innovatie van de publieke informatievoorziening

IFLA Trend Report: impuls voor professionalisering

Waar moet het heen met de bibliotheken? Onder bibliothecarissen lijken zich twee overtuigingen af te tekenen. Eén: er zal altijd behoefte blijven aan bibliotheken. En twee: we hebben geen idee hoe ze er in de toekomst uit zullen zien. Althans, dat was af te lezen aan het thema van het 79e World Library and Information Congress van de IFLA deze zomer in Singapore: Future libraries: infinite possibilities. Als de mogelijkheden grenzeloos zijn, is het toekomstperspectief zacht gezegd niet erg helder. Is er niet vooral behoefte aan een stip op de horizon?

131004_IFLA-trend-reportGelukkig deed IFLA haar best om de waaier aan mogelijkheden een beetje dicht te schuiven. Op maandag 19 augustus lanceerden voorzitter Ingrid Parent en directeur Jennefer Nicholson een nieuw trendrapport in aanwezigheid van een flink deel van de congresdeelnemers. Hoewel: de naam Trend Report bleek een tikje misleidend. Wat werd gepresenteerd was een zestien pagina’s tellend ‘insights document’ met als titel Riding the waves or caught in the tide? en een website.

Op die site is meer te vinden. Onder andere een literatuurstudie naar relevante trends, een uitgebreide lijst van bronnen (met doorklikmogelijkheid) en een discussieplatform. De intentie met de trendstudie, zo lichtten Parent en Nicholson toe, is dat bibliothecarissen wereldwijd het gesprek met elkaar aangaan over wat trends als deze gaan betekenen voor het bibliotheekwerk en –vak zoals we het lange tijd hebben gekend. In de woorden van de voorzitter: “The Trend Report isn’t looking at libraries in the information environment – it’s looking across society. The Trend Report is the starting point for libraries to work back from, and consider how they fit into the new global economy.”

Dat daarbij keuzes moesten worden gemaakt, spreekt vanzelf. Als je maar breed en diep genoeg zoekt, is het aantal maatschappelijke ontwikkelingen dat op de een of andere manier de bibliotheken raakt overweldigend. IFLA heeft er wijselijk voor gekozen er vijf uit te lichten. Dit zijn ze:

  1. Nieuwe technologieën zullen de toegang van groepen mensen tot informatie zowel verruimen als beperken
  2. Online onderwijs zal het traditionele leren ingrijpend veranderen
  3. De grenzen van databescherming en privacy zullen opnieuw worden vastgesteld
  4. Hyper-verbonden samenlevingen zullen naar nieuwe groepen luisteren én hen ‘empoweren’
  5. De globale informatie-economie zal door nieuwe technologieën een verandering ondergaan

Het eerste dat opvalt is dat al deze trends met veranderingen in technologie verband houden. Met de gekozen formuleringen wordt gepoogd onder woorden te brengen hoe de maatschappij probeert om te gaan met de digitalisering van informatie. Domeinen als onderwijs, economie, sociale cohesie en de privésfeer staan daarin centraal. Ontwikkelingen in die domeinen zelf, los van digitalisering, komen in het rijtje niet voor.

“The Trend Report isn’t looking at libraries in the information environment – it’s looking across society. The Trend Report is the starting point for libraries to work back from, and consider how they fit into the new global economy.”

Ten tweede: niet alles lijkt even solide onderbouwd. Met name de tweede trend roept (in elk geval bij ondergetekende) de vraag op of die zich zal materialiseren. De opkomst van de massive open online courses (MOOCs) en andere vormen van online onderwijs lijkt van nog te recente datum te zijn om te kunnen zeggen dat het traditionele leren echt ingrijpend zal veranderen. Het afstandsonderwijs van de open universiteiten zoals we dat al enkele decennia kennen heeft het ‘fysieke’ onderwijs aan reguliere universiteiten niet omvergeworpen. Het is er vooral een welkome aanvulling op geweest. Hetzelfde kan mogelijk bij de MOOCs over twintig jaar terugkijkend worden vastgesteld. Hoe dan ook is de opkomst van het verschijnsel ‘open’ – het gratis (en niet zelden ook in auteursrechtelijke zin ‘vrij’) beschikbaar maken van content – relevant voor bibliotheken.

