Onlangs keek ik een paar afleveringen van Ongehoord Nieuws. Ik had me voorgenomen om de programma’s en podcasts van Ongehoord Nederland (ON) te mijden als de Privé in de snackbar. Nu Henk van der Meijden is geridderd voor zijn bijdragen aan de Nederlandse journalistiek en cultuur moet ik dat blad toch af en toe openslaan. En kijk ik Ongehoord Nieuws om een idee hebben waar alle heisa over gaat.
Mediakritiek gaat in Nederland eerst en vooral over de vorm, niet over de inhoud. Dus laten we beginnen met de talkshowtafel. Die is hoog. En breed. FVD’er Pepijn van Houwelingen, die geregeld mag aanschuiven, hoeft niet verder te zoeken naar een geschikte tafel voor zijn tribunalen.
Het imposante meubelstuk nodigt door de afstand tussen presentatoren en gasten niet echt uit tot gedachtenwisseling. Dat maakt het ding echter uitermate functioneel. Het botsen der opinies blijkt namelijk niet het doel van het programma. Ten eerste komen er louter mensen voor wie de VVD nog een socialistisch broeinest is. En voor zover er binnen deze monocultuur verschillen van mening bestaan, zijn presentatoren Arlette Adriani en Raisa Blommestijn daar niet in geïnteresseerd. Gasten worden niet lastiggevallen met tussenvragen of tegenwerpingen. Hun monologen worden aangehoord en met instemming begroet. En door naar het volgende onderwerp: “blanken die in elkaar worden geslagen door negers”.
Het botsen der opinies blijkt namelijk niet het doel van het programma.
Ongehoord is het zeker – maar is het ook ‘nieuws’? In de intro wordt het als ‘opinie-programma’ ingeleid. Dat het onderscheid tussen nieuws en opinie is losgelaten, lijkt een trucje om onder de journalistieke tucht van de NPO-ombudsman uit te komen. Zorgelijker nog is dat opinies er niet op kennis of feiten hoeven te zijn gebaseerd. Insinuaties uit podcasts of columns van gelijkgestemden (Café Weltschmerz, Gijrath en De Vlieger, De Dagelijkse Standaard, Wynia’s Week) worden overgenomen en “ontzettend schokkend” genoemd. “Als dit waar is, is het echt heel erg.” Zo gauw er tegengas wordt gegeven, trekt men de keutel snel weer in. Daarvoor is er op de website van ON de rubriek ‘Oeps’. “Belangrijk is te benadrukken dat er nooit gesteld noch geïnsinueerd is dat het hier ging om een vaststaand gegeven.”
Resteert de vraag of de deelnemers aan het programma de insinuaties en complottheorieën zelf ook geloven. Kamerleden als Van Haga, Jansen en Van Meijeren komen behoorlijk intelligent over. Idem de doctores Baudet, Blommestijn, Cliteur, Van Houwelingen en meester Vlaardingerbroek. Allemaal diep in het konijnenhol? Dat gaat er bij mijn reptielenbrein niet in.
Maar… Dat zou betekenen dat er een groot complot bestaat van uiterst rechtse omroepbestuurders, politici en rechtsfilosofen. Die parasiteren op de goedgelovigheid van Nederlanders die zich hebben laten flessen door de algoritmes van Twitter, Facebook en YouTube. En dat mogen doen met 3,6 miljoen aan gemeenschapsgeld.
Als dit waar is, is het echt heel erg.
Correctie 28 november 2022: In de tekst van deze column zoals die is afgedrukt in Vakblad IP is Eva Vlaardingerbroek opgenomen in het rijtje ‘doctores’. Zij is echter niet gepromoveerd; ze is in 2019 afgestudeerd (cum laude) als rechtsfilosoof aan de Universiteit Leiden.
Deze column verscheen in Vakblad IP | Informatieprofessional, jaargang 25 nummer 8, november 2022.
