wel vergeten dat de huur van het gebouw, het salaris van de medewerkers en de kosten van de collectie óók worden gemaakt om de binnenwandelende niet-leden van dienst te zijn. De voor tentamens blokkende studenten, de werklozen die vacaturesites en -pagina’s komen raadplegen en de ouderen die de kranten van vandaag doorbladeren. En niet te vergeten de schoolkinderen die in hun eigen Bibliotheek op School lessen mediawijsheid krijgen of aan hun boekpresentatie komen werken.
Lees verder »
Posted by Frank Huysmans on 6 december 2015 | Posted in beleid, essay, opinie, vakpublicaties, WareKennis | Tagged burger, economie, functiesysteem, klant, maatschappelijke opdracht, openbare bibliotheken, sociologie
|
Hoofdgebouw Universiteit van Szeged (CC-BY 4.0)
Wat is lezen? Een makkelijk te beantwoorden vraag. Lijkt het. Denk je er wat langer over na, dan verdwijnt de vanzelfsprekendheid. Zoveel is zeker: de digitale revolutie heeft het lezen veranderd. Al in 1971 begon ene Michael S. Hart met het overzetten van rechtenvrije klassiekers uit de wereldgeschiedenis in digitale vorm. Hij had de beschikking over een van de vijftien mainframecomputers uit het ARPANET, het computernetwerk dat zou uitgroeien tot het internet. Kort geleden werd vier jaar na Harts dood de vijftigduizendste tekst aan zijn Project Gutenberg toegevoegd. Publiek domein, dus door iedereen te lezen.
De overgang van papier naar scherm riep vragen op over de leeservaring. Digitaal lezen heeft voordelen: vele boeken op één lichtgewicht toestel, variabele lettertypen en -grootten, meer en minder contrast, vooruit- en terugverwijzingen binnen een tekst, kruisverwijzingen tussen teksten. Maar er zijn ook niet te negeren nadelen. Je mist het tastbare overzicht waar in het boek je je bevindt. Geen imposante boekenkast meer in de huiskamer. En de multifunctionele tablets en laptops maken geconcentreerd lezen zo goed als onmogelijk als er voortdurend mailtjes en status updates binnen komen pingen.
Ondanks de terminologische hutspot en uiteenlopende meetinstrumenten ontstaat er toch een gemene deler
Vorig jaar werd met EU-subsidie E-READ opgericht, een Europees netwerk van leesonderzoekers rond de digitalisering van het lezen. Door zo’n initiatief ontdek je ineens dat onderzoekers uit alle Europese én academische windstreken zich met lezen bezig houden. Beter nog: ze ontdekken het van elkaar. Allemaal onderzoeken ze ‘lezen’ op een andere manier. Neurobiologen brengen de hersengebieden in kaart die met elkaar interacteren. Cognitief psychologen doen aan eyetracking: ze kijken naar de oogbewegingen bij het lezen van scherm. Boekwetenschappers proberen in te schatten hoe ‘de leescultuur’ verandert. De verhouding tussen ‘leren lezen’ en ‘lezen om te leren’ is voer voor onderwijskundigen. Ten slotte kijken cultuursociologen en cultureel economen naar de transformatie van het literaire veld respectievelijk de boekproductieketen.
Dagbladen, 16.10.2015 (CC-BY 4.0)
Zet al die disciplines bij elkaar en er ontstaat een Babylonische discussie over begrippen die erg op elkaar lijken maar iets héél anders blijken te betekenen, zoals deep reading of metacognition. Ondanks de terminologische hutspot en uiteenlopende meetinstrumenten ontstaat er toch een gemene deler. Want we zijn allemaal onderzoekers en hebben op onze manier gelijk. Ondanks de scepsis over elkaars werk moeten we toch maar eens samen een boek gaan schrijven. Ook als e-boek verkrijgbaar en als het even kan in open access. Zodat iedereen het kan lezen (wat dat dan ook moge zijn).