Ingrid Parent (foto: Mark Koh, IFLA HQ; CC-BY)

Ingrid Parent (foto: Mark Koh, IFLA HQ; CC-BY)

In haar speech maakte Ingrid Parent duidelijk dat het niet om vijf geïsoleerde trends gaat. In de praktijk werken ze op elkaar in. Ze gaf een paar verhelderende voorbeelden. Wat te doen als je als bibliotheek mensen met een Google Glass op hun neus binnen krijgt? Van oudsher hebben (zeker de openbare) bibliotheken betoogd dat zij veilige plekken zijn. Je kunt er alles uit de kast trekken en tot je nemen zonder dat er iemand over je schouder meekijkt. Kun je die pretentie nog wel waarmaken als er van die slimme brillen door je gebouw lopen? Recent is onthuld dat in ieder geval Google altijd door de brillen kan meekijken. We kunnen vermoeden dat dat dan ook voor geheime diensten in sommige (?) landen geldt. Hoe los je als bibliotheek de spanning op tussen de privacybescherming van de een, en de vrijheid van de ander om zo’n bril te kunnen dragen in een openbare instelling?

Verder: de datasporen die gebruikers achterlaten zijn voor bibliotheken instrumenteel in het verbeteren van hun dienstverlening. Zeker als er e-books gestreamd worden, krijgen bibliotheken in potentie een schat aan gegevens die veel kan leren over hoe boeken daadwerkelijk gelezen worden. Hoever kunnen ze gaan in het verzamelen en combineren van gebruik(er)sregistraties?

Uiteraard zijn er de nu al prangende kwesties rond het digitaliseren van materialen, auteursrechtelijke beperkingen bij het uitleveren daarvan, het ontwikkelen en promoten van metadatastandaarden en het converteren van oude formats naar nieuwe. Dit brengt stijgende kosten voor digitalisering met zich mee, terwijl de fysieke conservering niet direct minder gaat kosten. Hoe lossen bibliotheken dit op in economisch niet bijster florissante tijden?

En dan is er nog het probleem van de big data en de verhouding tussen bibliotheken en de overheden die hun financieren. Van oudsher hebben bibliotheken zich sterk gemaakt voor creativiteit en de vrijheid van meningsuiting, en overheidscensuur bestreden. Zodoende hebben ze nieuwe sociale bewegingen gesteund. Maar in hoeverre zullen ze daartoe nog steeds in staat zijn in een samenleving waarin the powers that be toegang hebben tot veel gegevens en grassroots activism in een vroeg stadium kunnen opsporen en tegenwerken?

Vragen, vragen. Het opwerpen en bediscussiëren daarvan is, aldus de IFLA-voorvrouwen, het eigenlijke doel van het IFLA Trend Report. Daarmee maakten ze het rapport immuun voor kritiek in de trant van ‘hebben we dit al niet eerder gezien’. Inderdaad kun je je bij sommige van de vijf trends afvragen of ze in de kern zoveel verschillen van degene die vijf of tien jaar geleden werden geïdentificeerd door onder andere OCLC Research. Wie de achterliggende documenten op de website bekijkt, ziet dat er veel meer voer voor discussie is dan de vijf trends alleen. Zo wordt er ook aandacht besteed aan niet-technologische trends. Denk aan ongelijkheden tussen groepen naar leeftijd en etniciteit op lokale, nationale en globale schaal.

Nieuw is wel dat de wereldbibliotheekfederatie zo’n trendverkenning publiceert en haar leden oproept om via de website met haar en met elkaar in discussie te gaan over wat dit alles gaan betekenen voor bestaande concepties over wat een ‘bibliotheek’, een ‘collectie’, ‘informatiedienstverlening’ is. Waarmee ze de professionaliteit in de bibliotheekbranche een impuls geeft. De nieuwe voorzitter, Sinikka Sipilä, toonde zich vastbesloten om dit stokje van haar voorganger over te nemen, toen ze in haar eerste toespraak stelde dat wat haar betreft het IFLA Trend report een “crucial tool for libraries to position themselves in the changing information landscape” is.