Posted by Frank Huysmans on 29 november 2022 | Posted in columns, opinie, satire, vakpublicaties | Tagged NPO, Ongehoord Nederland, Ongehoord Nieuws, publieke opinie
|
Plenair debat Tweede Kamer, 19 mei 2022 (screenshot)
Moest het parlement nou echt zes uur lang debatteren met de minister-president over hoe en waarom hij sms’jes verwijderde van zijn oude Nokia? Het is oorlog in Europa. Gas, stroom en benzine zijn onbetaalbaar. Asielzoekers slapen op stoelen. Door stikstof ligt de bouw stil. En wat doet de oppositie in de Kamer? Die grijpt een bericht in de Volkskrant aan om populistisch op de premier in te hakken.
Zo ziet althans De Correspondent-correspondent Jesse Frederik het. In een column die hij uitsprak bij Raad van State noemt hij het onderzoekspopulisme: “Appjes, sms’jes, notulen, nota’s, notities, conceptverslagen, brieven, faxen, telegrammen, rooksignalen – alles moet boven water.” Alleen al van dit spervuur aan informatieverzoeken gaat de suggestie uit dat de regering cruciale informatie achterhoudt. En dus gewantrouwd moet worden.
Boze Kamerleden en een geïrriteerde premier: gefundenes Fressen voor de nieuwsmedia. Juist daarom moeten zij zich niet in dit spelletje laten meeslepen, zegt Frederik. De echte schandalen liggen voor het oprapen in documenten die al openbaar zijn maar waarvoor niemand zich interesseert. Zie de toeslagenaffaire. Die had al veel eerder aan het licht kunnen komen. Indicaties waren er genoeg; die vielen alleen niemand op. Men had het te druk met ophef.
Over ‘inquisitiedemocratie’ en medialogica, de (te) innige verstrengeling van pers en politiek, werd al in 2003 de noodklok geluid. Los daarvan was het sms-debat op 19 mei allesbehalve betekenisloos.
Wat is het geval? Sinds eind 2019 proberen de regeringspartijen in Rutte-III en -IV de informatieplicht aan de Kamer uit te hollen. Tot dan toe was het voor iedereen helder: artikel 68 van de Grondwet verplicht de regering ertoe alle informatie te verstrekken waar Kamerleden om vragen. Toen ineens begon minister Knops een rookgordijn op te trekken. Artikel 68 zou de regering alleen verplichten tot het geven van een beknopte samenvatting van hoe beleid tot stand is gekomen. Bij het aanleveren van alle onderliggende documenten is immers niemand gebaat. Te veel werk voor ambtenaren en te veel dossiers voor de parlementariërs om door te spitten. Bovendien zou het ‘intern beraad’ tussen ministers en ambtenaren bloot komen te liggen. Niet goed voor de eenheid in het kabinetsbeleid. En als de Kamer toch de onderliggende documenten wilde hebben, moest het de regering maar dwingen – bij meerderheid.
De Kamer vertrouwde het zaakje niet en werd daarin nadrukkelijk gesteund door een keur aan staatsrechtgeleerden. Het is niet aan het kabinet om te bepalen op welke informatie Kamerleden recht hebben, en al helemaal niet om dit bij meerderheid af te laten dwingen. Toch houdt de premier sindsdien koppig vast aan wat de ‘Rutte-doctrine’ is gaan heten. Keer op keer moet de oppositie de boel laten escaleren om de informatie te krijgen waar ze recht op heeft. Het ‘onderzoekspopulisme’ is verleden tijd du moment de premier zijn doctrine laat varen – en de Grondwet weer respecteert.
Deze column verschijnt in Vakblad IP | Informatieprofessional, jaargang 26 nummer 6, augustus 2022.
Naschrift 13 juni 2022
Het kabinet Rutte-IV heeft in antwoord op een verzoek van Volkskrant-journalist Frank Hendrickx laten weten dat sms-verkeer tussen bewindspersonen niet wordt geopenbaard. Zie dit bericht en dit opiniestuk van hoogleraar staatsrecht Wim Voermans (Universiteit Leiden).
