De Korenbeurs, hoofdvestiging van de openbare bibliotheek Schiedam, 100 jaar oud op 3 maart 2020
Dit essay schreef ik in de laatste weken van 2019. Het verscheen in een boek dat op 3 maart 2020 werd gepresenteerd in de hoofdvestiging van de openbare bibliotheek in Schiedam, de Korenbeurs, op de dag dat de bibliotheek een eeuw oud werd. De bijeenkomst had de aftrap moeten worden van een maand van festiviteiten rond het honderdjarig bestaan. Vanwege het coronavirus golden er al enige voorzorgsmaatregelen, maar van de anderhalve meter hadden de aanwezigen nog niet gehoord. Anderhalve week later ging het land in ‘intelligente lockdown’. Van het eeuwfeest kwam (evenals van de feestelijkheden rond de opening van de Utrechtse bibliotheek) weinig meer terecht. Bibliotheekvestigingen bleven dicht. Papieren boeken werden in het voorjaar nog maar mondjesmaat uitgeleend via reserveer-en-afhaaldiensten en bezorging aan huis. De online bibliotheek was er natuurlijk nog wel, en in verband met de lockdown ging de ‘vakantiebieb’ open met e-books die ook gratis te lezen waren voor niet-bibliotheekleden. Het lenen van e-books en luisterboeken kreeg hierdoor een behoorlijke impuls. Toen tegen de zomer de maatregelen werden losgelaten, keerden leners en bezoekers – en kopers in de fysieke boekhandel – weer terug. Inmiddels (9 november) zitten we in de ’tijdelijk verzwaarde tweede gedeeltelijke lockdown’ en is het nog onduidelijk hoeveel bibliotheekvestigingen in de periode 4-18 november open zullen zijn (het kabinet kondigde eerst een sluiting af, maar kwam daar onder druk van de Tweede Kamer gedeeltelijk van terug). In de boekverkoop is al wel te zien dat de online verkoop van boeken en e-books weer groeit en de verkoop in de fysieke winkels daalt. Het is nog niet te zeggen of de lockdowns een blijvend effect zullen hebben op de verhouding lezen van papier/lezen van schermen, in het nadeel van papier. Het tijdelijk aangewezen zijn op het lezen van scherm zou tot gewenning en acceptatie kunnen leiden. Dat zou het betoog hieronder kunnen ondergraven. Gezien het ’terugveren’ van het lenen en kopen van papieren boeken in de periode tussen de lockdowns heb ik er vertrouwen in dat het betoog in de kern overeind blijft.
We schrijven het jaar tweeduizendtien. Het tijdperk-Balkenende maakt plaats voor het tijdperk-Rutte. Nederland wordt weer eens tweede bij het wereldkampioenschap voetbal. De Stichting Openbare Bibliotheek Schiedam bestaat negentig jaar. En in de openbare bibliotheekwereld begint men goed nerveus te worden van het e-book.
Niet omdat men zélf denkt dat het laatste uur heeft geslagen. Maar omdat de buitenwacht dat wel lijkt te denken. Waarom zouden mensen nog op de fiets door regen en wind naar de bieb gaan als ze maar een paar muisklikken verwijderd zijn van diezelfde boeken, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week? Een e-book kopen is duurder dan een boek lenen, akkoord, maar in buurthuizen en op tennisbanen gaan usb-sticks en cd-roms van hand tot hand met daarop duizenden boektitels. En anders heeft de doorsnee lettervreter altijd wel een handig neefje dat diezelfde titels tijdens een zondagmiddagvisite van het internet kan halen.
Kortom: in 2010 kon je als bibliotheek je eeuwfeest maar beter achter de rug hebben.
Streaming content In april van dat jaar stak ik als manager van het kersverse Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) namens u allen belastinggeld in een universitair onderzoek naar de logistiek van bibliotheekboeken. Dat het transporteren van boeken in wat zo mooi het ‘interbibliothecair leenverkeer’ heet efficiënter georganiseerd kon worden, daar was iedereen het wel over eens. De vraag was alleen hoe, en wat daarmee bespaard kon worden. Je zou het niet denken, maar de oplossing van dat probleem was zo ingewikkeld dat er hogere wiskunde aan te pas moest komen. En die moest weer met vereenvoudigende aannames werken, want zelfs supercomputers hadden er anders dagen voor nodig gehad om de uitkomsten uit te kunnen spuwen.