Dat zal nog moeten blijken. Vooralsnog loopt het niet storm in de discussieruimte, die pas na registratie als gebruiker van de site toegankelijk is. Veel zal afhangen van de professionele houding van bibliothecarissen en hun verenigingen op deze aardbol in het riding the waves, in plaats van being caught in the tide.

Dit artikel verscheen in Informatieprofessional, jaargang 17 nummer 7 (pp. 10-11), 26 september 2013

Creative Commons License
IFLA Trend Report: impuls voor professionalisering by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 4 oktober 2013 | Posted in beleid, onderzoek, vakpublicaties, WareKennis | Tagged , , , | Reactie

Over een blocnote, Spotify en het Cdim-akkoord

Gesproken column Centrale Discotheek Rotterdam/MuziekWeb
dinsdag 25 juni – Euromast Rotterdam

De eerste keer dat ik met een gitaar op een podium stond, was ik tien jaar oud. Hoeveel mensen in deze zaal kunnen dat ook zeggen, dat ze voor of op hun tiende op een podium stonden met hun bandje? Nou?
En ik zeg dat niet om op te scheppen hoor. Het is gewoon lekker binnenkomen. Ja. Je hebt toch een beetje de zenuwen, als je voor een zaal met bibliothecarissen een column over muziek in de bibliotheek moet uitspreken. Dan is het wel lekker om meteen aan het begin een lange neus te kunnen maken. Voel je je toch wat zekerder.

Wat ook kan helpen tegen de zenuwen, dacht ik toen ik dit zat voor te bereiden, is een paar keer Spotify zeggen. Gewoon: Spotify. Even de verhoudingen duidelijk maken. Eerst eens zo langs de neus weg. Spotify. Dan wat luider en goed gearticuleerd. Dat je het kunt liplezen. Spo-ti-fy! En als dat nog niet helpt, nog harder. Spotify!! Of echt brullen, als dat goed voelt. SPOTIFY! SPOTIFY! SPOTIFAAAII!!! Jaaaa. Dat voelt een stuk lekkerder.

Niet dat ik u wil kleineren hoor. Echt niet. Maar nu ik u toch in de touwen heb hangen, moeten we het even over uw sores hebben. Ja. Ik bedoel: muziek in de bibliotheek. Ik heb nog eens naar de cijfers gekeken. Tjongejongejonge. Wat een glijvlucht omlaag was dat zeg, vanaf 2001. Van bijna 4 miljoen uitgeleende cd’s naar nog geen anderhalf miljoen tien jaar later.

Daar word je niet vrolijk van, als je zoals ik van muziek en van bibliotheken houdt. Maar wat kun je doen tegen al dat downloadgeweld… Ik noem een Napster, 1999. LimeWire, 2000. BitTorrent, 2001. Kazaa, ook 2001. Last.fm, 2002. The Pirate Bay, 2003. De iTunes Store, 2003. En dan ook nog SPOTIFAAAII!!, 2008.

Tegen dat allemaal, legaal en goedkoop of illegaal en ‘gratis’, kunnen jullie niet op. Maar het is natuurlijk ook de vraag of het doorpompen van muziek naar jullie leden de kerntaak van de bibliotheek zou moeten zijn. Als een clubje Zweden dat al kan zonder dat mensen ervoor hoeven te betalen… En als die tent op de fles gaat, is er vast wel weer een ander die iets soortgelijks gaat doen. Of we gaan met z’n allen weer gezellig downloaden. Of de kas van Apple verder spekken.

Je moet als bibliotheek dus iets meer te bieden hebben dan content alleen. Waarvoor hadden onze overgrootouders de openbare bibliotheek ook alweer uitgevonden? Juist! Om het volk te verheffen! Of zoals we in onze meer geïndividualiseerde samenleving zeggen: om persoonlijke ontwikkeling te faciliteren.

Persoonlijke ontwikkeling faciliteren. Poepoeh. Hoe doe je dat? Elders heb ik betoogd dat persoonlijke ontwikkeling uit drie dingen bestaat: uit zuivere kennis, praktische kennis en oordeelsvermogen. Ja, beter goed gejat van Immanuel Kant dan slecht zelf bedacht. Of in de woorden van good old Plato – niet te verwarren met de inmiddels failliete platenzaken – het ware, het goede en het schone.