Op dinsdag 14 juni van 17-19 uur houdt de commissie Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer een rondetafelgesprek over archivering van stukken door bewindspersonen onder de archiefwet en de Woo/Wob. Deelnemers zijn Voermans, archiefwetenschapper Charles Jeurgens (Universiteit van Amsterdam), directeur Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding (RDDI) Jacqueline Rutjens en hoofdinspecteur van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed Olaf Andersen. Ter tafel komen ook position papers van landsadvocaat Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn en Woo/Wob-expert Roger Vleugels.
UPDATE 15 juni: de landsadvocaat heeft, onder beroep op zijn geheimhoudingsplicht, voor de uitnodiging bedankt, daartoe gedekt door de premier. Het debat is hier (of op de site van de Tweede Kamer) te bekijken:
Enkele citaten uit het position paper van Jeurgens waaruit is op te maken dat de uitspraak van premier Rutte op 19 mei, dat hij bij het opschonen van de sms’jes op zijn telefoon “naar de letter en de geest van de wet” heeft gehandeld, niet juist is (de vetgedrukte passages zijn van Jeurgens):
- “Een kernaspect van de AW is dat vernietiging van archiefbescheiden slechts plaatsvindt als er een grondslag voor is, die in een formeel vastgestelde selectielijst is vastgelegd. Bewindslieden maken niet zelf de inschatting of een document van belang is en ‘gearchiveerd’ moet worden.”
- “Alle documenten die voortkomen uit het handelen van een ambtenaar of bestuurder zijn op basis van de definitie (Archiefwet 1995, artikel 1) archiefbescheiden en vallen daarmee dus onder de Archiefwet. Dit betekent dus dat ook appjes, sms’jes en andere vormen van communicatie waarbij gegevens worden vastgelegd onder de Archiefwet vallen als die betrekking hebben op werkgerelateerde activiteiten van een bestuurder of ambtenaar.”
- “[B]estuurders en ambtenaren [kunnen] niet naar eigen goeddunken .. omgaan met documenten die onder de Archiefwet vallen. Vernietigen van archiefbescheiden kan slechts plaatsvinden wanneer daarvoor een grondslag bestaat. Die grondslag wordt bepaald in selectielijsten…”
- “[D]e meeste informatie die in overheidsorganisaties omgaat [wordt] niet in een DMS [documentmanagementsysteem] .. beheerd maar in werkapplicaties, databases etc. Het gevolg: bij Wob/Woo procedures kost het veel tijd en moeite om de benodigde gegevens bij elkaar te sprokkelen. Er is geheel tegen de letter en de geest van de archiefwet een neiging om alleen de informatie die in zulke formele DMS- en zaaksystemen is vastgelegd als archiefbescheiden te beschouwen. Door die beperkte invulling wordt reconstructie van het feitelijk handelen ernstig belemmerd.”
Een andere indicatie dat het kabinet Rutte-IV de informatieplicht aan de Tweede Kamer ontwijkt, is te vinden in de beantwoording van vragen vanuit de oppositie door minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport, VWS). Achtergrond van de vragen is dat uit onderzoek van journalist Milena Holdert van het programma Nieuwsuur (NTR/NOS) is gebleken dat het ministerie van VWS achteraf de notulen van een vergadering van het onafhankelijke Outbreak Management Team (OMT) heeft veranderd. Dit met als doel het OMT-advies in lijn te brengen met de beleidslijn van het ministerie zelf.
De betreffende vergadering van het OMT, dat onder verantwoordelijkheid staat van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), vond plaats op 14 april 2020. Er is een schriftelijk verslag van gemaakt, dat dus achteraf op verzoek van een ambtenaar van VWS zou zijn aangepast. (Het RIVM is een agentschap van VWS maar is onafhankelijk zoals vastgelegd in artikel 5 van de Wet op het RIVM.)