Dacht ik niet ook dat we in 2015 helemaal over zouden zijn op e-books?
Het duurde niet lang voor een prominente bibliotheekdirecteur zich bij me meldde. Of het nog wel zin had om belastinggeld te steken in onderzoek naar fysieke boeken. Want dacht ik niet ook dat we in 2015 helemaal over zouden zijn op e-books?
Het hád gekund. Cd’s en dvd’s hadden al te maken gekregen met digitale piraterij en vervolgens met iTunes en YouTube. De genadeklappen werden uitgedeeld door Spotify en Netflix. Content kwam los van de drager en werd vervolgens niet meer per bestandje verkocht maar in een all-you-can-eat-abonnement verhandeld tegen een vast bedrag per maand. Streaming had de toekomst. Waarom zou het met boeken anders gaan?
Over de top De kans dat innovaties een stille dood sterven is groter dan dat ze oude technologieën overbodig maken. In 2015 was in de leidende Engelstalige markt het hoogtepunt van het e-book en de e-reader al voorbij.[1] De piek lag even daarvoor bij een marktaandeel van tussen de 25 en 30 procent. Inmiddels ligt het weer beneden de twintig procent. Anders gezegd: meer dan tachtig procent van hun omzet halen uitgevers van Engelstalige boeken uit op papier gedrukte boeken. In markten als Duitsland, Spanje, Italië en Nederland heeft het digitale boek een aandeel van nog geen tien procent.[2] Ook het e-book-platform van de Nederlandse openbare bibliotheken[3] en de commerciële abonnementsdienst KoboPlus hebben geen leesrevolutie ontketend, getuige de laatst beschikbare marktcijfers.[4] Wat nog wel lijkt te groeien is de markt voor audioboeken, inclusief de variant waarbij je boeken afwisselend kunt lezen en luisteren.
Wat er aan informatie de wereld rond gaat is minder relevant voor de ontwikkeling van samenleving en cultuur dan de verspreiding van de informatietechnologie zelf: the medium is the message. Deze stelling poneerde Marshall McLuhan in zijn boek Understanding Media (1964). Technologie heft onze fysieke beperkingen op. De uitvinding van het wiel betekende een uitbreiding van onze ‘benenwagen’. De telefoon vergrootte het bereik van onze stem. En zo vormen de elektronische media radio, televisie en ‘automatisering’ (zoals dat toen nog heette) een uitbreiding van ons centrale zenuwstelsel.
Had McLuhan (1911-1980) de opkomst van de homecomputer, het internet, het web en de sociale media meegemaakt, dan was hij daardoor zonder twijfel een nog grotere cultfiguur geworden dan hij bij leven al was. De invasie van de menselijke biologie in het psychische en sociale domein raakte nogal een zenuw. Dat de Canadees, geen natuurwetenschapper maar professor in de Engelstalige letteren, meer uitblonk in het poneren van pakkende metaforen dan in zorgvuldige begripsvorming zij hem vergeven. Wat telt is het inzicht dat het sociale leven soms opmerkelijke parallellen vertoont met biologische processen.
Neem het viraal gaan van grappen, spelletjes en noodkreten op Facebook, Twitter, TikTok, Reddit en in WhatsApp-groepen. We kenden het verschijnsel al van de kettingbrieven (‘Maak tien kopieën van deze brief en geef ze door aan je tien beste vrienden! Anders zal ongeluk je treffen!’). De ene keer wordt de boodschap simpelweg doorgestuurd om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Binnen een etmaal stromen de donaties binnen voor een kind dat een veel te dure medische behandeling moet ondergaan. De andere keer gaat het om een bekende uiting uit de populaire cultuur dat op humoristische wijze wordt toegepast op een actueel thema. Denk aan de vele varianten op de uitspraak ‘One does not simply walk into Mordor’ uit de eerste Lord of the Rings-film. Een plaatje met bovenin het algemene thema en onderin de grap, in het Impact-lettertype (wit met zwarte rand) does the trick. Binnen enkele dagen, soms uren, schudt het web van het lachen om een plotselinge uitbarsting van collectieve creativiteit.
Het sociale leven vertoont soms opmerkelijke parallellen met biologische processen.
