Deze week heeft Nederland honderd jaar bibliotheekbeleid. Of preciezer: Rijks bibliotheekbeleid. Op 9 maart 1921 werden de Voorwaarden betreffende de subsidieering van Rijkswege van Openbare Leeszalen en Bibliotheken ‘goedgevonden’ door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, dr. Johannes Theodoor de Visser. Deze voormalige hervormde predikant speelde als prominent Kamerlid van de Christelijk-Historische Unie vanaf 1908 een cruciale en tot dusver wat onderbelichte rol als wegbereider van het landelijke bibliotheekbeleid. In het eerste deel van dit verhaal belicht ik de meest in het oog springende verschillen tussen de openbare leeszaal van 1921 en die van een eeuw later. In het tweede deel ga ik in op de parlementaire voorgeschiedenis. Hierin laat ik zien hoe De Visser, publiekelijk én achter de schermen opererend, scherp stelling nemend maar het compromis niet schuwend, de politieke doorbraak wist te forceren die nodig was om de openbare leeszalen vast in de samenleving te verankeren.
Deel 1: Een eeuw van verschillen (1921-2021)
De tekst van de ‘Rijkssubsidievoorwaarden 1921’ zoals ze al snel werden genoemd, afgekort R.S.V. ’21 (met puntjes!) laat zien welke voorwaarden er aan het toekennen van Rijkssubsidie werden gesteld. Het belangrijkste criterium was dat de Openbare Leeszalen en Bibliotheken (kortweg O.L.B.’s) al gemeentelijke en/of provinciale subsidie moesten ontvangen voor er sprake kon zijn van additionele Rijksgelden. In gemeenten met tussen de vijf- en veertigduizend inwoners ontving de O.L.B. méér subsidie van het Rijk dan van de gemeente. Vanaf veertigduizend inwoners werd de Rijksbijdrage kleiner dan de gemeentelijke. Het landelijke beleid beoogde dus vooral het bibliotheekwerk in de kleinere gemeenten te versterken.
Aan O.L.B.’s in gemeenten met minder dan vijfduizend inwoners werd geen Rijkssubsidie verstrekt. Van een leeszaal op die schaal kon niet worden verwacht dat die aan de overige subsidievoorwaarden kon voldoen. Voor de lectuurvoorziening in die gemeenten zorgde de kort daarvoor opgerichte Centrale Vereeniging voor Reizende Bibliotheken, die ook Rijkssubsidie ging ontvangen.
Schriftelijke toestemming
Uit de tekst komen andere in het oog springende verschillen met de openbare bibliotheken van vandaag de dag goed naar voren. Toegang tot de leeszalen had je pas vanaf achttien jaar. Aan personen beneden de achttien kon toegang “worden vergund, mits met schriftelijke toestemming hunner ouders, voogden of verzorgers”. Bibliotheekwerk voor de jeugd stond nog in de kinderschoenen (!) en zou pas na de Tweede Wereldoorlog volwassen worden, hoewel een aantal bibliothecaressen zich er in de jaren 1920 en ’30 al sterk voor maakte.
Voor fictie van lager allooi ging men maar naar een zogenaamde winkelbibliotheek: een boekhandel waar boeken niet alleen werden verkocht maar ook tegen betaling uitgeleend. Dat kon de sigarenwinkel op de hoek zijn die populaire romannetjes verkocht – en onder de toonbank de gewilde ‘vieze boekjes’.