Uit de antwoorden van minister Kuipers blijkt dat er van deze vergadering een geluidsopname is gemaakt die de basis is geweest voor de uitwerking van het schriftelijke verslag. Onduidelijk is echter of die opname nog bestaat. Mocht dat het geval zijn, dan willen tien van de (thans) twintig Kamerfracties over de opname kunnen beschikken. Merk echter op dat minister Kuipers in het midden laat of de geluidsopname nog bestaat of te herstellen is, ondanks dat daarnaar in de vragen 5 en 8 expliciet wordt gevraagd. De minister geeft alleen aan dat van een eventuele vernietiging van de opname geen proces-verbaal is opgesteld. Mogelijk bestaat de opname dus nog, en als dat het geval is, zou deze moeten worden verstrekt als Kamerleden de minister daarom verzoeken. Maar hoe kunnen ze te weten komen óf de opname nog bestaat als de regering bij monde van de minister die vraag ontwijkt?
UPDATE 3 oktober: In het rapport De archivering van chatberichten bij het ministerie van Algemene Zaken: Rapport over de naleving van de Archiefwet concludeert de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed na onderzoek dat de wijze waarop premier Rutte en het ministerie van Algemene Zaken om zijn gegaan met de archivering van tekstberichten niet voldoet aan de Archiefwet. Uit de samenvatting op pagina 4:
- “De Inspectie constateert dat organisaties binnen de Rijksoverheid menen een zekere interpretatieruimte te hebben voor welke informatie precies gearchiveerd moet worden. De Inspectie vindt het daarom wenselijk dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die verantwoordelijk is voor de Archiefwet, verduidelijkt wanneer informatie een archiefstuk is.
- De rijksbrede instructie bevat criteria om te bepalen welke chatberichten moeten worden bewaard. Deze instructie is niet in lijn met de Archiefwet. De Inspectie vindt dat het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de instructie moet aanpassen.
- De chatberichten van de minister-president zijn onvoldoende gearchiveerd. De premier archiveert zelf geen chatberichten. Daar moeten zijn ambtenaren voor zorgen. Ontvangen chatberichten stuurt de premier vrijwel altijd door naar een ambtenaar. Bij verzonden chatberichten is dit niet altijd het geval. De ambtenaren maken een selectie uit de doorgestuurde chatberichten en uit chatconversaties waar zij samen met de premier aan deel namen. Bij de keuze welke chatberichten moesten worden bewaard, handelden de minister-president en zijn ambtenaren volgens de rijksbrede instructie, maar niet altijd volgens de Archiefwet.
- Hoe vaak chatberichten niet zijn gearchiveerd die daar op grond van de Archiefwet wel voor in aanmerking kwamen, kan de Inspectie niet nagaan. Veel chatberichten zijn immers gewist.
- De manier waarop chatberichten van de minister-president werden bewaard, leidde tot gegevensverlies. Bij doorsturen van chatberichten is bijvoorbeeld niet meer te zien wanneer het oorspronkelijk is ontvangen. Ook bij het maken van een screenshot gaat (context-)informatie verloren. Het ministerie van Algemene Zaken heeft nog geen werkwijze om chatberichten te bewaren zonder gegevensverlies.
- Het ministerie van Algemene Zaken moet de richtinggevende capaciteit voor de informatiehuishouding versterken en meer sturen op archivering. Voor het archiveren van chatberichten, ook die van de premier, moet het ministerie van Algemene Zaken betere afspraken maken. Daarnaast moeten de archiefsystemen worden verbeterd. Het ministerie is daar al mee gestart.
- Het ministerie van Algemene Zaken is niet het enige departement dat chatberichten beter moet archiveren. Alle ministeries zoeken nog naar een goede technische en organisatorische oplossing.”