Enkele weken geleden schoof ik bij het netwerk aan in het Hongaarse Szeged, een universiteitsstad ter grootte van Groningen en Nijmegen. Waar een taal heerst die ik wel en niet kan lezen, om het even of van papier of van scherm. En waar ik observeerde dat hoe meer bier er in cognitief-psychologische leesonderzoekers gaat, hoe minder zij het over cognitie en hoe meer over emotie hebben.
Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 8, 5 november 2015.
Posted by Frank Huysmans on 6 november 2015 | Posted in columns, onderzoek, vakpublicaties, WareKennis |
De keukentrap aan de achterzijde van het Bungehuis. Bron: spunk.nl
Hét beeld van de protesten aan de Universiteit van Amsterdam in het afgelopen collegejaar is voor mij dat van de keukentrap. Die stond als een Fremdkörper aan de achterzijde van het Bungehuis. De voordeur aan de Spuistraat was dicht gebarricadeerd, maar aan het Singel kon op twee meter boven de kade een raam open. Twee bibliothecarissen klommen via die trap naar binnen om eens te bekijken hoe de bibliotheek erbij lag. Sommige bezetters hadden er geslapen. Verder viel de ‘schade’ erg mee. Een bibliotheek mol je niet.
Studenten en medewerkers van de faculteit geesteswetenschappen, later ook van andere faculteiten, protesteerden tegen – in de kern – de teloorgang van de idee van de universiteit. Wat die idee is? Denk aan ‘universeel’, van alle markten thuis. Een brede opleiding waarin niet alleen vakkennis aan bod komt. De universiteitsstudent gaat mee op reis langs alle domeinen des levens: intellectuele, ethische, logische, artistieke. Opdat deze bestuurders in spe al die aspecten betrekken in hun toekomstige afwegingen.
Ironisch genoeg waren het nou net bestuurders tegen wie de protesten zich richtten. Die waren volgens de bezetters te druk met het managen van de eigen organisatie en hielpen daarmee paradoxaal genoeg de universiteit-als-idee om zeep. En ze hadden een punt: als studies worden opgedoekt zodra de universitaire vastgoedportefeuille in waarde daalt, is er iets goed mis.
Organisaties raken na verloop van tijd datgene kwijt waarvoor ze waren opgericht.
Het is bijna een wetmatigheid: organisaties raken na verloop van tijd datgene kwijt waarvoor ze waren opgericht. De aandacht richt zich op het voortbestaan en het beheersen van de interne dynamiek. Op een dag is er een lief-en-leed-potje voor het personeel. En wordt er vergaderd zonder dat de deelnemers kunnen uitleggen waarom. Bezuinigingen worden waargenomen als een doelgerichte aanval op de eigen club. Logisch, geen enkele directeur of bestuurder zet graag mensen op straat, laat staan dat hij of zij degene wil worden die de tent moet opdoeken.
Je ziet het ook bij de bibliotheken en provinciale serviceorganisaties, honderdzeventig in getal. Evenzovele directeur-bestuurders leggen verantwoording af aan hun raden van toezicht of bestuur en gemeenten of provincies. Niet aan elkaar of aan de burger om wie het eigenlijk gaat. Dat diens behoeften veranderen en dat de afstemming van aanbod op vraag zo langzaamaan begint te wringen, valt niet op zolang toezichthouders en subsidiegevers de directeur er niet op afrekenen.
Als het, zoals nu, hommeles is over de e-book-uitleen tussen ministerie en KB enerzijds, en de bibliotheken en VOB anderzijds, hoop ik maar dat men het eigen organisatiebelang vlug opzij kan zetten. En dat de ingevlogen ‘verkenners’ de meute ervan kunnen doordringen dat die microbelangetjes er niet toe doen. Tip: jaag die bestuurders op een wankele, twee meter hoge, ontregelende keukentrap. En laat ze eens van buiten naar binnen kijken hoe hun bibliotheek er eigenlijk bij ligt.
Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 7, oktober 2015.
Posted by Frank Huysmans on 3 oktober 2015 | Posted in beleid, columns, onderwijs, opinie | Tagged bibliotheken, openbare bibliotheken, organisaties, protest, reorganisatie, universiteit
|