Naast algemene openbare leeszalen en bibliotheken was er ook subsidie voor Rooms-Katholieke tegenhangers. Inderdaad: Rooms-Katholieke Openbare Leeszalen en Bibliotheken (R.K.O.L.B.’s). Katholiek én openbaar? Dat klinkt als een interne tegenstrijdigheid en dat was het in feite ook. Net als in het onderwijs konden ook leeszalen op levensbeschouwelijke grondslag voor Rijkssubsidie in aanmerking komen. Aanvankelijk alleen in de overwegend katholieke regio’s, later ook in de protestants-christelijke gebieden. De vele geloofsrichtingen in hun gelederen maakten het voor protestanten lastiger dan voor katholieken (eensgezind de pauselijke lijn volgend) om binnen een gemeente een kritieke massa aan eensgezinde geloofsgenoten te mobiliseren. Eenmaal opgericht waren katholieke en christelijke O.L.B.’s ook voor niet- of andersgelovigen toegankelijk. Daarin kwam hun ‘openbare’ karakter tot uitdrukking. Niet in hun collecties – die droegen een duidelijk levensbeschouwelijk stempel en waren derhalve niet echt ‘openbaar’. De besturen dienden wel, zoveel als plaatselijk mogelijk was, leden uit alle ideologische en levensbeschouwelijke richtingen te bevatten. En de zondagsrust moest iedereen zijn vergund. Ook de bibliothecarissen van de ‘algemene’ openbare leeszalen hadden recht op een vrije zondagochtend.
De Centrale Vereeniging
Op het voldoen aan de voorwaarden voor Rijkssubsidie zag een inspecteur namens de Centrale Vereeniging voor Openbare Leeszalen en Bibliotheken (de C.V.O.L.B. of kortweg ‘C.V.’) toe. Tot zijn overlijden in 1944 bekleedde de strenge en gevreesde dr. P.C. Molhuysen, directeur van de Koninklijke Bibliotheek van 1921 tot 1937, deze positie. Door slim lobbywerk (zie verderop in dit artikel) hadden de bestuurders van de C.V. in de aanloop naar deze regeling het Rijk zover te krijgen om hun vereniging een spilfunctie te geven in de subsidiëring. Want naast de inspectie kreeg de C.V. het voor het zeggen bij het toekennen van vakdiploma’s. Directeuren en ‘bekleders van een verantwoordelijke hoofdrang’ in grotere O.L.B.’s (MT-leden zouden we nu zeggen) dienden het diploma van de door de C.V. georganiseerde opleiding te hebben behaald. Secretaris van het bestuur Henri E. Greve, in 1906 aan de Universiteit van Amsterdam op de openbare leeszaal gepromoveerd en vanaf 1919 directeur van de Haagse openbare leeszaal, was de man bij wie de aspirant-bibliothecarissen in de leer gingen.
Een diploma-vereiste is er in de bibliotheeksector al lang niet meer, in tegenstelling tot veel andere landen. Voor overheidsarchieven is een soortgelijke eis er nog wel. In het voorstel voor de nieuwe Archiefwet lijkt die bepaling niet meer terug te keren.
Dit wordt een ambitieus verhaal. Ik ga inzetten op intensivering van het humoristische gehalte van mijn columns. Onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat er de afgelopen jaren minder om is gelachen. Het aantal keren glimlachen, gewoon lachen, proesten en schaterlachen is nauwkeurig geturfd en blijkt te zijn gedaald. Vooral onder laagopgeleiden, maar vlak ook de middelbaar opgeleiden niet uit.
Hoe dat komt? Geen idee. Echt niet. Maar goed nieuws: ik was er al mee begonnen, met het opvoeren van het kietelen der lachspieren. Er lag al een plan van aanpak. Dus het is gewoon een kwestie van dat plan uitvoeren en inzetten op intensiveren. Schouders eronder en doorpakken. De intentie is er, reken er mij vooral op af.
Inmiddels ben ik al over een kwart van mijn aantal woorden. Heeft u al moeten lachen? Ja? En heeft u al meer moeten lachen dan om mijn vorige column? Niet? Ach, we snappen allemaal dat het even duurt voor het duurzaam inzetten op intensivering van de humor effect sorteert. Dus dat u meetbaar langer gaat lachen. Of vaker. Of harder. Whatever. Hoofdzaak: meer lachen!