Posted by Frank Huysmans on 13 juni 2022 | Posted in beleid, columns, opinie, vakpublicaties, WareKennis | Tagged Artikel 68 Grondwet, bestuurlijke transparantie, burger, grondwet, informatie, informatiebeheer, informatiebeleid, informatiehuishouding, informatieprofessionals, kabinet, openbaarheid, openheid, parlement, parlementaire ondervragingscommissie, Raad van State, regering, Rutte, Rutte-doctrine, sms, staatsrecht, transparantie, Tweede Kamer, Wet open overheid, Wet openbaarheid van bestuur, Wob, Woo
|
Roeterseilandcampus Universiteit van Amsterdam (CC0)
Ortega Cuna. Giaciu. Santos Apong. Nikulaite. Van Raaij. Gaia da Minho Ferreira. Darzyle. Lakhrateeva. Xien. Garabezo. Het is een divers gezelschap waarvan ik de achternamen in mijn mailbox vind, drie dagen voor het eerste college. Honderdtweeënzestig bachelorstudenten hebben zich ingeschreven voor het keuzevak dat ik doceer. Afgaand op hun voor- en achternamen gok ik dat ruim honderd van hen uit andere landen afkomstig zijn.
Internationalisering in het hoger onderwijs is goed, daarover geen misverstand. De specialisering in de wetenschap is zo ver voortgeschreden dat er wereldwijd maar een paar groepen of labs zijn waar je een onderwerp goed kunt onderzoeken. Een studieverblijf in zo’n groep kan de raketstart zijn van een loopbaan in de wetenschap of het bedrijfsleven. Daarnaast leer je Nederlandse normen en gewoontes relativeren en die van andere landen kennen en waarderen. Plus: de vriendschappen die ver van huis ontstaan zijn hecht en gaan lang mee.
Met de internationalisering van het hoger onderwijs zit het inmiddels zo snor dat je je kunt afvragen of het niet een tandje minder kan.
Het motief van politici, PvdA-onderwijseconoom Ritzen in de jaren negentig voorop, om de internationalisering aan te jagen was prozaïscher. Onze concurrentiepositie. Niet achteropraken bij de Britten, Duitsers en Fransen. Nederlandse universiteiten moesten voor talent uit de hele wereld aantrekkelijker worden en onze studenten naar elders. Meer geld dus naar uitwisselingsprogramma’s en de labs van onze topwetenschappers. En belangrijker: de lingua franca van de internationale wetenschap moest standaard worden in het academische onderwijs. Want als Engels spreken en schrijven eenmaal de tweede natuur is, versterkt dat op termijn de positie van Nederland als vestigingsplaats voor het internationale bedrijfsleven.
Screenshot QS university subject ranking 2021
Met dat alles zit het inmiddels zó snor dat je je kunt afvragen of het niet een tandje minder kan. Een jaar of vijf geleden riep een van de global university rankings de Universiteit van Amsterdam uit tot beste plek ter wereld om ‘Communication and Media Studies’ te gaan studeren.
Die hadden we aan de UvA niet zien aankomen. Op zulke ranglijsten dulden Amerikaanse en Britse uni’s in de regel geen concurrentie in de top-tien. Alleen een verdwaalde Zwitser (Zürich, Lausanne) weet zich daar nog wel eens tussen te wurmen. Wij draaien niet onverdienstelijk mee in de Europa en Conference League; iets waar de meeste Duitsers en Fransen alleen maar van kunnen dromen.
De nummer-één-positie van de UvA bleek echter geen incident of rekenfout. Met als gevolg dat de bachelors en masters van Mediastudies en Communicatiewetenschap steeds meer aanmeldingen krijgen. Toen ik een Chinese studente vroeg waarom ze na een bachelor in Auckland voor Amsterdam had gekozen, zei ze: “Yeah, I thought, why not go for the best?” Een studie in Nederland is verhoudingsgewijs ook nog eens very affordable indeed. Voor het volgende studiejaar ligt, als de vooraanmeldingen niet bedriegen, een nog grotere toestroom in het verschiet.
De brievenbussen van de belastingontwijkende globale elite faciliteerden we al op de Zuidas. Gaan we op het Roeterseiland ook nog de studie van hun kinderen voor onze rekening nemen?
Deze column verscheen in IP | Vakblad voor Informatieprofessionals, jaargang 25 nummer 2, maart 2022.
Posted by Frank Huysmans on 18 maart 2022 | Posted in columns, onderwijs, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged Engelstalig onderwijs, globalisering, hoger onderwijs, internationalisering, universiteit, Universiteit van Amsterdam, UvA
|