Op de muziek toegepast houdt dat in:

  1. ten eerste, het ware: mensen in staat stellen kun kennis over muziek te verbreden en te verdiepen. Kennis van periodes, stromingen, genres, artiesten, invloeden, wisselwerkingen. Kennis van frequenties, interferenties, polyfonie, grondtonen, boventonen, tertsen, kwinten en septiemen.
  2. ten tweede, het goede: mensen helpen om actief met muziek aan de slag te gaan. Let wel: geen muziekles geven, maar wel de boeken en andere materialen om zelfstudie te bevorderen, om een beetje te leren hoe muziek in elkaar zit. Wanneer iets harmonieert en wanneer het dissoneert. Zodat je patronen leert herkennen die je vervolgens in je eigen spel kunt toepassen. En hoe instrumenten met elkaar samenwerken om iets te maken dat groter is dan de som der delen. Of het nu om een symfonie gaat of over een rocksong;
  3. en ten derde, het schone kunnen benoemen. Waarom vind je sommige artiesten goed en andere bagger? Wie zijn binnen een genre de virtuozen en wie de werkpaarden? Wat zijn de beste uitvoeringen van Beethovens negende, en waarom? Waarom is Jimi Hendrix de grootste gitarist aller tijden? En waarom faalde het Koningslied in het verenigen van de natie in samenzang?

Klinkt dit ambitieus? Mooi. Dan is er werk aan de winkel. Want lukt het de bieb om mensen te helpen het ware, goede en schone te ontdekken in de muziek? Hun zuivere kennis, praktische kennis en hun oordeelsvermogen te verbreden én te verdiepen? Ik ben er niet zo zeker van. Laat me een paar ervaringen met u delen, die me gemaakt hebben tot de muziekliefhebber en amateurmuzikant die ik nu ben.

Op mijn veertiende begon ik platenrecensies te schrijven voor de schoolkrant. Veel zakgeld had ik niet. En omdat het wel even duurde voor de krant gedrukt was, moest ik de actueelste platen zien te krijgen. Die hadden mijn vrienden nog niet, en de bibliotheek evenmin. Ik dus naar de platenzaak om die nieuwe platen gratis te beluisteren. Blocnote en potlood in de aanslag en aantekeningen maken. Een beetje in het geniep, want de eigenaar moest dat niet zien natuurlijk. Het was sowieso al gênant dat ik de hele plaat wilde afluisteren. De meeste andere luisteraars wisten na een nummer of drie wel of ze de plaat wilden kopen. Stond ik daar nog, met altijd wel iemand in mijn rug die op het vrijkomen van een draaitafel stond te wachten.
Ik kan nu, bijna dertig jaar later, wel bekennen dat ik een keer vriendelijk werd verzocht om plaats te maken, maar toch die recensie heb geschreven terwijl ik de plaat nog maar voor twee derde had beluisterd. Als hij daar bijna dertig jaar na dato nog prijs op stelt, bied ik bij dezen graag mijn excuses aan de heer Bowie aan.

In dezelfde periode richtte ik met twee anderen een bandje op dat zou uitgroeien tot ‘de schoolband’. Als leadgitarist en een van de zangers betekende dat naast het schrijven van eigen nummers ook het uitpluizen van teksten en composities van grote bands en artiesten.
Monnikenwerk! Er was altijd wel één akkoord dat je al luisterend niet kon thuisbrengen. Zat je naast je cassetterecorder. Play, luisteren, stop, rewind, te ver natuurlijk, en dan weer play, wachten tot de passage in kwestie opnieuw langskomt. Proberen op de gitaar. Damn, nee, weer mis.
Hetzelfde met de lyrics. We hadden natuurlijk wel Engels op school maar daar werd je niet vertrouwd gemaakt met Amerikaanse slang.

Naar de bibliotheek! In die van Beuningen hadden ze een heel beperkte collectie pop-bladmuziek. Dus op de fiets naar de bieb in de Lindenberg in Nijmegen. De spanning bij het benaderen van de rekken met bladmuziek. Zouden ze het hebben? Laat ik in vredesnaam niet voor niks die tien kilometer gefietst hebben.
Eerst langs de rekken. Niks. Dan vragen aan de baliemedewerker. Nee, van Big Country hebben we niets. Wat is dat eigenlijk? Uit Schotland! Aha. Nooit van gehoord. Simple Minds, ja die hebben we wel. Ook uit Schotland ja. Maar die is uitgeleend. Je kunt reserveren hoor. Kan wel drie weken duren voor het er is.

Dan maar naar de muziekwinkel. Daar hadden ze ook bladmuziek. Check: Big Country én Simple Minds in de bakken! Snel bladeren. Jee, een Cdim-akkoord. Nooit van gehoord. Even kijken of de winkelier kijkt. Nee, gelukkig is er een gitaarfreak, die houdt hem wel even bezig. Oké, snel blocnote uit de binnenzak en het diagram van dat akkoord natekenen. En de tekst nalopen. Wat was dat rare woord in het derde couplet ook weer. Ah! Hebbes!

Schattig hè? Ja, zo ging dat toen. Het betere handwerk. Dat gaat tegenwoordig wel een stuk makkelijker. Googlen op naam artiest, twee woorden uit de titel van het liedje en ‘chords’ of ‘lyrics’ en je hebt een hele lijst hits te pakken.
Jammer is wel dat de kwaliteit daarvan zacht gezegd twijfelachtig is. De bovenste hits in Google betreffen meer dan eens overgesimplificeerde versies van de songs in kwestie. De rijkelijk-met-whisky-besprenkelde-kampvuur-versie zeg maar. Septiemakkoorden komen er niet in voor, laat staan majeur-septiemen. Zelfs de mineurakkoorden worden doodleuk genegeerd.
Om van de teksten nog te zwijgen. Songtekstboekjes raadplegen: ho maar. Correcte grammatica, spelling: nooit van gehoord. Michael Stipe, zanger van het inmiddels ontbonden R.E.M., kon het niet laten om er tijdens een liveconcert ten overstaan van een zaal Ierse fans een opmerking over te maken. Ik citeer:

“Dit is waarom het Internet zuigt. Hier staat – nou ja, om te beginnen kloppen hun teksten nooit, als er al teksten zijn trouwens, maar – hoe dan ook, hier staat: ‘Noot. Deze songteksten zijn benaderingen. Stipe heeft zelf geen flauw benul wat hij zegt (lacht).’ Dank je wel, zoekmachine!” [1]

Einde citaat. Noot: het gaat hier om een benadering. Huysmans heeft zelf geen flauw benul hoe hij dit moet vertalen.

Alles overziend kan ik zeggen dat ik meer heb gehad aan de dingen die ik heb gekocht, of ingezien in de winkel met mijn blocnote in de hand, dan de dingen die ik kon lenen. Kón, zeg ik, omdat al die dingen die de winkels aanboden – de platen, de bladmuziekboeken, de amateurmuziektijdschriften – in principe ook in de bibliotheek hadden kunnen staan. Maar ook toen al waren de collectiebudgetten beperkt, net als het aantal medewerkers op de muziekafdeling – zeker in een bibliotheek in een niet al te groot dorp.

Volksverheffing

Volksverheffing

Maar toch… Laat duidelijk zijn dat de bibliotheek mij ook heeft geholpen. Ik leende er lp’s en later cd’s, zette die over op cassettes en cd-r’s, zodat ik ze talloze keren kon beluisteren. Waarna ik ze op gehoor naspeelde op gitaar, en leerde analyseren hoe de verschillende partijen – drums, bas, slaggitaar, leadgitaar, synthesizer, zang, backing vocals – op elkaar inwerkten.
Ook heb ik wel degelijk bladmuziek gevonden in de bieb. Die heb ik gekopieerd en soms ook verspreid onder de leden van mijn band, wat het instuderen van de cover aanmerkelijk bespoedigde.
En de laatste jaren heb ik mijn muzikale smaak behoorlijk kunnen verbreden door de fantastische collectie van de centrale bibliotheek in Den Haag aan te spreken. Moderne jazz en modern klassiek was ik nooit gaan kopen, maar voor een euro per cd kun je je nog wel eens een buil vallen. Ook de bakken met recente aanwinsten hebben tot heel mooie ontdekkingen geleid.

Neemt niet weg dat het verbreden en verdiepen van mijn besef van het ware, het goede en het schone op muzikaal gebied tegenwoordig voornamelijk via het hypertext transfer protocol verloopt en de komende jaren zal dat richting de 100 procent gaan. Kunnen de bibliotheken, kan MuziekWeb daarin mee? MuziekWebLuister vind ik een hele mooie dienst, en ik vind het te prijzen dat dit nu gewoon bestaat, naast SPOTIFAAAAAIII, zonder meerkosten voor mij als lid en zonder reclame tussendoor. (Ik was laatst op een meeting in Milaan, waar werd gezegd dat muziek in de bibliotheek zijn langste tijd wel had gehad. Ik zette toen MuziekWebLuister op het grote scherm en meteen verstomde dat geluid.)

Als de bibliotheek meerwaarde wil bieden op muzikaal gebied, dan zal de sleutel liggen – daarvan ben ik overtuigd – in de context rond de content. Mensen moeten kunnen luisteren maar ook kunnen leren – hun besef van het ware, het goede en het schone in de muziek moeten kunnen verbreden en verdiepen. Dan heeft de bibliotheek meerwaarde en doet ze recht aan haar muzikale missie. Daarvoor heeft de bibliotheek dan wel de deskundige muziekfanaten nodig, die zich bovendien net als ik geen leven zonder muziek kunnen voorstellen. Maar dat is weer een ander verhaal.

Noot
[1] “This is why the Internet sucks. It says here – well, number one: they never get the lyrics right; not that there are lyrics to begin with, but – it says here: ‘Note. These lyrics are approximations. Stipe himself has no idea what he says’ (laughs).’ Thank you, search engine!” (R.E.M. – Live at the Olympia (2009), Disc 1, Sitting Still (track 15), 3:21-3:42).

Creative Commons License
Over een blocnote, Spotify en het Cdim-akkoord by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 25 juni 2013 | Posted in columns, opinie, WareKennis | Tagged , , , , , | 3 Comments

The default in open access: CC-BY-SA


The contribution of Creative Commons (CC) to a less restrictive copyright regime is, I think, invaluable. The great thing about CC is that it gives makers (that is, creators of all sorts: writers, composers, visual artists, photographers, and professions we cannot even think of yet) an opportunity to share their work more openly. And here’s the beauty in it: It does so within the confines of copyright legislation itself.

Licensing your work under one of the six current CC licenses amounts to saying: okay, I created this work, but of all the rights copyright legislation is bestowing upon me as a maker, I am happy to waive some for it to get a wider dissemination. And depending on the license I choose – and I can opt for a different license for different works – I give others more or less freedom to do with it what they want. If I want a maximum reach for my work, I do not care if others re-use it for profit making, and I will not use the Non Commercial-clause. If I want others to respect the integrity of my work, I’ll add the No Derivatives-clause.

CC-BY as the standard, or rather CC-BY-SA?

It looks as though more and more open access advocates opt for the CC-BY as the standard for open access in (scientific) publishing. In a recent piece Michael W. Carroll indeed argues that CC-BY should be the gold standard for open access. Though I can follow his arguments, I am not sure I can agree. I would like to advocate another position: the default option as an open access standard should be CC-BY-SA.

The point is that in the second stage of re-uses (remixes) CC-BY-licensed content is no longer protected from being locked up again.

Why? Simply because the Share Alike-clause guarantees that all future derivatives (‘remixes’) of the work will be open. Using CC-BY, you are never sure that others who elaborate on your work will eventually publish it under a more restrictive license. They can use your work, add a paragraph, and lock it up under full copyright, or under a CC-BY-NC-ND license. What is nice is that you will still be listed as one of the authors of the work. What is not so nice is that this particular remix of your creation will not be able to spread as far as you wished when you threw it into the world.

Stallman’s legacy: General Public License and Share Alike

The power of the Share Alike-clause struck me when I was reading some of the essays by Richard M. Stallman, who turned 60 yesterday. Stallman is the intellectual father of the free software movement and the licenses under which free software is distributed. In his bundle of essays Free Software, Free Society (second edition), he describes how he and his companions were trying to find a way to keep the code they were writing free – in the democratic sense of that word – ‘libre’ – and not necessarily ‘gratis’ (whether or not software is sold at a price or shared without economic transaction is not relevant here).
As coders, they advocated the right for everyone to use, study, redistribute and alter computer code, or even the code contained in domestic appliances, so that these tools better fit the purposes of the user.

But by default, changing code is not allowed by intellectual property (IP) law. IP law bestows alienable rights to creators and awards them exclusive rights to put their concepts to the market for a limited period of time. The logic behind IP law is that this promotes innovation by economically stimulating creators to come up with innovations – to the benefit of society as a whole. This comes at a price, however: it seriously restricts sharing and working together on innovations, which is more often than not helpful or even necessary in today’s highly complex technological engineering. You simply need people with different specialisms to construct something as complex as a stable operating system.

With a simple trick of ingenious beauty, they succeeded to create the free sphere they wished within the existing intellectual property rights regime. The General Public License (GPL) allows others to change the code for their own purpose under only two conditions: (1) that the original author of the code be mentioned and (2) that alterations of the code be published under the same license. In Free Software, Free Society, Stallman describes how the license effectively forced universities and companies to redistribute alterations of GPLed code by their employees as free software – which otherwise most likely would not have happened.

Free: the ethical imperative

I’m not going into the important discussion here about whether free software is the same as open source software (Stallman vehemently argues that open source is a designer problem, whereas free software is a social movement with an ethical imperative). More important here is tackling the question whether what counts for computer code also counts for text and copyright.

I am inclined to think it does. For all the differences in sorts of use, amount of alterations and redistributions between computer code, research data, metadata produced by libraries, of which I am aware, the effort of keeping free information free is an important ethical imperative. It is certainly true that the CC-BY-license awards the users of your own work more freedoms than the CC-BY-SA-license does. The point is that in the second stage of re-uses (remixes) CC-BY-licensed content is no longer protected from being locked up again.

So, to repeat the argument: Suppose somebody else takes your book, alters some phrases, adds a chapter or two, and publishes it under a more restrictive license – let’s say CC-BY-NC-ND. This remixer is perfectly allowed to do so (provided, of course, that s/he mentioned your name as original author). But that is not what you, being that original author, had in mind when you were sharing your work. You probably wanted others, like this author, to use your work and share improvements under CC-BY.

And suppose you are director of a national library that decides to put its metadata, generated with taxpayer’s money by many librarians over decades, on the web under a CC-BY-license or even CC0 (which is, by the way, not a license, but that is another matter). Then you want others to be able to use that database and possibly improve it, adding new records and fields. What expression will take over your face if after a while a company, or another library for that matter, distributes an improved and expanded version of your data set under a license that effectively prohibits you from re-using it yourself?

Why Share Alike should be the default

CC-BY-SA, the Creative Commons equivalent of the GNU General Public License, makes sure that this will not happen – or if it does happen, you will have a very strong case in court. That is the reason why Lawrence Lessig cum suis incorporated it in CC (Lessig’s book Free Culture was heavily inspired by Stallman’s work, the author acknowledges). And it is also the reason why it is the default option in Wikipedia. With the more restricted freedoms it offers for first re-uses (remixes) than CC-BY does come additional freedoms for all re-uses that follow. And so to keep free content free (again, to quote from Stallman’s book cited above, “think of ‘free speech’, not ‘free beer’”). Or to make sure openness is viral and passed on to other projects, as Mike Taylor puts it in one of his excellent tutorials on open access.

That is why, it seems to me, CC-BY-SA should be the default option for open access, not CC-BY. It’s a simple question of how best to serve the public good. Until now, I haven’t heard convincing arguments why CC-BY would be more suited for that purpose than CC-BY-SA. That CC-BY comes closest to the Budapest, Bethesda and Berlin Declarations on Open Access does not imply per definitionem that it is the option to be preferred. For first re-uses it is; for further re-uses it is not, I would say. But I will be happy to change my mind if I oversaw some more powerful arguments!

Please use the “comment’ option or share your thoughts under ‘Geef een reactie’ (sorry for Dutch!).

Creative Commons License
The default in open access: CC-BY-SA by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 17 maart 2013 | Posted in beleid, opinie, WareKennis | Tagged , , , , | 4 Comments