De uitdaging waar ik voor sta is in wezen dezelfde als voor de leesbevordering. Weet u nog? Krap een jaar geleden werd bekend dat de schooljeugd steeds slechter gaat lezen. Ja duh. Ze hebben hun mobiel en hun Discord-server en hun Fortnite en hun Twitch en hun Tiktok. Natuurlijk vinden ze er geen hol aan, lezen. Maar met een coole kill of zo’n geinig filmpje, weet je wel, dat zo’n meisje in haar ondergoed staat en een hupje maakt en dan ineens een nieuwe jurk aan heeft, skills hoor, daar niet van, maar daar heb je geen ruk aan als er een deurwaardersexploot voor je neus wappert. Dus moffo en lezen, retards.
De minister van Cultuur is van Cultuur, niet van Onderwijs, en heeft maar één miljard voor de hele Cultuur. En lezen hoort in Nederland bij Cultuur. Niet bij Onderwijs.
Probleem is dat er in de school geen leesboek te vinden is. Moet je voor naar de bieb. Als die er nog is, is er een lieve vrijwilliger die je welkom heet maar niemand die je kan helpen om een leuk boek te vinden. Kort voor Prinsjesdag schreef de minister van Cultuur dat er zestig miljoen per jaar bij moet om in elke gemeente een bibliotheek te krijgen. En negentig miljoen voor een schoolbibliotheek in iedere school. Maar ze is van Cultuur en heeft maar één miljard voor de hele Cultuur.
Haar collega van Onderwijs, die heeft een dikke vijfentwintig miljard per jaar voor het basis-, voortgezet en beroepsonderwijs. Vijfentwintig, dan een komma, en wat er achter die komma staat is al bijna genoeg voor een bieb in elk dorp en elke school. Maar lezen hoort in Nederland bij Cultuur. Niet bij Onderwijs. Dus na Prinsjesdag kwam er een Bibliotheekconvenant met een miljoentje extra. En een Leesoffensief waarin wordt gestreefd naar meer samenwerking tussen Cultuur en Onderwijs. Ik kwam niet meer bij.
De Korenbeurs, hoofdvestiging van de openbare bibliotheek Schiedam, 100 jaar oud op 3 maart 2020
Dit essay schreef ik in de laatste weken van 2019. Het verscheen in een boek dat op 3 maart 2020 werd gepresenteerd in de hoofdvestiging van de openbare bibliotheek in Schiedam, de Korenbeurs, op de dag dat de bibliotheek een eeuw oud werd. De bijeenkomst had de aftrap moeten worden van een maand van festiviteiten rond het honderdjarig bestaan. Vanwege het coronavirus golden er al enige voorzorgsmaatregelen, maar van de anderhalve meter hadden de aanwezigen nog niet gehoord. Anderhalve week later ging het land in ‘intelligente lockdown’. Van het eeuwfeest kwam (evenals van de feestelijkheden rond de opening van de Utrechtse bibliotheek) weinig meer terecht. Bibliotheekvestigingen bleven dicht. Papieren boeken werden in het voorjaar nog maar mondjesmaat uitgeleend via reserveer-en-afhaaldiensten en bezorging aan huis. De online bibliotheek was er natuurlijk nog wel, en in verband met de lockdown ging de ‘vakantiebieb’ open met e-books die ook gratis te lezen waren voor niet-bibliotheekleden. Het lenen van e-books en luisterboeken kreeg hierdoor een behoorlijke impuls. Toen tegen de zomer de maatregelen werden losgelaten, keerden leners en bezoekers – en kopers in de fysieke boekhandel – weer terug. Inmiddels (9 november) zitten we in de ’tijdelijk verzwaarde tweede gedeeltelijke lockdown’ en is het nog onduidelijk hoeveel bibliotheekvestigingen in de periode 4-18 november open zullen zijn (het kabinet kondigde eerst een sluiting af, maar kwam daar onder druk van de Tweede Kamer gedeeltelijk van terug). In de boekverkoop is al wel te zien dat de online verkoop van boeken en e-books weer groeit en de verkoop in de fysieke winkels daalt. Het is nog niet te zeggen of de lockdowns een blijvend effect zullen hebben op de verhouding lezen van papier/lezen van schermen, in het nadeel van papier. Het tijdelijk aangewezen zijn op het lezen van scherm zou tot gewenning en acceptatie kunnen leiden. Dat zou het betoog hieronder kunnen ondergraven. Gezien het ’terugveren’ van het lenen en kopen van papieren boeken in de periode tussen de lockdowns heb ik er vertrouwen in dat het betoog in de kern overeind blijft.
We schrijven het jaar tweeduizendtien. Het tijdperk-Balkenende maakt plaats voor het tijdperk-Rutte. Nederland wordt weer eens tweede bij het wereldkampioenschap voetbal. De Stichting Openbare Bibliotheek Schiedam bestaat negentig jaar. En in de openbare bibliotheekwereld begint men goed nerveus te worden van het e-book.
Niet omdat men zélf denkt dat het laatste uur heeft geslagen. Maar omdat de buitenwacht dat wel lijkt te denken. Waarom zouden mensen nog op de fiets door regen en wind naar de bieb gaan als ze maar een paar muisklikken verwijderd zijn van diezelfde boeken, vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week? Een e-book kopen is duurder dan een boek lenen, akkoord, maar in buurthuizen en op tennisbanen gaan usb-sticks en cd-roms van hand tot hand met daarop duizenden boektitels. En anders heeft de doorsnee lettervreter altijd wel een handig neefje dat diezelfde titels tijdens een zondagmiddagvisite van het internet kan halen.
Kortom: in 2010 kon je als bibliotheek je eeuwfeest maar beter achter de rug hebben.
Streaming content In april van dat jaar stak ik als manager van het kersverse Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB) namens u allen belastinggeld in een universitair onderzoek naar de logistiek van bibliotheekboeken. Dat het transporteren van boeken in wat zo mooi het ‘interbibliothecair leenverkeer’ heet efficiënter georganiseerd kon worden, daar was iedereen het wel over eens. De vraag was alleen hoe, en wat daarmee bespaard kon worden. Je zou het niet denken, maar de oplossing van dat probleem was zo ingewikkeld dat er hogere wiskunde aan te pas moest komen. En die moest weer met vereenvoudigende aannames werken, want zelfs supercomputers hadden er anders dagen voor nodig gehad om de uitkomsten uit te kunnen spuwen.
Dacht ik niet ook dat we in 2015 helemaal over zouden zijn op e-books?
Het duurde niet lang voor een prominente bibliotheekdirecteur zich bij me meldde. Of het nog wel zin had om belastinggeld te steken in onderzoek naar fysieke boeken. Want dacht ik niet ook dat we in 2015 helemaal over zouden zijn op e-books?
Het hád gekund. Cd’s en dvd’s hadden al te maken gekregen met digitale piraterij en vervolgens met iTunes en YouTube. De genadeklappen werden uitgedeeld door Spotify en Netflix. Content kwam los van de drager en werd vervolgens niet meer per bestandje verkocht maar in een all-you-can-eat-abonnement verhandeld tegen een vast bedrag per maand. Streaming had de toekomst. Waarom zou het met boeken anders gaan?
Over de top De kans dat innovaties een stille dood sterven is groter dan dat ze oude technologieën overbodig maken. In 2015 was in de leidende Engelstalige markt het hoogtepunt van het e-book en de e-reader al voorbij.[1] De piek lag even daarvoor bij een marktaandeel van tussen de 25 en 30 procent. Inmiddels ligt het weer beneden de twintig procent. Anders gezegd: meer dan tachtig procent van hun omzet halen uitgevers van Engelstalige boeken uit op papier gedrukte boeken. In markten als Duitsland, Spanje, Italië en Nederland heeft het digitale boek een aandeel van nog geen tien procent.[2] Ook het e-book-platform van de Nederlandse openbare bibliotheken[3] en de commerciële abonnementsdienst KoboPlus hebben geen leesrevolutie ontketend, getuige de laatst beschikbare marktcijfers.[4] Wat nog wel lijkt te groeien is de markt voor audioboeken, inclusief de variant waarbij je boeken afwisselend kunt lezen en luisteren.
Privacy & Cookies: This site uses cookies. By continuing to use this website, you agree to their use.
To find out more, including how to control cookies, see here:
Cookiebeleid