Het YouTube-kanaal van Lange Frans gaat op zwart. Tweets van de Amerikaanse president worden door Twitter van waarschuwingen voorzien. Facebook weert advertenties van politieke actoren. Is dat niet in strijd met het grondrecht op vrijheid van meningsuiting? Is dit geen censuur?
Niet absoluut
Zoals zo vaak is er geen eenduidig antwoord op zulke vragen. Vanuit juridisch perspectief zou je zeggen dat van censuur in deze gevallen geen sprake is. Drie aspecten zijn daarbij van belang. Ten eerste is de vrijheid van meningsuiting, ook al is het een grondrecht, niet absoluut. Er zijn grenzen aan wat je aan informatie mag verspreiden. In de Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden, voor het laatst gewijzigd in 2018, kom je in veel artikelen een voorbehoud tegen: “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”, “behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen en beperkingen” en passages van gelijke strekking.
Vanuit juridisch perspectief zou je zeggen dat in deze gevallen van censuur geen sprake is.
Zo ook in de artikelen over de vrijheid van meningsuiting, bescherming van de privacy en het briefgeheim. Je mag als burger heel veel dingen in het openbaar zeggen zonder dat je met de sterke arm te maken krijgt (artikel 7). Anderzijds mag je meningen koesteren (artikel 10) en die meningen met anderen delen zonder dat er over je schouder wordt meegekeken (artikel 13) – maar er zijn dus ook in de privésfeer wettelijke grenzen aan wat mag en wat niet.[1]
Kwetsbaar
Waarom zijn die beperkingen en uitzonderingen er? Als je je daarin gaat verdiepen, kom je al snel in aanraking met begrippen als ‘het algemeen belang’ en ‘het (kunnen) functioneren van de democratie’. Kern van de zaak is het besef dat de democratie als staatsvorm kwetsbaar is. In een democratisch bestel komen wetten en regels tot stand die door een meerderheid van de kiezers worden gesteund. Die meerderheid zou in de verleiding kunnen komen om haar wil aan de minderheid op te leggen door de wetten te veranderen. Iets dergelijks is aan de hand in Hongarije en Polen waar de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en de media de afgelopen tijd is ingeperkt of onder druk staat. Minderheden hebben in zo’n situatie moeite om hun stem te laten horen en (delen van de) meerderheid van hun argumenten te overtuigen.
Rem
Om de positie van minderheden te beschermen is het daarom niet zo eenvoudig om de grondwettelijke vrijheden te veranderen. In ons land kan een ‘gewone’ wet binnen één regeerperiode worden aangenomen of veranderd met een ‘gewone’ meerderheid van stemmen in de Tweede Kamer en daarna de Eerste Kamer.
Bij de Grondwet kan dat niet. Een Grondwetswijziging vereist eerst een gewone meerderheid in beide Kamers. Nadat het parlement is ontbonden en er nieuwe verkiezingen zijn geweest, is er ‘in tweede lezing’ een gekwalificeerde – twee derde – meerderheid in beide Kamers nodig om de wijziging in te laten gaan. Dat deze rem ook echt werkt, bleek bijvoorbeeld in 1999 en in 2005. Tijdens de ‘Nacht van Wiegel’ respectievelijk het ‘Avondje van Van Thijn’ sneuvelden er Grondwetswijzigingen op het allerlaatste moment toen er in de Eerste Kamer geen twee derde meerderheid voor kon worden gevonden.
De rem voorkomt ook dat een – per definitie tijdelijke – meerderheid het geweldsmonopolie dat de staat heeft kan misbruiken. Door inzet van politie en leger zou ze dissidenten kunnen laten oppakken en vervolgen. Of, iets minder radicaal, door te laten merken dat hun gesprekken en correspondentie worden gevolgd en daardoor bij hen een zekere mate van zelfcensuur af te dwingen.