Nu bijna de hele wereld stil is komen te staan door een virus dat de verspreiders ervan kan doden, is het lachen ons wel vergaan. Wat ons er allerminst van weerhoudt om via het globale zenuwstelsel boodschappen te verspreiden die de angst verlichten – of juist aanwakkeren. In tijden als deze kan het viraal gaan van misinformatie de crisis veel erger maken dan nodig is. Dan is het van levensbelang dat we het veilige midden houden tussen bagatelliseren en doemdenken, tussen het doorgaan met feesten en het hamsteren van levensmiddelen. Een virus is een parasiet die niet kan overleven en zich niet kan repliceren zonder van organisme op organisme over te springen. Zelfbeheersing kan ons redden. Door gepaste afstand te houden van elkaar en van de verzendknop.
Deze column verscheen in Vakblad IP | Informatieprofessional, jaargang 24 nummer 3, april 2020.
Ik kocht een boek. Het gaat over de toekomst van het boek. Maar het was tweedehands en alweer tien jaar oud. Oud genoeg dus om te bezien of de toekomst inmiddels al een beetje is gearriveerd. Dat blijkt het geval. The case for books: past, present, and future heet het. Boekhistoricus en directeur van de universiteitsbibliotheek van Harvard Robert Darnton beschrijft de voortgaande evolutie van het geschreven en gedrukte woord in digitale tijden. Enthousiast spreekt hij zich uit over de ambitie van Google om een digitale bibliotheek te creëren met het Books Project. Tegelijkertijd benadrukt hij gedecideerd dat het e-book het gedrukte niet zal doen verdwijnen.
Het is ondoenlijk om in Amsterdam les te geven over bibliotheken zonder verleid te worden tot de aanschaf van boeken. Hebben de onderwijsplanners mijn cursus in het P.C. Hoofthuis ingeroosterd, dan kom ik langs Waterstones, American Book Centre en Athenaeum op het Spui. Stoppen ze me in de Oudemanhuispoort, dan moet ik langs de tweedehandsboekenverkopers aldaar – de ‘boekenjoden’ heetten ze in vroeger tijden. En is de plaats van handeling het Oost-Indisch Huis en weet ik onderweg de verlokkingen van de Oudemanhuispoort te weerstaan, dan lokt de Book Exchange(‘An independent, one-man business providing quality used books since 1978’) mij alsnog in een hinderlaag.
Iemand moet hebben gedacht: hier zit handel in. Hij of zij ‘leende’ een paar boeken in Rotterdam en verpatste die in Amsterdam.
Zes euro vijftig wilde de antiquaar ervoor hebben. De prijs was met zacht potlood in de rechterbovenhoek van de eerste bladzijde gekrabbeld. Daarnaast stempels en een ex libris van de Leeszaal Rotterdam West. Die leeszaal is opgericht in de periode 2011-2013, uit protest tegen de voorgenomen sluiting van wijkvestigingen door de Bibliotheek Rotterdam. Iedereen zou op afzienbare termijn e-books gaan lezen. Bibliotheek en politiek kwamen een strategie overeen: sluit de kleine vestigingen die toch bijna nooit open zijn. Zet er enkele grotere voor in de plaats, met ruimere activiteitenprogrammering en openingstijden.
Oud-West was not amused. Onder aanvoering van twee ervaren sociaal werkers werd de Leeszaal Rotterdam West opgericht. Door en voor de wijk. Sociale vernieuwing, participatiesamenleving, noem het zoals je wilt, maar het kwam van de grond en is springlevend. Met een collectie die door ex-bibliothecaressen werd samengesteld uit vele, door sympathisanten gedoneerde bananendozen vol boeken. Zonder uitleenfunctie en gratis. Als je een boek thuis wilde lezen, nam je het maar mee en bracht je het terug als je het uit had. Of niet.
Iemand moet hebben gedacht: hier zit handel in. Hij of zij ‘leende’ boeken in Rotterdam en verpatste die in Amsterdam. Dat is nog eens VOC-mentaliteit, dacht ik – ik was ten slotte op weg naar college in het Oost-Indisch Huis. Ik zag het Leeszaal-stempel naast de met potlood aangebrachte prijs, grinnikte om de symboliek en rekende af.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid