innovatie van de publieke informatievoorziening

Chroomstaal en griffioenen

UB Freiburg im Breisgau (CC BY 4.0)

Het contrast kan bijna niet groter zijn. De universiteitsbibliotheek van Freiburg im Breisgau huist in een futuristisch gebouw van zwart chroomstaal en glas. Het is gelegen aan een groot plein, zo een waar kleuters langs en door de fonteintjes rennen, skateboarders hun skills aanscherpen en oude en nieuwe Duitsers gezeten op stenen verhogingen hun belevenissen en zorgen met elkaar delen. Voorbij de draaideur ervaar je de utiliteitsbouw die universiteitsgebouwen in Duitsland zo eigen is. In het beton is de structuur van de houten planken zichtbaar die de vloeren hebben geschraagd. De verfroller is maar spaarzaam gebruikt. Richtingaanwijzingen zijn met zwarte stickers op de grijze muren aangebracht.

De UB van Heidelberg huist in een pompeus, rood-zandstenen gebouw aan de rand van de oude stad. Het gebouw paart een neobarokke protserigheid aan smeedwerk dat schatplichtig is aan de Jugendstil. Eenmaal binnen moeten studenten en medewerkers twee griffioenen passeren voor ze hun tassen in de catacomben kunnen opsluiten en naar de geklimatiseerde studiezaal klimmen. Buiten torenen twee gele kranen boven het gebouw uit: een renovatie is net voor de zomer begonnen om een deel van het gebouw bij de tijd te brengen.

De oorzaak van de verschillen is tamelijk prozaïsch. Freiburg onderging in 1944-’45 het lot dat vele Duitse steden trof: massale bombardementen van de binnensteden door de geallieerden. Naar schatting vijftienduizend bommen legden tijdens Operation Tigerfish van de Royal Air Force op 27 november 1944 een groot deel van de binnenstad plat. Achtentwintighonderd mensen vonden de dood en bijna tienduizend raakten er gewond. Van de overlevenden ontvluchtte bijna de helft de stad. Ook de universiteitsbibliotheek raakte beschadigd. In 1978 kwam er een nieuw gebouw, dat in de periode 2011-2015 compleet werd gerenoveerd tot het icoon dat het nu is.

De huidige generatie studenten in beide steden staat vermoedelijk niet stil bij het contrast.

UB Heidelberg (CC BY 4.0)

Heidelberg was net zomin als Freiburg van strategisch belang. De oudste Duitse (anno 1386) universiteitsstad had evenwel het geluk dat het, honderdvijftig kilometer noordelijker gelegen, niet op de weg van de geallieerde opmars lag. Sommige historici menen dat de stad om strategische redenen werd gespaard. Met ongeschonden spoorwegen kon ze dienen als regionale uitvalsbasis voor de aanstaande overwinnaars. Daarmee is het een van de weinige steden waar je door vooroorlogs Duitsland kunt rondlopen alsof het nog bestaat. En moet je in de UB langs twee vervaarlijke griffioenen om een boek te kunnen lenen.

De huidige generatie studenten in beide steden staat vermoedelijk niet stil bij het contrast. Als je er maar een beetje comfortabel kunt studeren op tijden dat het jou uitkomt. Behaaglijk in de winter en lekker koel in een moordend hete zomer als deze van 2018. Ook de omvang van de fysieke collecties (3,2 miljoen materialen elk, met in Freiburg nog eens 2 miljoen, en in Heidelberg 3,5 miljoen stuks decentraal) zal ze een zorg zijn. Werkstukken moeten af, tentamens gehaald en scripties voltooid. De UB’s doen wat ze kunnen om dit te faciliteren. Und das ist gut so.


Aanvulling, 31 augustus 2018: In de tekst van de column zoals die in het blad is afgedrukt, heb ik verzuimd de aadditionele collectie van 3,5 miljoen materialen te noemen die in Heidelberg in decentrale vestigingen te vinden is. Dit is hier rechtgezet.


Deze column verscheen in IP Vakblad voor Informatieprofessionals, jaargang 22 nummer 6, augustus 2018.


Creative Commons License
Chroomstaal en griffioenen by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 31 augustus 2018 | Posted in columns, onderwijs, onderzoek, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , | Reactie

Keukentrap

De keukentrap aan de achterzijde van het Bungehuis. Bron: spunk.nl

De keukentrap aan de achterzijde van het Bungehuis. Bron: spunk.nl

Hét beeld van de protesten aan de Universiteit van Amsterdam in het afgelopen collegejaar is voor mij dat van de keukentrap. Die stond als een Fremdkörper aan de achterzijde van het Bungehuis. De voordeur aan de Spuistraat was dicht gebarricadeerd, maar aan het Singel kon op twee meter boven de kade een raam open. Twee bibliothecarissen klommen via die trap naar binnen om eens te bekijken hoe de bibliotheek erbij lag. Sommige bezetters hadden er geslapen. Verder viel de ‘schade’ erg mee. Een bibliotheek mol je niet.

Studenten en medewerkers van de faculteit geesteswetenschappen, later ook van andere faculteiten, protesteerden tegen – in de kern – de teloorgang van de idee van de universiteit. Wat die idee is? Denk aan ‘universeel’, van alle markten thuis. Een brede opleiding waarin niet alleen vakkennis aan bod komt. De universiteitsstudent gaat mee op reis langs alle domeinen des levens: intellectuele, ethische, logische, artistieke. Opdat deze bestuurders in spe al die aspecten betrekken in hun toekomstige afwegingen.

Ironisch genoeg waren het nou net bestuurders tegen wie de protesten zich richtten. Die waren volgens de bezetters te druk met het managen van de eigen organisatie en hielpen daarmee paradoxaal genoeg de universiteit-als-idee om zeep. En ze hadden een punt: als studies worden opgedoekt zodra de universitaire vastgoedportefeuille in waarde daalt, is er iets goed mis.

Organisaties raken na verloop van tijd datgene kwijt waarvoor ze waren opgericht.

Het is bijna een wetmatigheid: organisaties raken na verloop van tijd datgene kwijt waarvoor ze waren opgericht. De aandacht richt zich op het voortbestaan en het beheersen van de interne dynamiek. Op een dag is er een lief-en-leed-potje voor het personeel. En wordt er vergaderd zonder dat de deelnemers kunnen uitleggen waarom. Bezuinigingen worden waargenomen als een doelgerichte aanval op de eigen club. Logisch, geen enkele directeur of bestuurder zet graag mensen op straat, laat staan dat hij of zij degene wil worden die de tent moet opdoeken.

Je ziet het ook bij de bibliotheken en provinciale serviceorganisaties, honderdzeventig in getal. Evenzovele directeur-bestuurders leggen verantwoording af aan hun raden van toezicht of bestuur en gemeenten of provincies. Niet aan elkaar of aan de burger om wie het eigenlijk gaat. Dat diens behoeften veranderen en dat de afstemming van aanbod op vraag zo langzaamaan begint te wringen, valt niet op zolang toezichthouders en subsidiegevers de directeur er niet op afrekenen.

Als het, zoals nu, hommeles is over de e-book-uitleen tussen ministerie en KB enerzijds, en de bibliotheken en VOB anderzijds, hoop ik maar dat men het eigen organisatiebelang vlug opzij kan zetten. En dat de ingevlogen ‘verkenners’ de meute ervan kunnen doordringen dat die microbelangetjes er niet toe doen. Tip: jaag die bestuurders op een wankele, twee meter hoge, ontregelende keukentrap. En laat ze eens van buiten naar binnen kijken hoe hun bibliotheek er eigenlijk bij ligt.


Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 7, oktober 2015.


Posted by Frank Huysmans on 3 oktober 2015 | Posted in beleid, columns, onderwijs, opinie | Tagged , , , , , | Reactie

Opgaan in het globale netwerk

David Weinberger (Bron: www.vebidoo.com)

David Weinberger (Bron: www.vebidoo.com)

Mijn favoriete biebfuturoloog is David Weinberger. Onder de bibliotheekgoeroes is hij de antigoeroe. In filmpjes op het web zie je hem zijn gehoor zelden in vervoering brengen. Hij doet me denken aan de eigenaar van de elektronicawinkel in Nijmegen waar ik als soldeerbeginneling mijn condensatoren en weerstanden kocht. Trek Weinberger een stofjas aan en hij sloft naar achteren om net die ene buis voor je gitaarversterker uit een la te vissen die je nodig had.

Maar genoeg over vorm en vent. Inhoud! Daar hebben we Weinberger voor. Hij schreef de bestsellers Everything is miscellaneous en Too big to know (verplichte kost voor mijn studenten, hoewel niet ‘wetenschappelijk’) en werd co-directeur van het Harvard Library Innovation Lab in de Harvard Law School. Toch wel een plek om te zijn als je van bibliotheekvernieuwing houdt.

Onlangs was hij in Florence op uitnodiging van OCLC. Hij gaf er een lezing, nam een kijkje in ‘ons’ Frysklab en werd geïnterviewd door het Britse vakblad Research Information. Niks stofjas. Oneliners! “De toekomst van bibliotheken zal niet worden geschreven door bibliotheken, en dat is iets positiefs, omdat het betekent dat de informatie die bibliotheken hebben bewaard en verrijkt goed zal worden benut.”

‘Het zal erom gaan erachter te komen welke filters het web en onszelf slimmer kunnen maken.’

Het sterke van Weinbergers perspectief op bibliotheken is dat hij ze beschouwt als onderdeel van de vernetwerkte kennis op het web. Uitgangspunt van het denken zijn niet de organisaties zelf. Evenmin de collecties die zij beheren. We beginnen de contouren te zien, aldus Weinberger, van een wereldomspannend kennisnetwerk dat de bibliotheken in zich opneemt, maar ook archieven, musea, media, bedrijven en overheden. En ook wiki’s, blogs, YouTube, aggregatiesites en de bouwstenen van het semantisch web.

Dit proces kan twee kanten op werken, heet het in Too big to know: het kan ons veel slimmer maken, maar ook veel dommer. In de pre-digitale wereld hadden we de filters die onbetrouwbare kennis en informatie eruit haalden wel aardig op orde. Maar toen kwam het web. De komende jaren zal het erom gaan erachter te komen welke filters, algoritmische en menselijk-sociale, het web en onszelf slimmer kunnen maken.

De opgave voor bibliotheken, archieven en andere kennisinstituten is daarmee helder. Het is hun taak en verantwoordelijkheid om hun content en (meta)data zo goed mogelijk in het kennisnetwerk te integreren. Opdat het netwerk als geheel slimmer wordt. Daarbij lopen ze uiteraard tegen auteursrechtelijke belemmeringen op. En dus is het hun verantwoordelijkheid actie te ondernemen – argumenteren, overtuigen en waar nodig procederen – om zulke barrières in het publieke belang te slechten.

Het vraagt wel wat. Zichzelf tot onderdeel maken van dat globale netwerk betekent dat instituten met hun vaak eerbiedwaardige verleden nu hun eigen positie moeten gaan relativeren. Maar is er wel een alternatief? We hebben duizenden jaren geïnvesteerd in onze cultuur, zegt Weinberger, ‘and we lose it at our peril’.

Deze column verscheen in Vakblad IP, jaargang 19 nummer 3, 2 april 2015.

Creative Commons License
Opgaan in het globale netwerk by Frank Huysmans is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

Posted by Frank Huysmans on 2 april 2015 | Posted in columns, opinie, vakpublicaties | Tagged , , , , , , , | 3 Comments