Shannon Christine Mattern is associate professor (universitair hoofddocent) aan de New School in New York, een universiteit voor geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en design. Dit semester is ze senior fellow aan de Bauhaus Universität in Weimar. Ze schreef haar masterscriptie over de spreiding van bibliotheekvestigingen en promoveerde op de ontwikkeling en het ontwerp van de centrale bibliotheek in Seattle. In 2007 publiceerde ze het boek The New Downtown Library. Ze blogt, twittert en schrijft voor diverse tijdschriften. Een aanrader is haar artikel ‘Library as infrastructure‘ in het tijdschrift Places. Daarnaast is ze actief op het snijvlak van wetenschap, praktijk en design/architectuur van bibliotheken, archieven en andere media- en informatie-instituties.
Voor vakblad Informatieprofessional (IP) sprak ik met Shannon over haar wetenschappelijke werk, waarbij ze – vanuit het perspectief van de bibliotheek – design en de geesteswetenschappen met elkaar verbindt. Ook aan bod kwamen de huidige rollen van de bibliotheek en bibliotheekorganisaties die wat al te graag in het voetspoor van Silicon Valley willen treden.
Allereerst: hoe zou je je werk aan de New School omschrijven?
‘Mijn specialisatie is dat ik eigenlijk geen echte specialisatie heb. Ik ben behoorlijk vrij in wat ik kan doen nu ik een vaste aanstelling heb als associate professor bij de New School in New York. Maar wat ik echt leuk vind is design te verbinden met de invalshoek van geesteswetenschappen. Data, informatie en kennis dragen intellectuele vormen en infrastructuren in zich, die al dan niet samenvallen met fysieke vormen en infrastructuren. Dit onderwerp heb ik op verschillende niveaus bekeken en loopt als een rode draad door mijn werk. Zonder dat we het ons bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat. Je kunt namelijk als gebruiker bepaalde instellingen aanpassen, maar andere weer niet, omdat dit door ontwerpers en programmeurs voor jou wordt bepaald.’
‘Zonder dat we het ons bewust zijn is in een gebruikersinterface zoals die van een touchscreen, een bepaalde ideologie of systeem van waarden vervat.’
‘Momenteel houd ik me bezig met het ontwerp van meubels die we door de eeuwen heen hebben gebruikt om media in of op te zetten. In eerder werk heb ik ook naar bibliotheekgebouwen gekeken, dat wil zeggen: naar architectuur. Het is ook mogelijk om op het niveau van een hele stad of een heel land de organisatie van informatie te bestuderen. Te denken valt bijvoorbeeld aan gedeelde boekencollecties of sorteermachines, lokale knooppunten in een grote infrastructuur die meerdere steden of vestigingen bedienen.’
Je ziet veel overeenkomsten tussen bibliotheken en de andere onderwerpen waar je aan werkt?
‘Ja, zeer zeker. De uitdaging waar ik voor sta is studenten ervan te overtuigen dat bibliotheken raakvlakken hebben met mediastudies. Of dat bibliotheken interessant zijn om te bestuderen, bijvoorbeeld vanuit het perspectief van architectuur, of ook vanuit programmeren. De laatste paar jaar zijn er in New York een aantal belangrijke projecten geweest die bibliotheken op de kaart hebben gezet bij architecten en designers. Zij zijn zich ervan bewust geworden dat bibliotheken een mooie plek zijn om hun vaardigheden en experimenten op los te laten. En dat dit gebeurt in de context van de samenleving, niet in die van een commercieel bedrijf.’
De privacy van hun bezoekers en gebruikers is voor openbare (in eigenlijk voor alle) bibliotheken een groot goed. Zij willen een plek zijn waar iedereen ongezien alle informatie tot zich kan nemen. Getuigenissen van mensen als Stephen Fry die in hun puberjaren in de bibliotheek(bus)collectie ontdekten dat hun homoseksuele gevoelens veel normaler waren dan ze dachten, spreken boekdelen (sic). Bibliothecarissen ontlenen een belangrijk deel van hun beroepseer aan hun compromisloosheid juist op dit punt: de privacy van bezoekers en leners is bij hen in veilige handen. Maar is dat ook digitaal wel het geval?
Foto door Ryan Somma (CC-BY-2.0) Bron: Flickr (https://flic.kr/p/8Tkc92)
Connecticut Four
Tot welke gevolgen dit kan leiden, liet het geval van de Connecticut Four zien. Onder de Patriot Act, die na de aanslagen van 9/11 werd ingevoerd, werden de bevoegdheden van het opsporingsapparaat en de veiligheidsdiensten in de VS uitgebreid. Dit leidde ertoe dat enkele bibliothecarissen werden geconfronteerd met een zogenaamde security letter. In zo’n brief stond niet alleen dat zij gegevens over een verdachte uit hun bibliotheeksysteem moesten leveren aan de opsporingsbevoegden, maar zelfs dat zij er met letterlijk niemand over mochten praten dat dit was gebeurd, noch dat zij zo’n brief hadden ontvangen. Vier bibliothecarissen verzetten zich hiertegen en startten een rechtszaak, in de processtukken waarvan zij aanvankelijk anoniem werden opgevoerd. Uiteindelijk maakten deze Connecticut Four zich zelf bekend toen zij dit gebruik van de Patriot Act aan de kaak wilden stellen.
De bibliotheek-pc als telefooncel
Door de onthullingen over de massale datacollectie door veiligheidsdiensten in de laatste twee jaar, is duidelijk geworden dat privacybescherming meer inhoudt dan het beschermen van gebruikers- en leenregistraties. Een groot deel van het internetverkeer wordt gescand op combinaties van zoekwoorden. Bij ‘verdachte’ combinaties gaat er een alarmbel af en gaan menselijke speurders de gangen na van de gebruiker(s) van het betreffende IP-adres.
Een bibliotheekcomputer is het digitale equivalent van de telefooncel op straat.
Een bibliotheekcomputer is het digitale equivalent van de telefooncel op straat: wie anoniem wil blijven, chat, mailt en surft bij voorkeur op een van de daar aanwezige publieks-pc’s. (De 9/11-terroristen onderhielden waarschijnlijk via bibliotheek-pc’s onderling contact, wat de belangstelling van opsporingsinstanties voor de openbare bibliotheken verklaart.)
Versleutelen met HTTPS
Door de komst van online catalogi wordt er vanuit huis gezocht naar beschikbaarheid van boeken in bibliotheekcollecties. Dat verkeer is niet langer veilig. Nu is het niet waarschijnlijk dat veiligheidsdiensten erg geïnteresseerd zijn in uw en mijn seksuele voorkeuren, lichamelijke en psychische problemen laat staan vakantieplannen. Het punt is wel dat iedereen met minder goede bedoelingen en een beetje technische kennis uw internetverkeer kan monitoren.
Als bibliotheken hun privacyplicht ook online serieus nemen, dan is het versleutelen van het internetverkeer tussen thuisgebruiker en bibliotheeksite een goede oplossing die bovendien weinig hoeft te kosten. Enkele dagen geleden publiceerde de Electronic Frontier Foundation, de Amerikaanse digitale burgerrechtenorganisatie, een artikel op haar website getiteld ‘What every librarian needs to know about HTTPS‘. Hierin wordt uitgelegd waarom het aan te bevelen is om al het verkeer met bibliotheekwebsites via een beveiligde HTTPS-verbinding, met encryptie van begin tot eind, aan te bieden. Zoals de titel aangeeft is het artikel verplichte kost voor elke bibliothecaris, om niet te zeggen: elke informatieprofessional.
Schiedam heerst
Bron: https://www.debibliotheekschiedam.nl/
Hoe is de situatie in Nederland? Geprikkeld door het EFF-artikel ging ik na of Nederlandse openbare bibliotheken al HTTPS aanbieden. Dat is nog maar nauwelijks het geval. Voor zover ik heb kunnen nagaan, heeft alleen de Bibliotheek Schiedam de hele site achter HTTPS gezet. De meeste bibliotheken maken gebruik van de WaaS (website as a service) die door Bibliotheek.nl is ontwikkeld. Destijds is kennelijk geoordeeld dat het voldoende is alleen de gebruikerslogin – het meest privacygevoelige deel – via HTTPS te laten verlopen. De WaaS en de daarin te gebruiken widgets werken niet met HTTPS. Het zoeken in de catalogus en het bekijken van verdere informatie op de site is kennelijk niet als privacyprobleem aangemerkt. Daarbij komt dat, althans bij mijn account bij de Haagse openbare bibliotheek, er zelfs bij login geen HTTPS-verbinding wordt aangeboden. Mogelijk is dat bij andere bibliotheken evenmin het geval. Waar het wel goed is geregeld, is in de e-bookportal van (nu) de Koninklijke Bibliotheek.
Niets te verbergen? Toch maar doen
Alles goed en wel, maar is het ontbreken van zo’n beveiligde verbinding nu echt zo erg? Wat kan er in het ergste geval met uw en mijn data gebeuren? Het is inderdaad een gevalletje soep die in de praktijk niet zo heet zal worden gegeten. Mensen die vanuit goede of kwade motieven iets te verbergen hebben, zullen zelf wel opletten en niet zomaar in de catalogus gaan grazen. Of dat alleen doen via hun eigen VPN-verbinding. Mensen die het meekijken door anderen niet vrezen, vinden het misschien wel prima dat er niets wordt versleuteld. Medeburgers met criminele bedoelingen kunnen zo ten minste makkelijk door politie en justitie worden aangepakt.
Je zou in de digitale omgeving dezelfde mate van privacybescherming willen bieden als in de fysieke.
Desalniettemin: als (openbare) bibliotheken echt die veilige omgeving willen zijn voor hun bezoekers en gebruikers – in het midden latend of dit identiteit is of imago – is het wel een probleem. Je zou in de digitale omgeving dezelfde mate van privacybescherming willen bieden als in de fysieke. Geen bibliothecaris die over je schouder meekijkt, geen camera’s, wel plekken waar men boeken en tijdschriften kan raadplegen zonder dat anderen dat kunnen zien. En dus ook geen datastroom die door de AIVD of een slimme buurjongen eenvoudig kan worden onderschept.
Street cred
In een tijd waarin bibliotheken onder de loep liggen van bezuinigende gemeenten kan een sterk privacybeschermingsbeleid aantonen waarom de lokale gemeenschap en de samenleving als geheel niet zonder openbare bibliotheken kunnen. Je geeft er als sector een signaal mee af: uw privédomein is mede onze zorg. Het verschaft daarnaast de nodige street credibility bij het verder positioneren van de bibliotheek als plek waar burgers terecht kunnen met vragen over mediawijsheid. Bijkomend voordeel: sinds medio 2014 beloont Google sites die encryptie met HTTPS aanbieden met een hogere positie in de ranking. Op deze manier wil de zoekgigant webmasters aansporen ’to keep everyone safe on the web’. Daar wil je als neutrale, veilige informatiebemiddelaar toch niet bij achterblijven – of wel?
+ + + Eerste hulp bij informatievrijheid + + +
Tijdens de VOGIN-IP-lezing eerder dit jaar verzorgden Marina Noordegraaf en ik een workshop onder de titel ‘EHBI – Eerste Hulp Bij Informatievrijheid‘. Hierin geven we informatie over bedreigingen van grondrechten van burgers en gaan we met informatieprofessionals in gesprek over de dilemma’s waarvoor zij in de praktijk kunnen komen te staan. Door deze workshop komt het vraagstuk van informatievrijheid en privacybescherming hoger op de agenda van uw organisatie te staan. Bovendien geven we tips en trucs om er wat aan te doen, zoals het gebruik van HTTPS. Bent u geïnteresseerd in het plaatsvinden van deze workshop in uw organisatie? Neem dan vrijblijvend met Marina of mij contact op.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid